Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5811

Datum uitspraak2009-08-18
Datum gepubliceerd2009-08-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607123-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs, strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer : 07.607123-09 (P) Uitspraak: 18 augustus 2009 Tegenspraak Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], thans verblijvende in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem. 1. Onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzittingen van 16 juli 2009 en 4 augustus 2009. Verdachte is in persoon verschenen. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M.A. Vink, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, naar voren is gebracht. 2. Tenlastelegging De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. a. hij op of omstreeks 09 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 90,- euro en/of drie (ABN AMRO)bankpassen (op naam staand van [slachtoffer]) en/of een rugtas (merk: Eastpack) en/of kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen, aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, - (met kracht) die [slachtoffer] op/tegen/in het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt en/of - een tafel over die [slachtoffer] heeft/hebben geschoven/neergezet, terwijl die [slachtoffer] zich (al liggend) op de grond bevond en/of - die [slachtoffer] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: * "Ik ga je schoppen op je nieuwe heup, als je het geld niet geeft." en/of * "Geef je pinpassen." en/of * "Geef de pincodes, die bij de pinpassen horen." en/of * "Ga naast de tafel op de grond zitten met je rug tegen de muur." en/of * "Kijk me niet aan, anders ga ik je weer schoppen." en/of * "Ga op de grond liggen. Op je buik met je handen op je rug." en/of * "Houd je bek, anders ga ik je schoppen." en/of * "Zweer op de dood van je kinderen, dat je niet naar de politie gaat en geen aangifte doet." en/of * "Je moet luisteren en doen wat er gezegd wordt, anders ga je het wel merken.", althans (telkens) woorden van gelijke (bedreigende) aard of strekking; en/of b. hij op of omstreeks 09 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 90,- euro en/of drie (ABN AMRO)bankpassen (op naam staand van [slachtoffer]) en/of een rugtas (merk: Eastpack) en/of kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen, aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, - (met kracht) die [slachtoffer] op/tegen/in het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt en/of - een tafel over die [slachtoffer] heeft/hebben geschoven/neergezet, terwijl die [slachtoffer] zich (al liggend) op de grond bevond en/of - die [slachtoffer] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: * "Ik ga je schoppen op je nieuwe heup, als je het geld niet geeft." en/of * "Geef je pinpassen." en/of * "Geef de pincodes, die bij de pinpassen horen." en/of * "Ga naast de tafel op de grond zitten met je rug tegen de muur." en/of * "Kijk me niet aan, anders ga ik je weer schoppen." en/of * "Ga op de grond liggen. Op je buik met je handen op je rug." en/of * "Houd je bek, anders ga ik je schoppen." en/of * "Zweer op de dood van je kinderen, dat je niet naar de politie gaat en geen aangifte doet." en/of * "Je moet luisteren en doen wat er gezegd wordt, anders ga je het wel merken.", althans (telkens) woorden van gelijke (bedreigende) aard of strekking; 2. hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 09 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 2100,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel; althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 09 april 2009 in de gemeente Almere (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich (telkens) daarbij de toegang tot die geldautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, immers heeft/hebben, hij, verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, in ieder geval éénmaal, getracht geld op te nemen uit een geldautomaat met een (ABN AMRO)bankpas (op naam staand van die [slachtoffer]), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op of omstreeks 09 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, in een woning (gelegen aan de [adres]) - (met kracht op/tegen de borst, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, geduwd (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam) en/of - (met kracht) die [slachtoffer] op/tegen/in het lichaam en/of op/tegen het hoofd getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt (terwijl die [slachtoffer] zich op de grond bevond) en/of - een tafel over die [slachtoffer] geschoven/neergezet, terwijl die [slachtoffer] zich (liggend) op de grond bevond en/of - die [slachtoffer] de volgende woorden toegevoegd: * "Ga naast de tafel op de grond zitten met je rug tegen de muur." en/of * "Kijk me niet aan, anders ga ik je weer schoppen." en/of * "Ga op de grond liggen. Op je buik met je handen op je rug." en/of * "Houd je bek, anders ga ik je schoppen." en/of * "Zweer op de dood van je kinderen, dat je niet naar de politie gaat en geen aangifte doet." en/of * "Je moet luisteren en doen wat er gezegd wordt, anders ga je het wel merken.