
Jurisprudentie
BJ6663
Datum uitspraak2009-08-28
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903252/1/R2 en 200903252/2/R2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903252/1/R2 en 200903252/2/R2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 24 maart 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: de raad) bij besluit van 13 november 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Leyenbroek-Vijverweg".
Uitspraak
200903252/1/R2 en 200903252/2/R2.
Datum uitspraak: 28 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de stichting Stichting Bewonersinitiatief 'De Zonnewijzer', gevestigd te Sittard,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: de raad) bij besluit van 13 november 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Leyenbroek-Vijverweg".
Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Bewonersinitiatief 'De Zonnewijzer' (hierna: de Zonnewijzer) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2009, heeft de Zonnewijzer de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 augustus 2009, waar de Zonnewijzer, vertegenwoordigd door F.J.C.M. de Kok, is verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door mr. X. Wynands, advocaat te Maastricht, gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het gebied tussen de Leyenbroekerweg en de Vijverweg mogelijk. Binnen het plangebied liggen het klooster Leyenbroek, drie woontorens en een basisschool. Het plan voorziet onder meer in nieuwe functies voor het kloostercomplex. Daarnaast voorziet het plan in woningbouw. Het college heeft goedkeuring verleend aan het plan.
2.4. De Zonnewijzer betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de nieuwe functies in het plangebied. Zij voert daartoe aan dat in het plangebied wordt voorzien in te weinig parkeerplaatsen om de parkeervraag van de bestaande en nieuwe functies in het plangebied op te vangen. De berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen is volgens de Zonnewijzer niet juist omdat alleen van minimale parkeernormen is uitgegaan en verschillende bestaande functies niet in de berekening zijn meegenomen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een berekening van de parkeerbehoefte overgelegd. Zij stelt dat het college niet is ingegaan op de door haar overgelegde berekening.
2.5. Het college heeft in navolging van de raad overwogen dat in het plangebied voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. Het college en de raad hebben hun standpunt over de parkeerbehoefte in het plangebied gebaseerd op de berekening die in bijlage 8 van de plantoelichting is opgenomen. Uit die berekening blijkt dat voor de nieuwe functies in het plangebied kan worden voorzien in het aantal parkeerplaatsen dat volgens de gemeentelijke parkeernormen voor deze functies geldt. Alleen voor de bestaande woontorens in het plangebied kan niet worden voorzien in het aantal parkeerplaatsen dat volgens de huidige parkeernormen daarvoor zou moeten worden aangelegd. Het college acht in navolging van de raad dit tekort aanvaardbaar omdat ten tijde van de bouw van deze woontorens een lagere parkeernorm gold en bovendien de doelgroep van de woontorens (senioren) minder parkeerplaatsen behoeft.
Naar aanleiding van het beroepschrift van de Zonnewijzer heeft de raad Goudappel Coffeng verzocht opnieuw een parkeer- en verkeerstoets uit te voeren. In het rapport van Goudappel Coffeng is uitgaande van de gemeentelijke parkeernormen een bruto parkeervraag van 374 plaatsen en een netto parkeervraag (rekening houdend met dubbelgebruik van plaatsen) van 359 parkeerplaatsen afkomstig van de bestaande en nieuwe functies in het plangebied berekend. In het plangebied zullen in totaal 265 parkeerplaatsen worden aangelegd, zodat een tekort van 94 parkeerplaatsen kan worden berekend. Een deel van dit tekort kan worden opgevangen door het parkeren op de Vijverweg. Deze weg biedt ruimte aan 36 parkeerplaatsen of 45 als enkele plaatsen haaks worden aangelegd, aldus het rapport. Het openbaar maken van een aantal parkeerplaatsen in het plangebied levert een bijdrage van 9 plaatsen aan het tekort. Het dan nog resterende tekort, zo wordt in het rapport gesteld, wordt voornamelijk veroorzaakt door de bestaande appartementencomplexen. Als in de parkeerbalans voor deze woningen de oude norm van 1 parkeerplaats per woning wordt gebruikt in plaats van de huidige norm van 1,6, is de parkeervraag gelijk aan het parkeeraanbod, aldus het rapport.
