Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4642

Datum uitspraak2009-07-28
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-003544-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Moord. Tien jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

Sector strafrecht Parketnummer: 21-003544-08 Uitspraak d.d.: 28 juli 2009 TEGENSPRAAK Promis Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 20 augustus 2008 in de strafzaak tegen verdachte. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 juli 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr F.C. Staehle jr., naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 01 maart 2008 te Zutphen opzettelijk en met voorbedachte rade [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [het slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meer, althans één, ste(e)k(en) in de halsstreek, althans in het lichaam, toegebracht, tengevolge waarvan voornoemd [slachtoffer] is overleden; althans, dat hij op of omstreeks 01 maart 2008 te Zutphen opzettelijk [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet [het slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meer, althans één, ste(e)k(en) in de halsstreek, althans in het lichaam, toegebracht, tengevolge waarvan voornoemd [slachtoffer] is overleden. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overweging met betrekking tot het bewijs(1) Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij op 1 maart 2008 te Zutphen [het slachtoffer] opzettelijk met een mes in de halsstreek heeft gestoken, tengevolge waarvan [het slachtoffer] is overleden.(2) Uit het relaas van verbalisanten(3), de verklaring van de lijkschouwer van de gemeente Zutphen(4) en de conclusie van de afdeling pathologie van het Nederlands Forensisch Instituut(5) volgt dat [het slachtoffer] kort nadat hij door verdachte in de halsstreek is gestoken hieraan is overleden. Voorbedachte raad Verdachte heeft verklaard: “Ik stak [het slachtoffer] met kracht in zijn hals.”(6) “Ik had hem ook in zijn been kunnen steken, maar ik heb hem bewust in de bovenkant van zijn lichaam gestoken. Ik heb hem in zijn hals gestoken, omdat ik niet een gestoord iemand achter mijn moeder aan wilde hebben.”(7) “Ik heb tegen mijn broer gezegd dat hij zich er niet mee moest bemoeien als het uit de hand zou lopen.”(8) Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank verklaard: “[Het slachtoffer] kreeg nog € 400,00 van mij, wegens drugsgerelateerde zaken”(9) [Getuige A], de moeder van verdachte, heeft verklaard dat verdachte haar op 1 maart 2008 heeft gebeld en haar heeft gezegd: “Ik moet € 400,00 hebben want die gozer wil niet uit mijn flat.” De moeder heeft gezegd dat zij niet wilde betalen, waarop verdachte heeft gezegd: “Dan ga ik erheen en dan is hij binnen een uur dood.” Hij hing op met: “Binnen een uur is hij dood, want ik ga er heen.” Later werd de moeder gebeld door verdachte die zei: Hij is dood! Hij is dood, want hij wou naar mama toe.”(10) [Getuige B], de vriendin van verdachte, heeft verklaard dat verdachte op 1 maart 2008 tegen haar heeft gezegd: “Ik ga [het slachtoffer] neersteken.”(11) [Getuige C] heeft verklaard dat verdachte op 1 maart 2008 - vóórdat hij buiten de woning een mes in de keelstreek van [het slachtoffer] stak – in de keuken een mes uit zijn zak haalde en daarna voor het slachtoffer uit naar buiten liep.(12) [Getuige D] heeft verklaard dat verdachte op 1 maart 2008 - vóórdat hij buiten de woning een mes in de keelstreek van [het slachtoffer] stak - een mes uit zijn binnenzak haalde en met het mes voor zich naar buiten liep.(13) Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven Op grond van de bovengenoemde verklaringen acht het hof bewezen dat verdachte het slachtoffer na kalm beraad en rustig overleg van het leven heeft beroofd. Naar het oordeel van het hof staat immers vast dat verdachte ofwel vóór hij de uitlatingen tegen zijn moeder en zijn vriendin deed ofwel op het moment dat hij in het huis van [persoon E] een mes uit zijn zak pakte, het besluit had genomen om het slachtoffer van het leven te beroven. Het hof laat ten aanzien van de beantwoording van de vraag of sprake is van voorbedachten rade in het midden op welk van deze twee momenten verdachte het besluit heeft genomen om het slachtoffer van het leven te beroven, omdat het in beide gevallen tot de conclusie komt dat er voor verdachte tussen het besluit en de uitvoering daarvan gelegenheid is geweest om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn besluit. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op of omstreeks 01 maart 2008 te Zutphen opzettelijk en met voorbedachte rade [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [het slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meer, althans één, ste(e)k(en) in de halsstreek, althans in het lichaam, toegebracht, tengevolge waarvan voornoemd [slachtoffer] is overleden. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: ten aanzien van het primair bewezenverklaarde: Moord. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest. De rechtbank Zutphen heeft de verdachte veroordeeld wegens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met atrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest. De raadsman heeft het hof verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met een aantal persoonlijk omstandigheden van verdachte, die tot strafvermindering zouden moeten leiden. De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de volgende omstandigheden. Op 1 maart 2008 heeft verdachte thuis een aantal messen en een hakbijltje gepakt en is vervolgens naar de woning van [persoon E] gereden. Achter de woning heeft verdachte, nadat hij nog in de woning een mes uit zijn zak had gepakt, [het slachtoffer] opzettelijk van het leven beroofd door hem met een mes in zijn halsstreek te steken. Door aldus te handelen heeft verdachte blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Verdachte heeft door zijn handelen aan de kinderen, andere familieleden en vrienden van het slachtoffer groot en onherstelbaar leed toegebracht. Dit blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [persoon F], de dochter van het slachtoffer. Aan te nemen valt dat zij dat leed en de mede als gevolg daarvan ontstane psychische schade nog lang, mogelijk de rest van hun leven, zullen ervaren. Het ernstige gevolg van het bewezenverklaarde en de wijze waarop de levensberoving is uitgevoerd, hebben een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving in het algemeen, en de omgeving van het slachtoffer en van personen, die getuige waren van het gebeurde in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Moord, zoals in het onderhavige geval bewezen is verklaard, behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt. Het hof zal bij de beoordeling van de onderhavige zaak en de oplegging van straf, rekening houden met vergelijkbare zaken, zoals vermeld in de door rechters gehanteerde databank consistente straftoemeting. De werkelijkheid gebiedt in dit verband te zeggen dat het strafrecht gevallen kent die, hoe moeilijk dit voor de direct betrokkenen in deze zaak ook voorstelbaar zal zijn, nog ernstiger zijn dan het onderhavige. Dat verschil moet naar het oordeel van het hof tot uitdrukking komen in een genuanceerde strafoplegging. Het hof merkt in dit verband op dat het er bij de strafoplegging van uitgaat dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een geruime tijd tevoren en zorgvuldig beraamde moord en dat aannemelijk is dat verdachte zelf ook onder de gevolgen van zijn daad lijdt. Voorts houdt het hof rekening met de door de raadsman geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte en de verstoord geraakte verhouding tussen het slachtoffer en verdachte. In het bijzonder houdt het hof rekening met de omstandigheden dat het slachtoffer verdachte meermalen heeft bedreigd, geïntimideerd en onder druk heeft gezet - wat verdachte vóór de moord ook aan de politie heeft gemeld - en met de weigering van het slachtoffer om de woning van verdachte te verlaten, nadat verdachte hem daar tijdelijk onderdak had verschaft. Het hof houdt ten slotte rekening met de multidisciplinaire rapportage van [persoon G] (psychiater) en [persoon H] (psycholoog), gedateerd 29 mei 2008, die omtrent de persoon van verdachte is uitgebracht, onder meer inhoudende als conclusie van voormelde deskundigen - zakelijk weergegeven - dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit sprake was van een ziekelijk stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen. Het hof neemt deze conclusie over. Op grond van het bovenstaande komt het hof weliswaar tot oplegging van een gevangenisstraf van lange duur, maar toch korter dan de rechtbank heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd. Al met al acht het hof een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tien jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Beslag De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De vordering van de benadeelde partij [persoon F] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.070,40. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 63,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Verwijzingen 1) Voor zover niet anders aangegeven, wordt hierna telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte overzichtsproces-verbaal van de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, genummerd 08-202579, gesloten en getekend op 11 april 2008 door [persoon I], [persoon J] en [persoon K], allen brigadier van politie. 2) De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 14 juli 2009. 3) Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0631/08-234830, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten (pagina 382 e.v.). 4) Een geschrift als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, te weten de verklaring van [persoon L], lijkschouwer van de gemeente Zutphen (pagina 388). 5) Een geschrift als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een stuk van het Nederlands Forensisch Instituut, afdeling pathologie, genummerd 2008.02.29.021, opgemaakt en ondertekend door [persoon M] en [persoon N]. 6) Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte (pagina 73 e.v.). 7) Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte (pagina 65 e.v.). 8) Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte (pagina 84 e.v.). 9) Proces-verbaal van de terechtzitting van 6 augustus 2008 (pagina 2). 10) Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige A] (pagina 82 e.v.). 11) Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten (pagina 94 e.v.). 12) Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige C] (pagina 601 e.v.). 13) Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige D] (pagina 641 e.v.). BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De in beslag genomen voorwerpen Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen 5,7 en 8 genoemd op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage I). Gelast de teruggave aan veroordeelde van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen 1, 2, 4, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17 genoemd op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage I). De vordering van de benadeelde partij [persoon F]: Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [persoon F], te betalen een bedrag van € 63,40 (drieënzestig euro en veertig cent). Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [persoon F], een bedrag te betalen van € 63,40 (drieënzestig euro en veertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr J.M.J. Denie, voorzitter, mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr R. de Groot, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier, en op 28 juli 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.