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking. 3. De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4. Bewijsmotivering 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. onder b., het onder 2. primair en het onder 3. tenlastegelegde. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte van alle drie hem tenlastegelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken. 4.3 De beoordeling van de tenlastelegging Feit 1. Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte het hem onder 1. onder b. ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer] heeft het volgende verklaard. Op 9 april 2009 heeft [slachtoffer] verdachte geholpen met de verhuizing van verdachte naar de woning op het adres [adres]. Een vriend van verdachte genaamd [medeverdachte] heeft bij de verhuizing geholpen. Op een gegeven moment begonnen verdachte en [medeverdachte] in de kamer van verdachte tegen [slachtoffer] te schreeuwen. Verder werd [slachtoffer] uitgescholden. Vervolgens zei [medeverdachte] tegen [slachtoffer] dat hij moest gaan zitten. [slachtoffer] kreeg toen een paar schoppen van [medeverdachte]. Vervolgens eiste verdachte geld van [slachtoffer]. Verdachte was daar heel duidelijk in. [slachtoffer] heeft toen € 90,- aan verdachte gegeven. [slachtoffer] deed dat omdat hij bang was. Verdachte riep tegen [slachtoffer] dat hij hem ging schoppen tegen zijn nieuwe kunstheup als hij het geld niet gaf. Tussendoor gaf [medeverdachte] [slachtoffer] af en toe een schop. Vervolgens eiste verdachte de pinpassen van [slachtoffer]. Ondertussen bedreigde verdachte [slachtoffer] steeds. Getuige [getuige], een vriendin van [slachtoffer], heeft verklaard dat [slachtoffer] op 9 april 2009 ’s avonds bij haar aan de deur kwam. Ze zag dat zijn neus bloedde en dat zijn neus behoorlijk ontveld was. Verder was [slachtoffer] erg overstuur en was hij de kluts kwijt. [slachtoffer] vertelde aan haar dat hij geschopt, geslagen en overvallen was door verdachte en zijn vriend. [slachtoffer] had zijn bankpassen en bijbehorende pincodes moeten afgeven. [slachtoffer] zei dat hij zowel door verdachte als de vriend van verdachte geschopt werd. Verder vertelde [slachtoffer] dat verdachte tegen hem had gezegd dat hij zijn kunstheup kapot zou schoppen als hij niet deed wat zij zeiden. Ook vertelde [slachtoffer] dat hij bang was dat ze hem nog meer geweld zouden aandoen als hij het geld, de bankpassen en de pincodes niet zou hebben afgegeven. Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 14 april 2009 verklaard dat verdachte boos was op [slachtoffer], dat verdachte voor [slachtoffer] stond en dat [slachtoffer] zijn bankpassen moest afgeven, zodat verdachte kon pinnen. Hij heeft gezien dat [slachtoffer] de bankpassen en de pincodes aan verdachte gaf. Ook heeft hij gezien dat [slachtoffer] geld onder dwang aan verdachte af gaf. Hij heeft gehoord dat verdachte zei: “ Geef dat geld”. [medeverdachte] verklaart verder dat verdachte op een dusdanige manier sprak dat hij het geld moest hebben. Volgens [medeverdachte] was er geen ontkomen aan. Ook moest [slachtoffer] de pincodes afgeven. [slachtoffer] werkte mee, omdat verdachte ‘s wil wet is. Volgens [medeverdachte] sprak verdachte duidelijke taal tegen [slachtoffer]. Hij werd hierdoor gedwongen het geld, de pasjes en de pincodes af te geven aan verdachte. [medeverdachte] verklaart verder dat hij verdachte tegen had kunnen houden als hij dat had gewild. Op 17 april 2009 heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat [slachtoffer] de bankpassen en de pincodes absoluut niet uit vrije wil heeft afgegeven. [slachtoffer] gaf deze omdat verdachte dit “straight” aan hem vroeg. Met “straight” wordt blijkens de op 14 april 2009 door [medeverdachte] afgelegde verklaring duidelijke taal bedoeld. Op 23 april 2009 heeft medeverdachte [medeverdachte] desgevraagd erkend dat hij jegens [slachtoffer] geweld heeft gebruikt. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] drie of vier keer in het gezicht geslagen. [medeverdachte] heeft gezien dat [slachtoffer] gebloed had. De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte] van 14 en 17 april 2009 niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd, omdat deze onbetrouwbaar zijn. Volgens de raadsvrouw is de verklaring van [medeverdachte] van 23 april 2009 de juiste verklaring. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaringen van [medeverdachte] van 14 en 17 april 2009 onbetrouwbaar te achten. Zij zijn concreet en gedetailleerd. Het enkele feit dat [medeverdachte] later (wel) toegeeft geweld gepleegd te hebben, brengt niet mee dat eerdere verklaringen onbetrouwbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen die verklaringen derhalve voor het bewijs worden gebezigd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er is geschopt, maar niet door hem. In het dossier bevindt zich een geneeskundige verklaring. Deze verklaring houdt onder meer het volgende in: “forse zwelling behaarde hoofdhuid rechts, schaafwonden neus, voorhoofd en wang links” . Voorts bevinden zich in het dossier foto’s, waarop valt waar te nemen dat [slachtoffer] verwondingen aan het gezicht en de linkerarm heeft. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden bewezen dat feit 1. onder b. tezamen en in vereniging is gepleegd. Verdachte heeft met name dwang toegepast, terwijl beiden geweld jegens [slachtoffer] hebben gebruikt. Bovendien heeft verdachte [slachtoffer] met geweld bedreigd. Gelet op de rol van verdachte en zijn medeverdachte is er sprake van bewuste en nauwe samenwerking tussen beiden geweest ten einde [slachtoffer] te bewegen om geld, bankpassen en pincodes af te geven. Feit 2. Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voorts van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte het hem onder 2. primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte nadat hij de pincodes had afgegeven de woning heeft verlaten. Van medeverdachte [medeverdachte] moest hij toen op de grond met zijn rug tegen de muur gaan zitten. Vervolgens heeft [medeverdachte] een tafel over hem heen geschoven. Op een gegeven moment kwam verdachte terug. Uit opmerkingen van verdachte heeft [slachtoffer] afgeleid dat verdachte van zijn rekening geld had gepind. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij met de bankpassen van [slachtoffer] geld heeft opgenomen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte is gaan pinnen en dat verdachte aan hem heeft gevraagd om op [slachtoffer] te letten. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat hij op [slachtoffer] heeft gepast toen verdachte geld ging pinnen. Ook heeft hij verklaard dat [slachtoffer] van hem de kamer niet uit mocht en dat hij daartoe door verdachte en door hem is gedwongen. In het dossier bevinden zich een proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen afschriften van videobeelden, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op 9 april 2009 geld heeft gepind. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden bewezen dat ook dit feit tezamen en in vereniging is gepleegd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft immers op verzoek van verdachte op [slachtoffer] “ gepast”, zodat hij de woning niet kon verlaten. Daardoor heeft verdachte voldoende gelegenheid en tijd gehad om geld van de bankrekening van [slachtoffer] op te nemen. Derhalve is er sprake geweest van bewuste en nauwe samenwerking tussen beiden. Feit 3. Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte het onder 3. ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is tegen verdachte geweld gebruikt en is hij met geweld bedreigd. Daardoor is er voor [slachtoffer] een angstige en bedreigende situatie ontstaan. Verder is reeds overwogen dat [slachtoffer] heeft verklaard dat hij van medeverdachte [medeverdachte] op de grond met zijn rug tegen de muur moest gaan zitten. [medeverdachte] heeft toen tegen hem gezegd dat hij hem niet mocht aankijken, want anders zou [medeverdachte] hem weer gaan schoppen. [medeverdachte] heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat hij op zijn buik met de handen op de rug op de grond moest gaan liggen. Vervolgens heeft [medeverdachte] een tafel over [slachtoffer] geschoven, zodat hij niet snel overeind kon komen. [medeverdachte] bleef tegen [slachtoffer] schreeuwen dat hij stil moest zijn, omdat hij [slachtoffer] anders zou gaan schoppen. Toen verdachte van het pinnen was teruggekomen, moest [slachtoffer] van verdachte op de dood van zijn kinderen gaan zweren dat hij niet naar de politie zou gaan en geen aangifte zou doen. Als [slachtoffer] iets teveel tegen verdachte zei, dan kwam [medeverdachte] tussenbeide. [slachtoffer] moest dan zijn bek houden, want anders zou [medeverdachte] hem nog schoppen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij moest luisteren en doen wat er gezegd werd. Anders zou hij het wel merken. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij de woning niet kon verlaten als hij dat had gewild. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte hem heeft gevraagd om op [slachtoffer] te letten, zodat hij kon gaan pinnen. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat hij op [slachtoffer] heeft gepast toen verdachte aan het pinnen was. