Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5462

Datum uitspraak2009-07-02
Datum gepubliceerd2009-08-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.016.263.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Curatele. Verzoeker, kleinzoon van de zwager van betrokkene, behoort niet tot de kring van belanghebbenden, zoals volgt uit de artikelen 1:389 en 1:379 BW, dan wel 798 Rv.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 2 juli 2009 Zaaknummer : 200.016.263.01 Rekestnr. rechtbank : 08-82321 [appellant 1], wonende te [woonplaats], hierna ook te noemen: de vrouw, en [appelant 2], wonende te [woonplaats], hierna ook te noemen: [verzoeker 2], verzoekers in hoger beroep, hierna gezamenlijk te noemen: de verzoekers, advocaat mr. R. F. van Leeuwen, kantoorhoudend te Rotterdam, Als belanghebbende is aangemerkt: [belanghebbende], wonende te [woonplaats], in zijn hoedanigheid van curator van de vrouw, verweerder in hoger beroep, hierna ook te noemen: de curator, advocaat: mr. A. A. den Hollander, kantoorhoudend te Middelharnis. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De verzoekers zijn op 15 september 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 16 juni 2008 en 8 juli 2008 van de kantonrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage. De curator heeft op 19 mei 2009 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de verzoekers zijn bij het hof op 2 februari 2009 en 3 april 2009 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de curator zijn bij het hof op 22 juni 2009 en 23 juni 2009 aanvullende stukken ingekomen. Op 2 juli 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, en de curator, bijgestaan door zijn advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikkingen. Bij de beschikking van 16 juni 2008 is, alvorens verder te beslissen, [belanghebbende], geboren [in] 1955 te[geboorteplaats], met ingang van die datum benoemd tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan verzoekster [de vrouw], geboren [in] 1920 te [geboorteplaats]. Bij de beschikking van 8 juli 2008 is de vrouw onder curatele gesteld en is [belanghebbende], geboren [in] 1955 te [geboorteplaats] tot curator benoemd. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de benoeming van de provisionele bewindvoerder en de ondercuratelestelling van de vrouw en de benoeming van de curator. 2. De verzoekers verzoeken het hof de bestreden beschikkingen te vernietigen, subsidiair opnieuw beschikkende een nieuwe neutrale curator te benoemen met ingang van de datum van de beschikking van het hof. 3. De curator bestrijdt het beroep en verzoekt het hof om verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren, alsmede de beschikking van de kantonrechter van 8 juli 2008, al dan niet met verbetering van gronden, te bevestigen. 4. Ter onderbouwing van het beroepschrift hebben verzoekers – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Ten onrechte heeft de kantonrechter de vrouw onder provisioneel bewind c.q. curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en [belanghebbende] als curator benoemd. Er is geen noodzaak (meer) om de vrouw onder curatele te stellen, nu haar familie altijd goed voor haar heeft gezorgd en zal zorgen. Voorts wensen de verzoekers in ieder geval niet langer dat [belanghebbende] als curator zal optreden daar zij hem, naar aanleiding van een aantal gebeurtenissen, niet vertrouwen. 5. De curator stelt dat [verzoeker 2] de kleinzoon is van de zwager van de vrouw en niet behoort tot de groep personen genoemd in de artikelen 1:379 en 1:389, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW), terwijl hij ook geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv). Om die reden dient [verzoeker 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. Ten aanzien van de grieven stelt de curator dat het initiatief tot het indienen van het verzoek tot ondercuratelestelling en de benoeming van hem als curator van de vrouw is uitgegaan en dat dit nog steeds haar wens is. De curator bestrijdt de beschuldigingen van [verzoeker 2] en stelt ieder jaar aan de rechter rekening en verantwoording af te leggen van het door hem gevoerde financiële beheer. Hij is niet verplicht dit jegens [verzoeker 2] te doen. 6. Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat op grond van artikel 1:389 BW een verzoek tot beëindiging van de curatele kan worden gedaan door dezelfde personen die de curatele kunnen verzoeken. Artikel 1: 379 BW bepaalt dat de curatele kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot of andere levensgezel, geregistreerde partner, zijn bloedverwanten in rechte lijn en die in de zijlijn tot de vierde graad ingesloten, voogd of het openbaar ministerie. Naar het oordeel van het hof behoort [verzoeker 2] niet tot deze groep personen aangezien hij de kleinzoon van de zwager van de vrouw is. Daarnaast is het hof van oordeel dat [verzoeker 2] geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 Rv nu zijn rechten en verplichtingen geen rechtstreekse betrekking hebben op de zaak. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat [verzoeker 2] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. 7. Ter terechtzitting heeft de vrouw het hoger beroep ingetrokken. De vrouw heeft haar bezwaren tegen de bestreden beschikking niet langer gehandhaafd, zodat te dien aanzien niet meer behoeft te worden beslist. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: verklaart [verzoeker 2] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Van de Poll en Fockema Andreae-Hartsuiker bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2009, geminuteerd op 22 juli 2009.