Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5898

Datum uitspraak2009-08-18
Datum gepubliceerd2009-08-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersHAR 107/2009
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betreft verzoek om overplaatsing van Bon Futuro (Curacao) naar Point Blanche (St. Maarten) o.g.v. artikel 43 Sv. Dit verzoek wordt gedaan voornamelijk wegens bezoekmogelijkheden van zijn familie. Art. 8 EVRM waarborgt het recht op respect voor familie- en gezinsleven. Inbreuk hierop is mogelijk indien dat bij wet is voorzien en indien het noodzakelijk is. Het beroep door het OM op het aanhoudende capaciteitstekort in de gevangenis Sint Maarten is alleszins aannemelijk. Maar of bij de beslissing om juist deze verzoeker over te plaatsen rekening is gehouden met de door hem aangevoerde omstandigheden en belangen is uit de gegeven toelichting niet gebleken. Gelet daarop kan niet van de rechtmatigheid van de beslissing worden uitgegaan en acht het Hof de voorziening toewijsbaar.


Uitspraak

Datum beschikking: 18 augustus 2009 Nummer HAR 107/2009 HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA B E S C H I K K I N G Deze beschikking is gegeven op een verzoek tot voorziening als bedoeld in artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van: [gedetineerde] geboren op [datum]1981 te Dominica, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao. 1. Het verloop van de procedure 1.1. Op 24 juli 2009 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend ter griffie van het Hof waarin hij het Hof verzoekt het Land te bevelen om binnen een week na de in deze zaak te geven beschikking verzoeker over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting te Point Blanche op Sint Maarten, kosten rechtens. 1.2. Het verzoek is behandeld in raadkamer van het Hof op 11 augustus 2009 op Curaçao. Gehoord zijn de (plaatsvervangend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, verzoeker alsmede diens raadsman, mr. E.F. Sulvaran. Beschikking is bepaald op heden. 2. De feiten 2.1. Verzoeker is bij vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 20 januari 2004 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest sedert 30 oktober 2003. Bij vonnis van 9 november 2004 heeft het Hof dit vonnis in hoger beroep bevestigd. Het daartegen ingestelde cassatieberoep is verworpen. 2.2. Verzoeker was in de penitentiaire inrichting op Sint Maarten gedetineerd en is op 13 juli 2009 naar de strafgevangenis Bon Futuro op Curaçao overgeplaatst. 3. De standpunten 3.1. Verzoeker heeft het volgende aangevoerd. Hij is thans 27 jaar oud, is al 24 jaar op Sint Maarten woonachtig en was aldaar gedetineerd. Op 13 juli 2009 is hij tegen zijn wil overgeplaatst naar de strafgevangenis Bon Futuro op Curaçao. Zijn vader en moeder, vrouw en twee minderjarige kinderen, alsook zijn andere familieleden wonen op Sint Maarten. Er kunnen geen zwaarwegende argumenten worden aangevoerd voor het volledig afsnijden van de banden tussen hem en zijn familieleden. Bovendien loopt hij gevaar in de Curaçaose gevangenis, waar hij in het verleden ernstig is mishandeld. Om hem tegen andere gedetineerden te beschermen, is hij in de extra beveiligde afdeling (blok 6) van de gevangenis geplaatst. Op het uit artikel 8 EVRM voortvloeiende recht op bezoek wordt onrechtmatig inbreuk gemaakt. De omstandigheden waaronder hij wordt opgesloten, kunnen niet anders dan als onmenselijk worden aangemerkt. Hij wordt ernstig in zijn lichamelijke en geestelijke integriteit aangetast, juist nu hij bezig was zijn familiebanden te herstellen, als onderdeel van zijn resocialisatie. Zijn overplaatsing naar Curaçao is onrechtmatig, nu buitenlanders die in het geheel geen familiebanden hebben op Sint Maarten, wel wordt toegestaan om hun straf aldaar uit te zitten. Hij wenst daarom naar de gevangenis op Sint Maarten te worden teruggeplaatst. 3.2. De procureur-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van het verzoek. 