
Jurisprudentie
BJ6037
Datum uitspraak2009-08-26
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808786/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808786/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 31 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van een voormalige kampwinkel in een facility-centre voor het recreatiepark [recreatiepark] op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Uitspraak
200808786/1/H1.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 oktober 2008 in zaak nr. 08/655 in het geding tussen:
[wederpartij], wonende te [woonplaats], gemeente Apeldoorn
en
het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van een voormalige kampwinkel in een facility-centre voor het recreatiepark [recreatiepark] op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 maart 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 oktober 2008, verzonden op 24 oktober 2008, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 19 maart 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 december 2008.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2009, waar het college, vertegenwoordigd door G. Maatkamp, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], in persoon en vertegenwoordigd door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Utrecht, en vergezeld door [gemachtigde], in dienst bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het veranderen van een op het terrein van het recreatiepark met 190 recreatiewoningen gelegen voormalige kampwinkel in een zogenoemd facility-centre, waarin een minimarkt, een kinderspeelbak/ballenbak, een darts-en internetvoorziening en een (pannenkoeken)restaurant worden aangebracht.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied"(hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Recreatief gebied met landschappelijke- en natuurwaarden" met de aanduiding "verblijfsrecreatieterrein".
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de als zodanig op de plankaart aangegeven gronden bestemd voor verblijfsrecreatie.
Ingevolge artikel 5, derde lid, onder a, aanhef en onder 1, voor zover thans van belang, geldt voor de bebouwing ten dienste van de verblijfsrecreatie dat uitsluitend gebouwen ten behoeve van beheer en voorzieningen mogen worden gebouwd.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, nu het facility-centre uitsluitend, dan wel hoofdzakelijk is gericht op bezoekers van buiten het recreatiepark. Dit blijkt volgens het college uit de situering en omvang van de entreeruimte aan de [locatie] en de situering van de minimarkt aan deze straat. Verder is het terras volgens het college niet uitsluitend, dan wel in overwegende mate op het park gericht. Voorts voert het college aan dat het feitelijk gebruik dat de bewoners en bezoekers van het recreatiepark van het facility-centre zullen maken minder zal zijn dan in het onderzoek van de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente naar de economische afhankelijkheid van het facility-centre in relatie tot het recreatiepark staat vermeld. In dit verband wijst het college er op dat enkele eigenaren van recreatiewoningen op het recreatiepark afwijzend staan tegenover het facility-centre.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2005 in zaak nr. 200409527/1), dient bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of in relevante mate zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat noch de bij de aanvraag voor de bouwvergunning behorende bouwtekeningen, noch de voorzieningen naast het pand noch de inrichting van het terrein, grond geven om aan te nemen dat het facility-centre niet ten dienste van verblijfsrecreatie zal worden gebruikt. De rechtbank heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat blijkens de aanvraag in het facility-centre een minimarkt, kinderspeelruimte, darts- en internetvoorziening en (pannenkoek)restaurant zijn voorzien en dat zich naast en in de nabije omgeving hiervan een zwembad, tennisbaan, bedrijfswoning en kantoor bevinden, en dat niet kan worden gezegd dat deze functies en voorzieningen niet ten dienste van de verblijfsrecreatieve bestemming staan. Anders dan het college betoogt, blijkt uit de bouwtekeningen en de opzet van het facility-centre niet dat de initiatiefnemer zich met deze voorziening richt op bezoekers van buiten het recreatiepark. Hetgeen het college naar voren heeft gebracht met betrekking tot de entree van het facility-centre en de minimarkt aan de [locatie] en de ligging van het terras wijst daar niet op. De op de verblijfsrecreatie gerichte voorzieningen naast en in de nabije omgeving van het facility-centre zijn op dezelfde wijze bereikbaar via de [locatie]. Voorts is ook aan de parkzijde van het facility-centre een entree voorzien en is het terras evenzeer vanaf het park bereikbaar. De enkele stelling van het college, dat minder gebruik zal worden gemaakt van het facility-centre door bezoekers van het recreatiepark dan waarvan in het onderzoek van de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente is uitgegaan, is niet met objectieve gegevens onderbouwd. Aan de omstandigheid, dat enkele eigenaren van recreatiewoningen op het recreatiepark afwijzend staan tegenover de bouw van het facility-centre, kan niet de betekenis worden toegekend die het college daaraan gehecht wil zien. Uit de brief van 30 augustus 2007 van de Vereniging van Eigenaren van de recreatiewoningen blijkt dat zij in de komst van het facility-centre juist een meerwaarde voor het recreatiepark ziet.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat het facility-centre uitsluitend of in relevante mate zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de ter plaatse geldende bestemming voorziet. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk een griffierecht van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009
357-564.