Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5094

Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809053/1/R3
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 30 oktober 2008 heeft de raad van de gemeente Scheemda (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Gascompressorstation en omgeving en partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebieden" (hierna: het plan) vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de [appellante], [maat a en maat b]. (hierna in enkelvoud: [appellante]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 9 februari 2009.


Uitspraak

200809053/1/R3. Datum uitspraak: 12 augustus 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], gevestigd te Scheemda en haar maten [maat a en maat b], beiden wonend te Scheemda, appellanten en de raad van de gemeente Scheemda, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 30 oktober 2008 heeft de raad van de gemeente Scheemda (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Gascompressorstation en omgeving en partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebieden" (hierna: het plan) vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de [appellante], [maat a en maat b]. (hierna in enkelvoud: [appellante]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 9 februari 2009. De raad heeft een verweerschrift ingediend. De naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Gasunie (hierna: de Gasunie) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door G. Jansen, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de Gasunie, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Amsterdam. 2. Overwegingen 2.1. Het plan voorziet in de aanleg van meerdere aardgastransportleidingen in het traject tussen Rysum (Duitsland) en Scheemda in combinatie met de bouw van een nieuw gascompressorstation in de gemeente Scheemda. 2.2. Het beroep van [appellante] richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijf-Gascompressorstation" naast zijn percelen, en tegen de vaststelling van het plandeel met de dubbelbestemming "Leiding-Gas" op zijn percelen aan de Vogelzangsterweg. [appellante] voert aan dat door de dubbelbestemming "Leiding-Gas" de gebruiksmogelijkheden voor het akkerbouw- en rundveebedrijf op zijn percelen worden beperkt. Dit is in strijd met het streekplan en het gemeentelijke beleid. Ook bemoeilijkt de geluidoverlast van het station, mede gezien cumulatief effect van de geluidoverlast van de nabij gelegen inrichtingen, de beweiding van zijn drachtige koeien. Bij het vaststellen van de geluidzone van het station is volgens [appellante] gehandeld in strijd met de Wet geluidhinder. Bovendien is de raad niet ingegaan op de in de inspraakreactie aangevoerde vrees voor piekbelasting die van het station uitgaat. Voorts stelt [appellante] dat onvoldoende rekening is gehouden met de externe veiligheid nu het station wordt geplaatst naast een bestaande aardgaslocatie van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: de NAM) en een reeds aanwezige hoogspanningskabel. Een verzoek van [appellante] om een bestemmingsplanherziening voor het realiseren van windmolens is enige tijd geleden afgewezen omdat het gebied open moest blijven. Er is sprake van rechtsongelijkheid nu de Gasunie wel de mogelijkheid heeft gekregen tot het realiseren van het gascompressorstation. [appellante] stelt daarom dat in het bestemmingsplan ten onrechte niet de mogelijkheid is opgenomen om windmolens op te richten. Verder stelt [appellante] dat hij nooit een zakelijk recht zou hebben gevestigd voor de aanleg van de leidingen als hij had geweten dat het gascompressorstation naast zijn perceel zou worden gebouwd. Ten slotte stelt [appellante] dat de aanleg van het gascompressorstation daling van de grondwaterstand tot gevolg heeft hetgeen negatieve gevolgen voor zijn bedrijfsvoering zou kunnen hebben. 2.3. De gronden met de bestemming "Leiding-Gas" zijn ingevolge artikel 6 van de planregels bestemd voor de aanleg en de instandhouding van ondergrondse hoge druk hoofdaardgastransportleidingen in het plangebied. Het is op gronden met deze bestemming verboden zonder aanlegvergunning bouw- en graafwerkzaamheden uit te voeren. In het bestemmingsplan "Buitengebieden van de gemeente Scheemda" zijn de gronden tevens bestemd als "Agrarische Cultuurgrond". De gronden met deze bestemming zijn ingevolge artikel 5 van dit plan bestemd voor grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden. 2.4. Het zakelijke recht dat [appellante] heeft gesloten met de Gasunie ziet op de aardgasleidingen die op de percelen van [appellante] zijn aangelegd. Bezwaren tegen de vestiging van een zakelijk recht kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Overigens blijkt wel uit het bestreden besluit dat de locatie van het gascompressorstation niet wordt beïnvloed door de locatie van de leidingen. De raad heeft daartoe gesteld dat de leidingen ongeacht de locatie van het gascompressorstation op deze plaats zouden worden gelegd. Het plan beoogt met de dubbelbestemming "Leiding-Gas" een feitelijke situatie vast te leggen, namelijk de aanwezigheid van vier aardgasleidingen op de percelen van [appellante]. De bestemming brengt in zoverre beperkingen met zich dat het behoudens een aanlegvergunning verboden is bepaalde werken of werkzaamheden uit te voeren boven het leidingentracé. Verder is het, anders dan in het voorheen geldende plan, niet meer mogelijk door middel van een binnenplanse vrijstelling boven het tracé bedrijfsgebouwen te realiseren. [appellante]' percelen zijn thans in gebruik voor beweiding. Dit gebruik en het gebruik als akkerbouw- en tuinbouwgrond is, zoals de raad terecht stelt, met de dubbelbestemming nog steeds zonder meer mogelijk, nu normaal spit- en ploegwerk van het aanlegvergunningvereiste is uitgezonderd. Bovendien geldt de dubbelbestemming "Leiding-Gas" alleen voor het smalle tracé zoals op de plankaart is aangegeven. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een zodanige negatieve invloed van de dubbelbestemming "Leiding-Gas" dat een normale bedrijfsvoering onmogelijk zou blijken te zijn. 2.5. Voor het gascompressorstation is ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder een geluidzone vastgesteld, waarbuiten de in de Wet geluidhinder opgenomen grenswaarden niet mogen worden overschreden. Deze geluidzone is in het plan vastgelegd. Uit de in dit kader uitgevoerde akoestische onderzoeken is naar voren gekomen dat bij alle woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB. Ten aanzien van de cumulatie van geluid biedt het wettelijk kader dat van toepassing is op inrichtingen, gelegen op gezoneerde industrieterreinen, geen mogelijkheid om geluidhinder vanwege buiten die terreinen gelegen inrichtingen bij de toetsing aan de geldende zonegrenswaarden te betrekken. Gelet hierop heeft de raad zich met juistheid op het standpunt gesteld dat het plan voldoet aan de Wet geluidhinder. Cumulatie kan wel een rol spelen bij de belangenafweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Blijkens het bestreden besluit liggen de terreinen van de NAM op zodanig grote afstand van het gascompressorstation dat sprake is van ruimtelijk gescheiden terreinen met bijbehorende geluidzones zodat niet aannemelijk is dat sprake is van cumulatie. Anders dan [appellante] stelt is in het aan het plan ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek van 30 januari 2008 van Ramakers raadgevend ingenieursbureau bv wel gekeken naar incidentele bedrijfssituaties die piekgeluid kunnen veroorzaken. De raad heeft op dit bezwaar van [appellante] uitdrukkelijk gereageerd in een passage over plotselinge geluidoverlast in het bestreden besluit. Het onderzoek wijst uit dat de zogenaamde afblaasacties zorgen voor piekgeluid. Een geplande afblaasactie zal altijd verband houden met onderhoud en wordt vooraf aangekondigd waarna beschermende maatregelen kunnen worden getroffen. Een ongeplande afblaasactie zal naar verwachting maximaal 1 keer per 3 jaar voorkomen, aldus voornoemd onderzoek. Gezien het incidentele karakter van het piekgeluid heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vrees van [appellante] voor veelvuldig optredende piekbelasting ongerechtvaardigd is en dat aan de gestelde negatieve gevolgen voor de beweiding van zijn melkveekoeien vanwege het piekgeluid een minder zwaarwegend belang kan worden toegekend dan aan de belangen die met het station zijn gediend. 2.5.1. In het aan het plan ten grondslag gelegde rapport Kwantitatieve Risicotoetsing Compressorstation Scheemda van 15 februari 2008 is een risicoanalyse met betrekking tot de externe veiligheid gemaakt voor zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. In het rapport is vastgesteld dat zich binnen de directe omgeving van het gascompressorstation geen kwetsbare objecten noch beperkt kwetsbare objecten bevinden en dat zich in de omgeving nauwelijks personen bevinden binnen de invloedssfeer van de installatie. De conclusie van het rapport is dan ook dat het gascompressorstation voldoet aan de vastgestelde criteria voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Ter zitting heeft de Gasunie daar aan toegevoegd dat geen sprake kan zijn van cumulatie nu zich binnen de risicocontour geen andere inrichtingen bevinden. De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding de conclusie in het rapport voor onjuist te houden. 2.5.2. Wat betreft het argument van [appellante] dat de raad een aantal jaren geleden het verzoek om een bestemmingsplanherziening ten behoeve van de oprichting van windmolens heeft afgewezen terwijl met de onderhavige herziening wel bebouwing mogelijk wordt gemaakt oordeelt de Afdeling als volgt. De raad heeft ter zitting verklaard dat het gemeentelijke beleid erop is gericht het gebied zoveel mogelijk open te houden en geen windmolens toe te staan. Windmolens kunnen wat de ruimtelijke uitstraling betreft niet op één lijn worden gesteld met een gascompressorstation en maken ook geen deel uit van dit beleid. Gelet hierop is geen sprake van gelijke gevallen die gelijke behandeling behoeven. 2.5.3. Blijkens het bestreden besluit betreft een mogelijke daling van de grondwaterstand slechts een tijdelijke daling ten tijde van de aanleg van de leidingsleuf, waarbij de negatieve neveneffecten zoveel mogelijk worden tegengegaan door te treffen mitigerende maatregelen. Gezien het huidige gebruik van de desbetreffende gronden als weiland in combinatie met de effectbeperkende maatregelen zullen negatieve gevolgen voor de bedrijfsvoering tot een minimum beperkt blijven. Indien toch negatieve gevolgen optreden voor de bedrijfsvoering ten gevolge van de vestiging van het gascompressorstation kan een schadeloosstelling bij de Gasunie worden aangevraagd, aldus het bestreden besluit. De Gasunie heeft zich blijkens de schriftelijke uiteenzetting in het opstalrecht jegens de grondeigenaar/gebruiker aansprakelijk erkend voor alle schade als gevolg van aanlegwerkzaamheden, het gebruik of inspectie van het werk, en voor onderhouds- herstel of verleggingswerkzaamheden. Gelet hierop bestaat geen grond voor de verwachting dat de gevolgen van een eventuele tijdelijke daling van de grondwaterstand voor de bedrijfsvoering zodanig zullen zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan zijn gediend. 2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat. w.g. Van Buuren w.g. Boermans lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009 429-608.