Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6347

Datum uitspraak2009-07-31
Datum gepubliceerd2009-08-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/668349-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De politierechter verwerpt het verweer van de verdediging dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Het openbaar ministerie kon in het onderhavige geval in redelijkheid komen tot de beslissing om tot vervolging van verdachte over te gaan. De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het belemmeren van de politie in de uitoefening van hun werk. Toen verbalisanten betrokkene wilden aanhouden op verdenking van diefstal, hebben verdachten die aanhouding belemmerd. Het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid wordt door de politierechter verworpen. Verdachte heeft andere mogelijkheden gehad om met de politie in gesprek te komen over hetgeen was voorgevallen zonder de politie bij de aanhouding van betrokkene te belemmeren.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Politierechter Parketnummer: 15/668349-07 Uitspraakdatum: 31 juli 2009 Tegenspraak SCHRIFTELIJK STRAFVONNIS (art. 379 Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2009 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat: primair hij op of omstreeks 19 september 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], (beiden hoofdagent van politie), een zekere [betrokkene] als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, te weten overtreding van artikel 310 Sr, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde deze ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau met geweld, te weten door - tussen die opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en die [betrokkene] in te springen en/of in te staan en/of te blijven staan en/of tegen te houden en/of - die opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en/of die [betrokkene] vast te pakken en/of - te duwen tegen en/of te trekken aan die opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en/of - (telkens) in de richting van die opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], welke die [betrokkene] nog vasthad(en), te lopen en/of geen en/of onvoldoende afstand te houden tussen verdachte en/of zijn mededader(s), en de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of - te roepen dat die [betrokkene] niet mee gaat, omdat er geen aangifte is gedaan en/of - de wapenstok van die [verbalisant 1] vast te pakken en/of van die [verbalisant 1] te trachten af te pakken, (om te verijdelen, dat genoemd persoon werd opgebracht) en aldus zich met geweld heeft verzet tegen eerstgenoemde politieambtenaren werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening; subsidiair hij op of omstreeks 19 september 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, toen [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], (beiden) hoofdagent van regiopolitie Kennemerland, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten [betrokkene] als verdacht van overtreding van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde die genoemde [betrokkene], ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau te Hoofddorp, althans een politiebureau, deze door die opsporingsambtena(a)r(en) ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door - tussen die opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en die [betrokkene] in te springen en/of in te staan en/of te blijven staan en/of tegen te houden en/of - die opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en/of die [betrokkene] vast te pakken en/of - te duwen tegen en/of te trekken aan die opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en/of - (telkens) in de richting van die opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], welke die [betrokkene] nog vasthad(en), te lopen en/of geen en/of onvoldoende afstand te houden tussen zijn, verdachte en/of zijn mededader(s) en de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of - (telkens) te trachten die [betrokkene] vast te pakken en/of - te roepen dat die [betrokkene] niet mee gaat, omdat er geen aangifte is gedaan en/of - de wapenstok van die [verbalisant 1] vast te pakken en/of van die [verbalisant 1] te trachten af te pakken. 2. Voorvragen De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het openbaar ministerie ten onrechte is overgegaan tot de vervolging van verdachte. Volgens de raadsman is geen sprake geweest van een redelijke en billijke afweging van de belangen van verdachte tegen het publieke belang bij strafvervolging. De burgemeester, de politie en de [stichting], alwaar verdachte werkzaam was, hadden al uitgesproken de zaak op bestuurlijk niveau te willen oplossen. Nu een oplossing op bestuurlijk niveau voorhanden was, diende strafrechtelijke vervolging geen redelijk doel meer. Bovendien was met een bestuurlijke oplossing een voor verdachte minder bezwarende wijze van optreden voorhanden, aldus de raadsman. De politierechter verwerpt dit verweer. Vooropgesteld dient te worden dat krachtens artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering het openbaar ministerie exclusief bevoegd is om na afweging van het algemeen belang enerzijds en het belang van de verdachte anderzijds te beslissen of in een individueel geval tot vervolging wordt overgegaan. De rechter kan deze beslissing slechts marginaal toetsen. Het openbaar ministerie kon in het onderhavige geval in redelijkheid komen tot de beslissing om tot vervolging van verdachte over te gaan. Er was immers sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan wederspannigheid in vereniging gepleegd, een ernstig strafbaar feit met een strafmaximum van zes jaren, zodat het publieke belang bij strafvervolging zwaar woog. Bovendien is niet duidelijk wat de door de raadsman genoemde bestuurlijke oplossing concreet inhield en of deze oplossing voldoende recht zou doen aan de ernst van het verwijt. De politierechter heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 200,-, te vervangen door 4 dagen hechtenis bij niet betalen. 4. Bewijs 4.1. Vrijspraak Naar het oordeel van de politierechter is niet bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. De politierechter acht weliswaar bewezen dat verdachte samen met een ander danwel anderen een opsporingsambtenaar bij de arm heeft gepakt, in de richting van de opsporingsambtenaren is gelopen, heeft geroepen en de wapenstok van een opsporingsambtenaar heeft vastgepakt, echter deze handelingen leveren naar het oordeel van de politierechter geen geweldshandelingen in de zin van artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht op. Verdachte moet dan ook van het primaire worden vrijgesproken. 4.2. Bespreking van een bewijsverweer De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De politierechter verwerpt dit verweer. