
Jurisprudentie
BJ6312
Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-08-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers294359 / HA ZA 07-2662
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers294359 / HA ZA 07-2662
Statusgepubliceerd
Indicatie
Effectenkrediet Hollands Welvaren Select: geen sprake van huurkoop noch koop op afbetaling. Geen verwijzing naar kantonrechter.
Artikelen 7A:1576h lid 1, 7A:1576 lid 1 BW, 71 Rv en 93 Rv
zie ook LJN BJ6310
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 294359 / HA ZA 07-2662
Uitspraak: 20 mei 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap DSB BANK N.V.,
gevestigd te Wognum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
- tegen -
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.C. Ouwendijk,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als "DSB" respectievelijk "[gedaagden]".
1. Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 14 januari 2009 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte, met producties 10 en 11;
- de antwoordakte na tussenvonnis.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de vraag of aanhouding van de procedure – in afwachting van de in het tussenvonnis genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad – wenselijk is. De rechtbank stelt vast dat partijen akkoord zijn met aanhouding van de procedure in afwachting van deze jurisprudentie.
2.2 Voorts zijn partijen bij voormeld tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de vraag of de zaak naar de kantonrechter dient te worden verwezen.
DSB stelt zich op het standpunt dat de door partijen gesloten overeenkomst van effectenkrediet, genaamd "Hollands Welvaren Select" (hierna: HWS), geen overeenkomst van huurkoop is in de zin van artikel 7A:1576h van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), zodat verwijzing naar de kantonrechter achterwege kan blijven. [gedaagden] heeft dit gemotiveerd betwist en bepleit verwijzing naar de kantonrechter. De rechtbank dient te beoordelen of de overeenkomst HWS is aan te merken als een huurkoopovereenkomst. Zij overweegt dienaangaande het volgende.
2.3 Artikel 7A:1576h lid 1 BW definieert een huurkoopovereenkomst als de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.
De overeenkomst HWS bestaat uit een overeenkomst van geldlening en een overeenkomst tot aankoop en bewaarneming van effecten. De overeenkomst tot aankoop en bewaarneming van effecten luidt, voor zover hier van belang:
“1. De Bank koopt in opdracht en voor rekening en risico van de Kredietnemer een effectenportefeuille aan (…)
3. (…) De effectenportefeuille wordt in bewaring en administratie genomen door de Bank.
4. Vanaf het moment dat de Stichting aan de Bank schriftelijk zal hebben bericht dat zij beschikt over een vergunning van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (…), zal de Stichting na de in artikel 5 genoemde overheveling in de plaats treden van de Bank in deze overeenkomst en alle rechten en plichten voortvloeiende uit deze overeenkomst van de Bank overnemen.
5. Door ondertekening van deze overeenkomst gaat Kredietnemer ermee akkoord dat de Stichting bij haar vergunningverkrijging ten behoeve van de Kredietnemer een beleggingsrekening opent uitsluitend ten behoeve van deelname aan het beleggingsconcept Hollands Welvaren Select en die geadministreerd wordt onder een aan de kredietnemer uitgereikt cliëntnummer. De Kredietnemer en [X] gaan ermee akkoord dat vervolgens de aan [X] verpande effectenportefeuille inclusief eventueel bijgeschreven stockdividend van de Kredietnemer door de Bank wordt overgeheveld naar de effectengiro van de Stichting ten behoeve van de door de Kredietnemer bij de Stichting geopende beleggingsrekening. (…) ”
De overeenkomst van geldlening bepaalt, voor zover hier van belang:
“1. De Kredietnemer verklaart op zijn verzoek van [X] te leen te ontvangen en mitsdien aan [X] verschuldigd te zijn het in de vakken E en K vermelde bedrag zijnde de koopsom van de effectenportefeuille die voor de Kredietnemer krachtens een daartoe strekkende opdracht reeds is aangekocht.
2. De Kredietnemer verklaart de kredietsom aan [X] (terug) te betalen in één termijn, vervallende 60 maanden na de eerste van de maand volgende op de datum van ondertekening van deze overeenkomst (…)
3. De Kredietnemer machtigt hierbij [X] de koopsom van de effecten rechtstreeks over te maken naar van der Hoop Effektenbank N.V., Herengracht 469 te Amsterdam, onder vermelding van Hollands Welvaren Select en de gegevens van de Kredietnemer.
4. De Kredietnemer is voor een periode van 60 maanden over de bedragen die hij op grond van deze overeenkomst schuldig zal zijn, aan [X] een rente verschuldigd (…), welke rente maandelijks ten laste van de rekening van de Kredietnemer wordt geboekt. (…)”
De rechtbank leidt uit artikel 3 van de overeenkomst van geldlening af dat de koopsom voor de effecten ineens door [gedaagden] is betaald. Vervolgens maakt de rechtbank uit de artikelen 1 en 3 van de overeenkomst tot aankoop en bewaarneming van effecten op dat de voor rekening en risico van [gedaagden] aangekochte effecten aanvankelijk zijn geadministreerd bij de Bank. Zodra de Stichting beschikte over een vergunning van de Stichting Toezicht Effectenverkeer, zijn de effecten bijgeschreven op (“overgeheveld naar”) de effectengiro van de Stichting ten behoeve van de beleggingsrekening bij de Stichting ten name van (een cliëntnummer van) [gedaagden] en heeft een contractsovername plaatsgevonden door de Stichting van de Bank, zo blijkt uit de artikelen 4 en 5 van die overeenkomst. Aldus zijn de effecten aan [gedaagden] geleverd. De maandelijks verschuldigde bedragen bestaan uitsluitend uit rente op de geldlening, zo blijkt uit artikel 4 van de overeenkomst van geldlening, nu artikel 2 daarvan bepaalt dat de kredietsom pas ruim 60 maanden na ondertekening van de overeenkomst in één keer moet worden terugbetaald. Gelet op het voorgaande is aan de in artikel 7A:1576h lid 1 BW genoemde voorwaarden van huurkoop dan ook niet voldaan.
2.4 Omdat, zoals hiervoor overwogen, de koopprijs onder de overeenkomst HWS niet in termijnen is betaald, is – zoals door DSB betoogd – eveneens geen sprake van koop en verkoop op afbetaling als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW.
2.5 Het beroep van [gedaagden] op het bepaalde in artikel 6.2 van de algemene voorwaarden kan niet slagen. Deze bepaling ziet op een regeling bij afloop van de contractsperiode van de overeenkomst HWS, waarbij aan de kredietnemer de mogelijkheid wordt geboden de effecten te behouden. Dat doet niet af aan hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen.
2.6 Omdat de overeenkomst HWS niet kan worden gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A:1576h lid 1 BW, bestaat geen aanleiding tot verwijzing naar de sector kanton van deze rechtbank.
2.7 Nu partijen hebben aangegeven dat zij de procedure wensen aan te houden als hiervoor onder 2.1 overwogen, zal de rechtbank de procedure naar de parkeerrol verwijzen. Zodra partijen kennis hebben genomen van de jurisprudentie van de Hoge Raad, zullen partijen, DSB als eerste, de gelegenheid hebben om zich bij nadere conclusie uit te laten over de eventuele gevolgen hiervan voor hun stellingen.
4. De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak naar de parkeerrol;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels.
Uitgesproken in het openbaar.
[1954/1694]