4. De beoordeling 4.1. Ingevolge artikel 43 lid 1 Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan. 4.2. Het onderhavige verzoek betreft de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke vrijheidsstraf. Ook in deze fase kan het belang van een goede strafrechtsbedeling in het geding zijn en kan dus bij dringende noodzaak een voorziening op grond van artikel 43 lid 1 Sv worden gevraagd. Verzoeker wil met zijn verzoek bereiken dat, met het oog op de effectuering van zijn bezoekrecht en voor zijn veiligheid, zijn recente overplaatsing van de gevangenis op Sint Maarten naar die op Curaçao zo snel mogelijk wordt teruggedraaid. Bij de gevraagde voorziening heeft hij aldus een dringend en hem rechtstreeks aangaand belang. Nu het wetboek verder geen regeling bevat op grond waarvan kan worden opgekomen tegen een beslissing tot overplaatsing en ook daarbuiten geen bijzondere regeling bestaat op grond waarvan die beslissing aan de rechter kan worden voorgelegd, kan verzoeker in dit verzoek worden ontvangen. 4.3. De Landsverordening beginselen gevangeniswezen bevat wel bepalingen over onder meer de differentiatie der gevangenissen en het regime, maar kent geen regels voor de plaatsing en overplaatsing van personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf is gelast in een (afdeling van een) gevangenis. Ook in andere wettelijke regelingen is daarin niet voorzien. De enige bepaling die in dit verband richting geeft, is artikel 17 van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen, dat bepaalt dat met handhaving van het karakter van de vrijheidsstraf de tenuitvoerlegging ervan mede dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer van de gedetineerden in de maatschappij. De minister van justitie, die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen die op last van het openbaar ministerie geschiedt, komt daarbij voor het overige dus een grote mate van beslisvrijheid toe. Zijn handelen kan alleen wel aan algemeen verbindende voorschriften, waaronder verdragsbepalingen, en algemene rechtsbeginselen, waaronder algemene beginselen van behoorlijk bestuur, worden getoetst. 4.4. Onomstreden is dat verzoeker een groot deel van zijn leven op Sint Maarten heeft gewoond en daar ook zijn detentie grotendeels heeft doorgebracht, terwijl zijn gezin en familie eveneens op dat eiland gevestigd is. Het spreekt voor zich dat vanwege de grote afstand tussen beide eilanden en de kosten die met reizen zijn gemoeid, door de overplaatsing van verzoeker naar Curaçao bezoek van en contact met zijn naasten aanzienlijk wordt bemoeilijkt. Duidelijk is dat met deze overplaatsing inbreuk wordt gemaakt op het recht van verzoeker op bezoek, zoals dat uit het in artikel 8 lid 1 EVRM gewaarborgde recht op respect voor het familie- en gezinsleven voortvloeit. Een dergelijke inbreuk is alleen toegestaan voor zover zij bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM. Aan de eis dat de inbreuk bij wet is voorzien, is voldaan nu de inbreuk het gevolg kan zijn van de tenuitvoerlegging van een overeenkomstig de wet opgelegde vrijheidstraf. De vraag is vooral of ook aan de eis van noodzakelijkheid is voldaan. De beoordeling daarvan vergt een op de concrete zaak toegespitste belangenafweging, waarbij de algemene belangen van de samenleving enerzijds en de individuele belangen van de betrokkene anderzijds worden afgewogen. Naar het oordeel van het Hof mag in dit verband van de zijde van de overheid worden verwacht dat, in elk geval wanneer de betrokkene in rechte tegen overplaatsing opkomt, een nadere afweging wordt gemaakt en deze ook voor de rechter inzichtelijk wordt gemaakt. 4.5. De procureur-generaal heeft in dit geval toegelicht dat verzoeker is overgeplaatst vanwege het aanhoudende capaciteitstekort in de penitentiaire inrichting op Sint Maarten en de huidige beschikbaarheid van celruimte op Curaçao. Dat overplaatsing van gedetineerden vanuit Sint Maarten vanwege het cellenprobleem aldaar noodzakelijk is, acht het Hof op zichzelf ook alleszins aannemelijk. Dat bij de beslissing om juist verzoeker over te plaatsen naar Curaçao rekening is gehouden met de door hem aangevoerde omstandigheden en belangen, is uit de gegeven toelichting echter niet kunnen blijken. Gelet daarop kan niet van de rechtmatigheid van de overplaatsing van verzoeker en de daaruit voortvloeiende inbreuk op zijn recht op family life worden uitgegaan. Gelet hierop acht het Hof de gevraagde voorziening toewijsbaar. 4.6. Voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling biedt de wet geen grond. 5. De beslissing Het Hof: Beveelt het Land om binnen een week na heden verzoeker over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting op Sint Maarten. Wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven op 18 augustus 2009 te Curaçao door mrs. H.L. Wattel, J. de Boer en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.