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor door de politie (proces-verbaal van verhoor van 20 september 2007), zakelijk weergegeven, verklaard dat hij zag dat [betrokkene] werd meegenomen door de politie en dat [medeverdachte] tegen de politie aan het praten was en werd weggeduwd. Hierop is verdachte naar eigen zeggen tussen [medeverdachte] en de politieagent gaan staan waarna hij probeerde in gesprek te komen met de politieagenten. Even later heeft hij een wapenstok waarmee hij geslagen werd vastgepakt en misschien een van de agenten bij de schouder vastgepakt, aldus verdachte tijdens dit verhoor. Verdachte heeft zich hiermee aangesloten bij de bemoeienissen van medeverdachte [medeverdachte] met de aanhouding van [betrokkene] en vervolgens hebben zij deze bemoeienissen samen voortgezet. Niet vereist is dat alle medeplegers alle bewezen verklaarde handelingen mede verrichten. De politierechter acht medeplegen dan ook bewezen. De politierechter acht bewezen dat verdachte en zijn mededader(s) door het bij de arm vastpakken van een opsporingsambtenaar, in de richting van de opsporingsambtenaren te lopen, te roepen en de wapenstok van een opsporingsambtenaar vast te pakken de aanhouding van [betrokkene] hebben belemmerd, zodat de politierechter het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen acht. 4.3. Bewezenverklaring De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat: hij op 19 september 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, toen [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beiden hoofdagent van regiopolitie Kennemerland, belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten [betrokkene] als verdacht van overtreding van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde die genoemde [betrokkene], ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau te Hoofddorp, althans een politiebureau, deze door die opsporingsambtenaren ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd, door - die opsporingsambtenaar [verbalisant 1] vast te pakken en - telkens in de richting van die opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], welke die [betrokkene] nog vasthadden, te lopen en - te roepen dat die [betrokkene] niet mee gaat omdat er geen aangifte is gedaan en - de wapenstok van die [verbalisant 1] vast te pakken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de politierechter de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 5. Strafbaarheid van het feit De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt. Verdachte was werkzaam als jongerenwerker en werkte samen met de politie en de gemeente om jeugdoverlast tegen te gaan. Verdachte had op de bewuste avond van 19 september 2007 één van de jongeren, [betrokkene], die een fiets zou hebben weggenomen, aangesproken op zijn gedrag. De fiets was daarop geretourneerd aan de eigenaar. Verdachte heeft geprobeerd dit uit te leggen aan de gewaarschuwde politieagenten. Deze luisterden echter niet naar hem. Verdachte wilde, door met de politie in gesprek te gaan, voorkomen dat hij en de overige jongerenwerkers hun gezag bij de jongeren zouden verliezen door zich neer te leggen bij de opstelling van de politieagenten. Door aldus te handelen, heeft verdachte niet gehandeld in strijd met de strekking van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, aldus de raadsman. De politierechter verwerpt ook dit verweer. Verdachte had andere mogelijkheden gehad om met de politie in gesprek te komen over hetgeen was voorgevallen zonder de politie bij de aanhouding van [betrokkene] te belemmeren, bijvoorbeeld door op het politiebureau een gesprek aan te vragen naar aanleiding van de aanhouding. Het bewezen verklaarde levert op: medeplegen van opzettelijk een handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift belemmeren. 6. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 7. Motivering van sanctie Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de politierechter het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het belemmeren van de politie in de uitoefening van hun werk. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen ter plaatse na een melding van fietsendiefstal. Toen zij [betrokkene] wilden aanhouden op verdenking van deze diefstal hebben verdachten die aanhouding belemmerd. Verdachte is telkens in de richting van de agenten gelopen en toen verbalisant [verbalisant 1] zijn wapenstok trok, heeft hij deze vastgepakt. Medeverdachte [medeverdachte] is ook telkens richting de agenten gelopen en heeft de arm van [verbalisant 1] vastgepakt. Tevens heeft zij geroepen dat [betrokkene] niet meegenomen moest worden omdat er geen aangifte was. Verdachte en zijn medeverdachte bevonden zich als jongerenwerkers in een lastige situatie omdat zij even voor de politie ter plaatse kwam, meenden het conflict omtrent de weggenomen fiets al te hebben opgelost door te bemiddelen tussen de jongeren en de eigenaar van de fiets. Vervolgens voelden zij zich niet gehoord door de ter plaatse gekomen politieagenten. Dit neemt echter niet weg dat verdachte zich afzijdig had dienen te houden van de aanhouding van [betrokkene]. Nu de politierechter verdachte heeft vrijgesproken van het primair ten laste gelegde zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook houdt de politierechter rekening met de omstandigheid dat verdachte een nacht op het politiebureau heeft moeten doorbrengen. De politierechter is van oordeel dat een voorwaardelijke geldboete van na te noemen hoogte passend is. 8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel Vordering benadeelde partij [verbalisant 1] De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De politierechter is van oordeel dat niet eenvoudig is vast te stellen welk aandeel verdachte heeft gehad bij het veroorzaken van de door de benadeelde partij gestelde schade. Uit de toelichting bij de vordering blijkt immers dat sprake is van schade als gevolg van een bedreigende situatie die werd veroorzaakt door een hele groep van mensen. Om die reden zal de politierechter de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. Vordering benadeelde partij [verbalisant 2] De benadeelde partij [verbalisant 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 75,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De politierechter is van oordeel dat niet eenvoudig is vast te stellen welk aandeel verdachte heeft gehad bij het veroorzaken van de door de benadeelde partij gestelde schade. Uit de toelichting bij de vordering blijkt immers dat sprake is van schade als gevolg van een bedreigende situatie die werd veroorzaakt door een hele groep van mensen. Om die reden zal de politierechter de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. 9. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 23, 24, 24c, 47, 184 Wetboek van Strafrecht 10. Beslissing De politierechter: Spreekt verdachte vrij van het hem primair ten laste gelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 200,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat veroordeelde zich voor het einde van de op één jaar gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in de vordering. Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 2] niet-ontvankelijk in de vordering. Samenstelling en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. van den Bos, politierechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. de Witte, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2009.