Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5771

Datum uitspraak2009-08-13
Datum gepubliceerd2009-08-24
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6171 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning salaris volgens salarisschaal 9 met ingang van 1 februari 2004. Afwijzing verzoek om met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998, zijnde de datum dat hij die functie is gaan vervullen, naar salarisschaal 9 te worden bevorderd. Anders dan de rechtbank heeft overwogen acht de Raad voldoende aannemelijk dat bij het ministerie van LNV een als beleid aan te merken vaste praktijk bestaat om de ingangsdatum van een bevordering gelijk te stellen met de eerste dag van de maand waarin het verzoek is gedaan. Dat dit beleid niet schriftelijk is vastgelegd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel, nu deze praktijk in voldoende mate blijkt uit de voorbeelden die in het dossier zijn vermeld met betrekking tot de gang van zaken rond de bevorderingen van een functie bij de AID. Gebleken is immers dat bij de AID in slechts twee gevallen, te weten bij L en K, is afgeweken van dit beleid. Met inachtneming hiervan onderschrijft de Raad het standpunt van appellant dat de data van bevordering van L en K kennelijk op een fout berusten. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 26 juni 2008, LJN BD6286 en TAR 2009, 25) strekt het gelijkheidsbeginsel niet zover dat het bestuursorgaan gehouden is om een gemaakte fout te herhalen. De omstandigheid dat L en K met terugwerkende kracht in een hogere salarisschaal zijn ingedeeld, noch het feit dat betrokkenes werkzaamheden grotendeels overeenkwamen met die van L, brengt naar het oordeel van de Raad voor appellant niet de verplichting mee om betrokkene in afwijking van het beleid ook eerder dan per 1 februari 2004 te bevorderen naar salarisschaal 9. De Raad komt dan ook tot de conclusie dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd.


Uitspraak

07/6171 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 september 2007, 07/403, (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene) en appellant Datum uitspraak: 13 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Bent, werkzaam bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: ministerie van LNV). Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. M.C.W.C. van Zon, werkzaam bij AbvaKabo FNV. II. OVERWEGINGEN 1.1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.2. Betrokkene is werkzaam bij de Algemene Inspectiedienst (hierna: AID) van het ministerie van LNV. Met ingang van 1 april 1998 is betrokkene in afwachting van een interne reorganisatie op tijdelijke basis benoemd in de functie [naam functie A], salarisschaal 8. Na de reorganisatie is betrokkene met ingang van 1 oktober 2000 geplaatst in de functie [naam functie B], salarisschaal 8, welke functie gelijk is aan de functie die hij laatstelijk verrichtte. 1.3. Bij brief van 17 februari 2004 heeft betrokkene verzocht om te worden bevorderd naar functieschaal 9. Bij besluit van 27 mei 2005 is aan betrokkene vervolgens met ingang van 1 februari 2004 een salaris toegekend volgens salarisschaal 9. Betrokkene heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en verzocht om met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998, zijnde de datum dat hij die functie is gaan vervullen, naar salarisschaal 9 te worden bevorderd. Betrokkene heeft daarbij verwezen naar zijn collega L die vergelijkbare werkzaamheden verrichtte en die na een verzoek om bevordering wel met terugwerkende kracht tot 1 april 1998 in die salarisschaal is ingedeeld. Bij besluit van 11 januari 2007 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat ten aanzien van betrokkene en L geen sprake is van zodanige verschillen dat daarin een rechtvaardiging ligt voor het feit dat L, anders dan betrokkene, wel met terugwerkende kracht is bevorderd naar schaal 9. Dat betrokkene de uitkomst van de bezwarenprocedure van L heeft afgewacht, rechtvaardigt dat verschil volgens de rechtbank evenmin. Indeling in salarisschaal 9 kan volgens de rechtbank slechts aan betrokkene onthouden worden als die inschaling van L berust op een evidente fout. De rechtbank heeft overwogen dat de inschaling van L met terugwerkende kracht niet in strijd was met een wettelijk voorschrift, dat een beleidsregel betreffende de ingangsdatum van bevordering ontbreekt en dat niet aannemelijk wordt geacht dat er een vaste praktijk bestaat om bevorderingen niet eerder in te laten gaan dan de maand waarin het verzoek is ingediend. De rechtbank heeft hieruit geconcludeerd dat de indeling van L met ingang van de datum van aanstelling niet aan een evidente fout kan worden toege-schreven en geoordeeld dat het bestreden besluit wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel dient te worden vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat betrokkene met ingang van 1 april 1998 wordt ingedeeld in functieschaal 9. 3. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat bevorderingen van ambtenaren die werkzaam zijn bij het ministerie van LNV op grond van een vaste praktijk niet eerder plaatsvinden dan vanaf het moment van een aanvraag daartoe. Die vaste praktijk is niet schriftelijk vastgelegd maar is wel geldend beleid. Binnen de AID is in twee gevallen, te weten bij L en K, om niet verklaarbare redenen van dat beleid afgeweken en dat kan er volgens appellant niet toe leiden dat betrokkene in strijd met het beleid ook recht heeft op bevordering met ingang van 1 april 1998. Alhoewel de werkzaamheden van L en betrokkene grotendeels overeenkomen, is er volgens appellant in zoverre geen sprake van gelijke gevallen, nu betrokkene de procedure van L heeft afgewacht en pas veel later de rechtskracht van zijn inschaling ter discussie heeft gesteld. 4. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende. 4.1. Anders dan de rechtbank heeft overwogen acht de Raad voldoende aannemelijk dat bij het ministerie van LNV een als beleid aan te merken vaste praktijk bestaat om de ingangsdatum van een bevordering gelijk te stellen met de eerste dag van de maand waarin het verzoek is gedaan. Dat dit beleid niet schriftelijk is vastgelegd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel, nu deze praktijk in voldoende mate blijkt uit de voorbeelden die in het dossier zijn vermeld met betrekking tot de gang van zaken rond de bevorderingen van [naam functie] bij de AID. Gebleken is immers dat bij de AID in slechts twee gevallen, te weten bij L en K, is afgeweken van dit beleid. 4.2. Met inachtneming hiervan onderschrijft de Raad het standpunt van appellant dat de data van bevordering van L en K kennelijk op een fout berusten. Volgens vaste recht-spraak van de Raad (CRvB 26 juni 2008, LJN BD6286 en TAR 2009, 25) strekt het gelijkheidsbeginsel niet zover dat het bestuursorgaan gehouden is om een gemaakte fout te herhalen. De omstandigheid dat L en K met terugwerkende kracht in een hogere salarisschaal zijn ingedeeld, noch het feit dat betrokkenes werkzaamheden grotendeels overeenkwamen met die van L, brengt naar het oordeel van de Raad voor appellant niet de verplichting mee om betrokkene in afwijking van het beleid ook eerder dan per 1 februari 2004 te bevorderen naar salarisschaal 9. De Raad komt dan ook tot de conclusie dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd. 5. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het door betrokkene bij de rechtbank ingestelde beroep moet ongegrond worden verklaard. 6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het besluit van 19 januari 2007 ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en D.A.C. Slump als leden, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2009. (get.) J.G. Treffers. (get.) M. Lammerse. HD