Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6555

Datum uitspraak2009-08-27
Datum gepubliceerd2009-09-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2502 WUV
Statusgepubliceerd


Indicatie

De premie van een ziektekostenverzekering wordt gerekend tot de algemeen gebruikelijke kosten en wordt dus niet aangemerkt als extra of bijzondere kosten in de zin van de Wet. Dit is slechts anders als moet worden vastgesteld dat ten gevolge van ziekten of gebreken als gevolg van de vervolging ontstaan of verergerd een hogere premie en/of een hoger eigen risico wordt berekend. Gesteld noch gebleken is dat appellant extra kosten in voornoemde zin heeft moeten maken in verband met zijn psychische klachten.


Uitspraak

08/2502 WUV Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant] (Australië), (hierna: appellant), en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 27 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 31 januari 2008, kenmerk BZ 47349, JZ/P60/2008, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: Wet), verder: bestreden besluit. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2009. Appellant is niet verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. den Held, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant, geboren in 1927 in het voormalige Nederlands-Indië, is erkend als vervolgde in de zin van de Wet. Aanvaard is dat zijn psychische klachten in verband staan met de vervolging. Met ingang van 1 november 2005 zijn aan appellant toegekend een periodieke uitkering en diverse voorzieningen en met ingang van 1 februari 2007 zijn nog aanvullende voorzieningen aan hem verstrekt. 1.2. Appellant heeft in juni 2007 aan verweerster verzocht om vergoeding van de door hem betaalde premie voor een particuliere ziektekostenverzekering ten bedrage van $ 282,80 per maand. Verweerster heeft hierop afwijzend beslist bij besluit van 21 augustus 2007 op de grond dat dit algemeen gebruikelijke kosten zijn en behoren tot het normale levens- en bestedingspatroon. Deze afwijzing is na bezwaar gehandhaafd bij het in dit geding bestreden besluit, waarbij nog is overwogen dat niet is gebleken dat appellant op grond van zijn vervolgingsgerelateerde psychische klachten voor zijn ziektekostenverzekering een beduidend hogere premie moet betalen dan gebruikelijk is. 2.1. Appellant heeft in beroep zijn in bezwaar naar voren gebrachte standpunt herhaald, inhoudende dat hij vanwege lange wachttijden in het “openbare systeem” heeft gekozen voor deze particuliere verzekering en dat hij, gezien de hoge kosten van levensonderhoud en zijn lage inkomen, de kosten hiervan niet kan dragen. 2.2. Verweerster heeft aangevoerd dat de kosten van premie van ziektekostenverzekering alleen voor vergoeding in aanmerking komen als sprake is van extra kosten die gemaakt moeten worden vanwege de aan de vervolging gerelateerde klachten. 3. Raad moet de vraag beantwoorden of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte stand kan houden. Hij beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. 3.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft uitgesproken (15 februari 1991, WUV 1989/524, LJN AI3199) dient de premie van een ziektekostenverzekering gerekend te worden tot de algemeen gebruikelijke kosten en kan deze dus niet worden aangemerkt als extra of bijzondere kosten in de zin van de Wet. Dit is slechts anders als moet worden vastgesteld dat ten gevolge van ziekten of gebreken als gevolg van de vervolging ontstaan of verergerd een hogere premie en/of een hoger eigen risico wordt berekend. 3.2. Gesteld noch gebleken is dat appellant extra kosten in voornoemde zin heeft moeten maken in verband met zijn psychische klachten. 4. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard. 5. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2009 . (get.) A. Beuker-Tilstra. (get.) I. Mos. HD