2.6. Het college heeft overwogen dat de bedenkingen van de Zonnewijzer inhoudelijk gelijk zijn aan haar zienswijzen en heeft voor de weerlegging daarvan verwezen naar het standpunt van de raad. De voorzitter overweegt dat de omstandigheid dat het college niet expliciet is ingegaan op de door de Zonnewijzer overgelegde berekening van de parkeerbehoefte niet betekent dat het college deze berekening niet bij zijn besluit heeft betrokken en dat het besluit om die reden niet zorgvuldig tot stand zou zijn gekomen.
2.7. De Zonnewijzer heeft ter zitting aangevoerd dat in de hiervoor genoemde rapporten de parkeerbehoefte wordt onderschat omdat daarin uitsluitend wordt gerekend met de minimale in plaats van de maximale parkeernormen zoals opgenomen in de gemeentelijke nota 'Parkeernormensystematiek'. Onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling van 16 juli 2009, in zaaknr. 200902433/2/R2, stelt de Zonnewijzer dat de keuze voor de minimale norm in plaats van de maximale niet gemotiveerd is.
In de gemeentelijke nota 'Parkeernormensystematiek' zijn parkeernormen onderscheiden voor het 'Centrumgebied Sittard en Geleen', het 'Schil/overloopgebied' en de 'Rest van de gemeente'. Bij de eerste twee genoemde gebieden zijn per functie een minimale en een maximale parkeernorm aangegeven. Voor het gebied 'Rest van de gemeente' is per functie één parkeernorm (totale norm) aangegeven. In het rapport van Goudappel Coffeng is het plangebied ingedeeld in het gebied 'Rest van de gemeente'. Aangezien voor dit gebied één norm per functie is opgenomen slaagt het betoog van de Zonnewijzer dat uitsluitend is gerekend met de minimale normen in plaats van de maximale normen niet. De door de Zonnewijzer gemaakte vergelijking met de genoemde uitspraak van de voorzitter van de Afdeling gaat niet op.
2.8. De Zonnewijzer heeft berekend dat in het plangebied ten behoeve van de bestaande en nieuwe functies 368 parkeerplaatsen nodig zijn, inclusief 106,5 parkeerplaatsen voor bezoekers. De Zonnewijzer heeft in deze berekening onder meer rekening gehouden met de parkeerbehoefte van een fanfarezaal en een café. Verder heeft zij de minimale parkeernormen gehanteerd die in de notitie Parkeernormensystematiek zijn aangegeven voor het gebied 'Schil/overloopgebied'.
In het rapport van Goudappel Coffeng is berekend dat de bruto parkeerbehoefte van de bestaande en nieuwe functies 374 parkeerplaatsen (inclusief bezoekersparkeren) bedraagt. In dit rapport is de parkeerbehoefte berekend aan de hand van de (hogere) parkeernormen voor het gebied 'Rest van de gemeente'.
Hoewel uit het rapport van Goudappel Coffeng niet blijkt dat daarin rekening is gehouden met een fanfarezaal en daarin geen rekening is gehouden met het café omdat de parkeerbehoefte daarvan op zou gaan in de parkeerbehoefte van het kunstcentrum, wordt in het rapport van Goudappel Coffeng uitgegaan van een hogere bruto parkeervraag dan door de Zonnewijzer berekend. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat de Zonnewijzer met haar berekening niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bruto parkeerbehoefte in het rapport van Goudappel Coffeng is onderschat en dat het college en de raad dit rapport niet ter nadere onderbouwing aan hun besluit ten grondslag konden leggen.
2.9. De Zonnewijzer beoogt met de door haar overgelegde berekening voorts aan te tonen dat onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd in het openbaar gebied. In de berekeningen van de Zonnewijzer is anders dan in de berekeningen van Goudappel Coffeng geen rekening gehouden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Aangezien parkeerplaatsen in het openbaar gebied gebruikt kunnen worden voor meerdere functies in het plangebied, acht de voorzitter het juist dat met dubbelgebruik rekening is gehouden. De Zonnewijzer heeft met de door haar overgelegde berekening dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de door Goudappel Coffeng gemaakte berekening van de netto parkeerbehoefte zodanige gebreken vertoont dat het college en de raad dit rapport niet ter nadere onderbouwing aan hun besluit ten grondslag konden leggen.
