Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6344

Datum uitspraak2009-08-07
Datum gepubliceerd2009-08-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700053-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Haarlem veroordeelt verdachte voor een poging tot zware mishandeling van haar vriend. Binnen de relatie van verdachte en haar vriend wordt huiselijk geweld niet geschuwd. Beiden drinken elke avond flink wat alcohol, binnen welke sfeer regelmatig ruzie ontstaat. De gebeurtenissen moeten tegen deze achtergrond bekeken worden. Tussen verdachte en haar vriend is toen een worsteling ontstaan waarbij verdachte haar vriend vijf maal heeft gestoken. Verdachte moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard. De rechtbank legt verdachte naast een werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/700053-09 Uitspraakdatum: 7 augustus 2009 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juli 2009 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: Feit 1 primair zij op of omstreeks 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] vijf maal, althans meermalen met een mes in zijn (boven) been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair zij op of omstreeks 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een slagaderlijke bloeding en/of meerdere diepe steekwonden), heeft toegebracht, door opzettelijk vijf maal, althans meermalen met een mes in zijn (boven)been te steken; meer subsidiair zij op of omstreeks 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] vijf maal, althans meermalen met een mes in zijn (boven)been te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen haar te geven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte een klinische verslavingsbehandeling ondergaat dan wel zal voortzetten bij de Brijderkliniek, ambulant contact zal hebben met de zorgmentor bij de Brijder en een behandeling ondergaat bij De Waag die zich zal richten op het huiselijk geweld. 4. Bewijs 4.1. Vrijspraak Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. 4.2. Redengevende feiten en omstandigheden De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen: • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 32) • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (dossierpagina 50 e.v.). 4.3. Bewezenverklaring Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat: zij op 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] vijf maal met een mes in zijn (boven)been te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 5. Strafbaarheid van het feit Het bewezen verklaarde levert op: poging tot zware mishandeling. 6. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 7. Motivering van sancties Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Brijder Verslavingsreclassering uitgebrachte rapport van 17 juli 2009 en de pro justitia rapportage die op 28 april 2009 is opgemaakt, is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Uit het dossier en uit de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring blijkt dat binnen de relatie die verdachte heeft met haar vriend [slachtoffer] huiselijk geweld niet geschuwd wordt. Verdachte en haar vriend drinken beiden elke avond flink wat alcohol. In een dergelijke sfeer ontstaat regelmatig ruzie tussen hun beiden. Verdachte scheldt hierbij haar vriend uit en hij slaat haar. Tegen deze achtergrond dienen de gebeurtenissen op 21 januari 2009 bekeken te worden. Ook die avond ontstond er ruzie tussen verdachte en haar vriend. Verdachte is naar de keuken gelopen en heeft een mes gepakt. Hierop is een worsteling ontstaan tussen verdachte en haar vriend waarbij zij hem vijf maal heeft gestoken met het mes dat zij nog steeds in haar hand had. Verdachte heeft hierdoor steekwonden in zijn been opgelopen. In het pro jusitia rapport dat over verdachte is opgemaakt is psycholoog drs. [psycholoog] tot de conclusie gekomen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een alcoholverslaving en een persoonlijkheidsstoornis niet nader omschreven met antisociale, sterk afhankelijke en borderline kenmerken. Drs. [psycholoog] komt tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard dient te worden. De rechtbank houdt bij het vaststellen van de strafmaat rekening met de gehele context waarin de ruzie op 21 januari 2009 plaatsvond alsook met het feit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De eis die de officier van justitie heeft geformuleerd acht de rechtbank passend en geboden. Nu de reclassering in haar rapport heeft aangegeven dat er contra-indicaties zijn voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar het niettemin een ernstig feit betreft waarvoor verdachte verantwoordelijk wordt gehouden, ziet de rechtbank aanleiding verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering Nederland gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf worden verbonden. Tevens acht de rechtbank het passend en geboden een werkstraf van na te noemen duur op te leggen. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 14a, 14b, 14c, 45, 302 Wetboek van Strafrecht. 9. Beslissing De rechtbank: Spreekt verdachte vrij van het haar primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 180 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uur taakstraf, subsidiair één dag vervangende hechtenis, in mindering wordt gebracht. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden voorwaardelijk en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de ten uitvoerlegging kan worden gelast, indien: - verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat zij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens de Reclassering Nederland te geven, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt dat verdachte een klinische verslavingsbehandeling ondergaat dan wel zal voortzetten bij de Brijderkliniek, ambulant contact zal hebben met de zorgmentor bij de Brijder en een behandeling ondergaat bij De Waag die zich zal richten op het huiselijk geweld. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. J.N.A. Jolink, voorzitter, mr. F.F.W. Brouwer en mr. J. Snitker, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. de Witte, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2009. Mr. J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.