Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6585

Datum uitspraak2009-08-27
Datum gepubliceerd2009-09-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4975 WUBO
Statusgepubliceerd


Indicatie

In hetgeen namens verzoeker bij het verzoek om herziening is aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet dan ook vaststellen dat namens verzoeker met het onderhavige verzoek is beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.


Uitspraak

08/4975 WUBO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K Als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van: [verzoeker] (hierna: verzoeker), van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juni 2006, nummer 05/5854 WUBO, in het geding tussen: verzoeker en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 27 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP In mei 2008 heeft appellant om herziening verzocht van eerder vermelde uitspraak van de Raad, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2009. Verzoeker is verschenen met bijstand van [A.B.] en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN 1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 1.2. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen. 1.3. In hetgeen namens verzoeker bij het verzoek om herziening is aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet dan ook vaststellen dat namens verzoeker met het onderhavige verzoek is beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren. 1.4. Met betrekking tot de ter zitting gedane verklaring van [A.B.], waarbij hij een dringend beroep op coulance doet omdat bewijs niet meer te leveren is en getuigen zijn overleden, merkt de Raad op dat, daargelaten dat deze verklaring niets nieuws toevoegt aan de reeds bekende gegevens omtrent de oorlogservaringen van verzoeker, deze verklaring niet kan worden aangemerkt als feit of omstandigheid in de zin van artikel 8:88 van de Awb. 2. Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen. 3. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2009. (get.) G.L.M.J. Stevens. (get.) I. Mos. HD