
Jurisprudentie
BJ6619
Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers2009/809
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers2009/809
Statusgepubliceerd
Indicatie
AWB 09/808 samenvatting
Gezinsvorming; gezinshereniging; gezinsband; verplaatsing hoofdverblijf
Tussen partijen is in geschil of in het onderhavige geval sprake is gezinsvorming, waar verweerder vanuit gaat, dan wel van gezinshereniging, zoals eiser stelt.
De insteek van verweerder bij een zaak als deze brengt met zich dat verweerder één bepaald moment hanteert voor de vraag of er sprake is van gezinshereniging of gezinsvorming. Ongeacht wat ná dat moment gebeurt, blijft er vervolgens sprake van ofwel gezinshereniging ofwel gezinsvorming. Dat onderscheid bepaalt vervolgens ook welke inkomensnorm van toepassing is te achten. Die insteek doet naar dezerzijds oordeel geen recht aan bepaalde situaties die niet ongebruikelijk zijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat niet gezegd kan worden dat de gezinsband tussen eiser, afkomstig uit de VS, en zijn Nederlandse echtgenote (reeds) is ontstaan bij hun ontmoeting in de VS op 1 mei 2006. Vervolgens heeft de rechtbank verweerder niet gevolgd in diens standpunt dat eisers echtgenote haar hoofdverblijf nimmer heeft verplaatst van Nederland naar de VS. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat niet valt in te zien dat in het onderhavige geval doorslaggevende betekenis zou moeten worden toegekend aan de omstandigheid dat eisers echtgenote zich niet heeft laten uitschrijven uit de GBA. Deze enkele omstandigheid heeft de rechtbank onvoldoende geacht om te komen tot de conclusie dat eisers echtgenote op de huwelijksdatum 1 mei 2007 nog steeds duurzaam in Nederland verbleef en aldus toen ook haar hoofdverblijf in Nederland had. Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat door eiser diverse feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht waaruit veeleer kan worden afgeleid dat in elk geval met het huwelijk het hoofdverblijf wel is verplaatst van Nederland naar de VS.
Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Roermond
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Vreemdelingenkamer
Procedurenummer: AWB 09 / 809
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[verzoeker], verzoeker,
gemachtigde mr. [gemachtigde],
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij fax van 8 januari 2009 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 december 2008. Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van verzoeker van 30 juli 2008, gericht tegen het besluit van 8 juli 2008, ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder geweigerd verzoeker een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), onder de beperking verband houdende met gezinshereniging, te verlenen.
1.2. Voorts heeft verzoeker op 9 januari 2009 de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht bij wege van voorlopige voorziening uitzetting te verbieden tot op het beroep is beslist. Bij schrijven van 5 februari 2009 en 12 juni 2009 heeft verzoeker de gronden van het beroep ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van verzoeker gezonden.
1.4. De openbare behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft met ter zitting door partijen gegeven toestemming plaatsgevonden op
30 juni 2009, in aansluiting op de behandeling ter zitting van voormeld beroep (met procedurenummer AWB 09/808). Aldaar is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en zijn echtgenote [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2].
2. Overwegingen
2.1. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter (hierna: de rechter) van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2. Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank het beroep met voormeld procedurenummer gegrond verklaard. Nu, gelet op de vernietiging van het bestreden besluit in de hoofdzaak, de procedure thans weer in de bezwaarfase is komen te verkeren en dit bezwaar, zoals volgt uit het bepaalde in artikel 73 van de Vw 2000, schorsende werking heeft, zal het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.
2.3. Aangezien het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet ten onrechte is ingediend, acht de rechter termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:84, vierde lid, juncto artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die verzoeker redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van deze procedure, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt één punt toegekend (voor het verzoekschrift), met een waarde van EUR 322,--. Voor het verschijnen ter zitting wordt, gelet op de proceskostenveroordeling in de beroepszaak, geen punt toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor één.
2.4. Aangezien ten behoeve van verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
2.5. Tevens zal de rechter bepalen dat door of namens verzoeker betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 145,-- dient te worden vergoed.
2.6. Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op EUR 322,-- (wegens kosten van de rechtsbijstand), te vergoeden aan de griffier van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond;
bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 145,-- volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. F.H. Machiels in tegenwoordigheid van mr. W.A.M. Bocken als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2009.
w.g. mr. W.A.M. Bocken,
griffier
w.g. mr. F.H. Machiels,
voorzieningenrechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 12 augustus 2009
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.