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij hem niet moest aankijken. Op de vraag van de verbalisanten Schotkamp en Van Drie of [slachtoffer] zich vrij kon bewegen toen verdachte aan het pinnen was, heeft [medeverdachte] geantwoord dat [slachtoffer] de kamer niet uit mocht. [slachtoffer] moest wachten tot verdachte van het pinnen terug kwam. Volgens [medeverdachte] is [slachtoffer] niet uit vrije wil in de kamer gebleven en is hij daartoe door verdachte en hem gedwongen. Zij wilden voorkomen dat [slachtoffer] contact met de politie zou opnemen. De rechtbank overweegt voorts nog dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn telefoon werd afgepakt, dat de simkaart uit de telefoon werd gehaald en werd vernield. [slachtoffer] was derhalve niet in staat om de politie te bellen. Gelet op het voorgaande is ook voor wat betreft dit feit sprake van bewust en nauwe samenwerking, zodat kan worden bewezen dat dit feit tezamen en in vereniging is gepleegd. 5. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. onder b., onder 2. primair en het onder 3. ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. onder b. hij op 9 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 90,- euro en drie (ABN AMRO)bankpassen (op naam staand van [slachtoffer]) toebehorende aan die [slachtoffer], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader toen, aldaar die [slachtoffer] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: * "Ik ga je schoppen op je nieuwe heup, als je het geld niet geeft." en * "Geef je pinpassen." en * "Geef de pincodes, die bij de pinpassen horen."; 2. primair hij op 9 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 2100,- euro) toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel; 3. hij op 9 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft (hebben) verdachte en/of zijn mededader met dat opzet in een woning (gelegen aan de [adres]) - (met kracht) die [slachtoffer] tegen het lichaam en het hoofd geschopt en geslagen/gestompt en - een tafel over die [slachtoffer] geschoven, terwijl die [slachtoffer] zich (liggend) op de grond bevond en - die [slachtoffer] de volgende woorden toegevoegd: * "Ga naast de tafel op de grond zitten met je rug tegen de muur." en * "Kijk me niet aan, anders ga ik je weer schoppen." en * "Ga op de grond liggen. Op je buik met je handen op je rug." en * "Houd je bek, anders ga ik je schoppen." en * "Zweer op de dood van je kinderen, dat je niet naar de politie gaat en geen aangifte doet." en * "Je moet luisteren en doen wat er gezegd wordt, anders ga je het wel merken.". Van het onder 1. onder b., het onder 2. primair en het onder 3. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. 6. Kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op: 1. onder b. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht; 2. primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, strafbaar gesteld bij artikel 311, juncto artikel 310, van het Wetboek van Strafrecht; 3. medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven/beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 282, juncto artikel 47, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op. Er zijn evenmin feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar. 7. Strafoplegging De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van afpersing, diefstal door middel van een valse sleutel en wederrechtelijke vrijheidsberoving tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van de Wetboek van Strafrecht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering. De officier van justitie heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de 150 dagen jeugddetentie, die de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 1 september 2008 voorwaardelijk aan verdachte heeft opgelegd, aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd de teruggave aan [slachtoffer] van het onder verdachte in beslag genomen geld (€ 2.010,-) en de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen geheugenkaart. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen met een vrijheidsstraf overeenkomstig het voorarrest zou kunnen worden volstaan. De raadsvrouw heeft in dit verband erop gewezen dat in dat geval de op te leggen straf geen consequenties heeft voor de verlenging van de verblijfsvergunning van verdachte, die in september 2009 aan de orde komt. De raadsvrouw heeft verzocht om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen als bedoeld in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte evenwel geen aanleiding tot toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 9 april 2009 tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [slachtoffer] afgeperst, met de van hem afgenomen pinpassen € 2.100,- gepind en hem wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. Hierbij is het nodige geweld toegepast. Ter terechtzitting