Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6348

Datum uitspraak2009-08-25
Datum gepubliceerd2009-08-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/630092-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

poging afpersing, voorbereidingshandelingen.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.630092-09 Uitspraak: 25 augustus 2009 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen (verdachte), geboren op (geboortejaar), wonende te (adres). Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2009. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. K. Tunc, advocaat te Zwolle, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd. De officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest met een proeftijd van 2 jaren. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) De rechtbank is van oordeel dat, gezien de formulering van de tenlastelegging, de officier van justitie de intentie heeft gehad met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde het medeplegen van de voorbereiding ten laste te leggen. De rechtbank zal in het onder 1 ten laste gelegde na het woordje “hij”, lezen “en/of één of meer van zijn mededader(s)”, nu het naar haar oordeel in dit geval gaat om een schrijffout, door verbetering waarvan de verdediging niet in haar belangen wordt geschaad.. BEWIJS De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat de poging tot het stelen van een auto niet kan worden aangemerkt als een strafbare voorbereidingshandeling . Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van de voorbereidinghandelingen ter beroving van een juwelier te Zwolle. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is de raadsman van mening dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht, zodat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank overweegt het volgende: Anders dan de raadsman betoogt ziet het onder 1 ten laste gelegde niet op de poging tot diefstal van de auto. De rechtbank is van oordeel dat het voorhanden hebben van de auto, in samenhang bezien met het voorhanden hebben van de overige in het onder 1 ten laste gelegde genoemde voorwerpen, als een voorbereidingshandeling moet worden aangemerkt, nu verdachten de auto als vervoermiddel wilden gebruiken om een juwelier te beroven. Dat de diefstal niet is voltooid doet daar niet aan af. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) 1. hij en één of meer van zijn mededaders, in de periode van 15 februari 2009 tot en met 03 maart 2009 in de gemeente Rotterdam en/of ’s-Gravenhage, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf afpersing, tezamen en in vereniging met anderen gepleegd en/of diefstal voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door geweldpleging, tezamen en in vereniging met anderen gepleegd, opzettelijk één of meer voorwerpen, te weten: - één mes en/of - één of meer bivakmutsen en/of - een rugtas en/of - handschoenen en/of - (duck)tape en/of - eén of meerdere personenauto’s (Ford Ka en/of Ford Escort), bestemd tot het in vereniging begaan van voornoemde misdrijven, hebben verworven en voorhanden hebben gehad. 2. Hij in de nacht van 02 op 03 maart 2009 in de gemeente ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto (Ford Escort xxxxxxx), geheel of ten dele toebehorende aan (naam 1), en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en die weg te nemen personenauto onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders, een portier van voornoemde personenauto hebben geforceerd en geopend en (vervolgens) hebben plaatsgenomen in voornoemde personenauto, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: 1. voorbereiding van medeplegen van afpersing, in vereniging gepleegd, strafbaar gesteld bij de artikelen 46 en 47 van het Wetboek van Strafrecht; 2. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid, Strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 juni 2009. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf . De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2009.