
Jurisprudentie
BJ6095
Datum uitspraak2009-08-26
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900259/1/M2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900259/1/M2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 17 juli 2006, kenmerk LMV 2006282872, heeft de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op grond van het Besluit geluidhinder spoorwegen de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting, vanwege het spoorweggedeelte traject 660, km 3.000-8.500, gelegen in de gemeente Roosendaal (clusters 1, 2, 3 en 4), van de gevels van de in het besluit genoemde te saneren woningen en andere geluidgevoelige gebouwen vastgesteld. Tevens zijn bij dit besluit maatregelen, waaronder tijdelijke, vastgesteld die strekken tot het terugbrengen van de geluidbelasting.
Uitspraak
200900259/1/M2.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ProRail B.V., gevestigd te Utrecht,
2. [appellante sub 2]., gevestigd te [plaats],
appellanten,
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2006, kenmerk LMV 2006282872, heeft de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op grond van het Besluit geluidhinder spoorwegen de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting, vanwege het spoorweggedeelte traject 660, km 3.000-8.500, gelegen in de gemeente Roosendaal (clusters 1, 2, 3 en 4), van de gevels van de in het besluit genoemde te saneren woningen en andere geluidgevoelige gebouwen vastgesteld. Tevens zijn bij dit besluit maatregelen, waaronder tijdelijke, vastgesteld die strekken tot het terugbrengen van de geluidbelasting.
Bij besluit van 21 november 2008, kenmerk BSV 2008110671, heeft de minister beslist op de bezwaren, gericht tegen het besluit van 17 juli 2006. Daarbij is het besluit van 17 juli 2006 gedeeltelijk herroepen.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ProRail B.V. (hierna: ProRail) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2009, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2009, beroep ingesteld. [appellante sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 9 maart 2009.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 2] heeft bij brief van 31 juli 2009 haar beroep ingetrokken.
ProRail heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2009, waar ProRail, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, mr. L.C. Makkinga en mr.drs. D. van Bemmel, en de minister, vertegenwoordigd door mr. E. Koornwinder, werkzaam bij het ministerie, en mr. A.M.E. van Kessel, mr. J.P. Ribbers en ir. W. Soede, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 januari 2007 is de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase; Stb. 2006, 350) in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold vóór 1 januari 2007 van toepassing is op het geding.
2.2. In artikel 1 van het besluit van 17 juli 2006 (hierna: het primaire besluit), in samenhang met de bijlage daarbij, is krachtens artikel 11, derde lid, en artikel 27, tweede lid, van het Besluit geluidhinder spoorwegen voor een aantal te saneren woningen en andere geluidgevoelige gebouwen de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting vanwege het onderhavige spoorweggedeelte vastgesteld. Verder zijn in de artikelen 2 en 3 van het primaire besluit krachtens artikel 27, negende lid, in samenhang met artikel 1a, tweede lid, van het Besluit geluidhinder spoorwegen maatregelen vastgesteld die strekken tot het terugbrengen van de geluidbelasting, waarbij de maatregelen in artikel 3, die betrekking hebben op de intensiteit en snelheid van het goederenvervoer op het onderhavige spoorweggedeelte, een tijdelijk karakter hebben.
Bij besluit van 12 april 2007, kenmerk LMV 2007015644, voor zover hier van belang, zijn de artikelen 1 en 2 van het primaire besluit gehandhaafd en is artikel 3 van het primaire besluit herroepen. Dit besluit is door de Afdeling bij uitspraak van 21 mei 2008, in zaak nr. 200703654/1, vernietigd.
Bij het bestreden besluit heeft de minister opnieuw beslist op de bezwaren, gericht tegen het primaire besluit. Daarbij heeft de minister de artikelen 1 en 2 van het primaire besluit herroepen.
2.3. ProRail stelt dat de minister ten onrechte niet tevens artikel 3 van het primaire besluit heeft herroepen, terwijl hij dit bij het door de Afdeling vernietigde besluit van 12 april 2007 wel gedaan heeft.
2.3.1. Ter zitting heeft de minister erkend dat hij bij het bestreden besluit ten onrechte artikel 3 van het primaire besluit niet heeft herroepen. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd met het algemene rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig dient te worden genomen. De beroepsgrond slaagt. De Afdeling ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien.
2.4. Het beroep van ProRail is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover de minister artikel 3 van het primaire besluit niet heeft herroepen.
2.5. De minister dient ten aanzien van ProRail op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De Afdeling heeft hierbij toepassing gegeven aan artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht met betrekking tot samenhangende zaken en een wegingsfactor van 1,5 gehanteerd nu het gaat om meer dan vier samenhangende zaken. Het totaal te vergoeden bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over deze zaak en de 12 andere zaken waarin door ProRail beroep is ingesteld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ProRail B.V. gegrond;
II. vernietigt het besluit van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 november 2008, kenmerk BSV 2008110671, voor zover de minister artikel 3 van het besluit van 17 juli 2006, kenmerk LMV 2006282872, niet heeft herroepen;
III. herroept het besluit van 17 juli 2006, voor zover het artikel 3 betreft;
IV. bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 21 november 2008, voor zover het is vernietigd;
V. veroordeelt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ProRail B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 76,02 (zegge: zesenzeventig euro en twee cent), waarvan € 74,31 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ProRail B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009
492.