is gebleken dat deze feiten een grote impact op het slachtoffer hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van drie zeer ernstige strafbare feiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 juli 2009; - een de verdachte betreffend rapport d.d. 28 april 2009, uitgebracht door C. Babczynski, als jeugdreclasseringswerker werkzaam bij de William Schrikker Jeugdreclassering. Voormeld uittreksel houdt in dat verdachte eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat een deel van die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits de verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wijst in dit verband op het rapport van mevr. Babczynski, waarin deze heeft aangegeven dat zonder begeleiding de kans dat verdachte zal recidiveren hoog is. Door het opleggen van een deels voorwaardelijke straf kan verdachte na de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf bij zijn terugkeer in de samenleving door de reclassering worden begeleid. De rechtbank heeft hierbij voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte licht verstandelijk beperkt is. De rechtbank is van oordeel, dat de door de raadsvrouw bepleite duur van de gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten. Dat de op te leggen gevangenisstraf mogelijk consequenties heeft voor de verlenging van de verblijfsvergunning van verdachte, komt voor zijn rekening en risico, nu verdachte nog in een proeftijd liep en hij ten tijde van de bewezenverklaarde feiten dus een gewaarschuwd man was. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en alles daarbij afwegende, acht de rechtbank de na te noemen straf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag ad € 2.010,- aan [slachtoffer], zijnde de rechthebbende, dient te worden teruggegeven. De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen geheugenkaart aan de rechthebbende dient te worden teruggegeven. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de oranje balletjes aan het verkeer te worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Vordering benadeelde partij Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € [bedrag], bestaande uit materiële schade ad € [bedrag], en immateriële schade ad € [bedrag]. De officier van justitie heeft gevorderd toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (hoofdelijk en bij wijze van voorschot) tot een bedrag van € [bedrag], alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voormelde bedrag. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij is de raadsvrouw primair van mening dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dan wel afgewezen dient te worden, nu zij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze te ingewikkeld is. Tenslotte heeft zij erop gewezen dat bij een eventuele toewijzing van de vordering de schadevergoeding enorm zou moeten worden gematigd, aangezien deze op een aantal punten onvoldoende is onderbouwd. Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering echter niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de rechtbank Amsterdam bij vonnis d.d. 1 september 2008 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 150 dagen. Deze zal gelet op het bepaalde in artikel 77dd, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht ten uitvoer worden gelegd als gevangenisstraf, nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte niet voor jeugddetentie in aanmerking komt. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 1. onder a. ten laste gelegde acht de rechtbank niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1. onder b., het onder 2. primair en het onder 3. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1. onder b., het onder 2. primair en het onder 3. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot zes (6) maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Reclassering Nederland, dan wel een soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank gelast de teruggave aan [slachtoffer] van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 2.010,-. De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen geheugenkaart. De rechtbank verklaart de in beslag genomen oranje balletjes onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] te Amstelveen in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging De rechtbank wijst de vordering toe. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 13.437297-07 bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam d.d. 1 september 2008 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten honderdvijftig (150) dagen jeugddetentie. Aldus gewezen door mr. H.Th. Pos, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst - van Esch als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2009. Mr. N. van Olst - van Esch was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.