2.10. Ten aanzien van het betoog van de Zonnewijzer dat binnen het plangebied ten onrechte niet voorzien wordt in de berekende parkeerbehoefte overweegt de voorzitter het volgende. Vast staat dat in het plangebied 265 parkeerplaatsen zullen worden aangelegd en dat derhalve niet zal worden voorzien in de netto parkeerbehoefte van de bestaande en nieuwe functies van 359 parkeerplaatsen. Het college heeft in navolging van de raad gesteld dat een deel van het tekort (36 tot 45 plaatsen) kan worden opgevangen door parkeren op de Vijverweg. Aangezien uit de stukken blijkt dat de parkeerplaatsen op de Vijverweg gezien hun ligging alleen zullen worden gebruikt voor de functies in het plangebied en anders dan de Zonnewijzer stelt, niet is gebleken dat deze weg te smal is voor parkeren, is de voorzitter van oordeel dat het college deze plaatsen heeft kunnen betrekken bij de berekening van het totale aantal beschikbare parkeerplaatsen voor de functies in het plangebied.
Verder is in het rapport gesteld dat een deel van het tekort (9 plaatsen) kan worden opgelost door het openbaar maken van een aantal parkeerplaatsen in het plangebied. Zoals in overweging 2.9 is gesteld kunnen openbare parkeerplaatsen gebruikt worden voor meerdere functies in het plangebied. Het college heeft dan ook in navolging van de raad in redelijkheid kunnen stellen dat het openbaar maken van een aantal plaatsen een bijdrage levert aan het oplossen van het tekort.
Uit de rapporten blijkt dat het resterende deel van het berekende tekort (ongeveer 50 plaatsen) wordt veroorzaakt door de bestaande appartementencomplexen. In het plangebied zijn voldoende parkeerplaatsen aanwezig om te voldoen aan de parkeernorm van 1 parkeerplaats per woning die van toepassing was ten tijde van de bouw van de appartementen. Het plangebied biedt niet de ruimte om aan de huidige parkeernorm van 1,6 per woning te voldoen. De voorzitter is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij deze appartementen kan worden uitgegaan van de oude parkeernorm. De voorzitter betrekt daarbij dat niet aannemelijk is gemaakt dat in de huidige situatie parkeerproblemen worden ondervonden, dat voor de nieuwe functies in het plangebied wordt voorzien in de parkeerbehoefte conform de geldende parkeernormen, en dat de raad heeft gesteld dat de parkeersituatie in het plangebied zal worden gemonitord en zo nodig maatregelen zullen worden getroffen.
Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat de realisering van het plan zal leiden tot parkeerproblemen in het plangebied.
2.11. Voorts is volgens de Zonnewijzer ten onrechte niet voorzien in een Kiss & Ride voorziening met een capaciteit van 96 plaatsen voor de basisschool.
2.12. In het rapport van Goudappel Coffeng is berekend dat behoefte bestaat aan 37 Kiss & Ride plaatsen. Ter zitting is gesteld dat in de huidige situatie onder meer een parkeerterrein ten noordoosten van het plangebied wordt gebruikt voor het halen en brengen van kinderen naar de basisschool. Verder blijkt uit de stukken dat de parkeerplaatsen op de Vijverweg ook kunnen worden gebruikt voor het kortdurend parkeren ten behoeve van het halen en brengen van kinderen. In hetgeen de Zonnewijzer heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het college de behoefte aan Kiss & Ride plaatsen heeft onderschat. Het college heeft zich voorts in navolging van de raad op het standpunt kunnen stellen dat in de omgeving van het plangebied kan worden voorzien in deze kortdurende parkeerbehoefte.
2.13. Verder voert de Zonnewijzer aan dat de verkeersgevolgen voor de aan het plangebied grenzende woonwijk onvoldoende zijn onderzocht.
2.14. Het college en de raad hebben zich op het standpunt gesteld dat uit het 'Rapport luchtkwaliteit Bouwplan Leyenbroek Sittard' blijkt dat de verkeersintensiteit op de Vijverweg en de Leyenbroekerweg slechts gering zal stijgen door de realisering van de nieuwe functies in het plangebied. De verkeersintensiteit op de Bernhardlaan zal gelijk blijven.
Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat het betoog van de Zonnewijzer dat de verkeersgevolgen voor de aangrenzende woonwijk onvoldoende zijn onderzocht faalt. Voorts geeft hetgeen de Zonnewijzer heeft gesteld geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich op basis van dit onderzoek niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toename van de verkeersintensiteit op de ontsluitende wegen gering zal zijn en dat deze wegen berekend zijn op deze toename.
2.15. Ten slotte voert de Zonnewijzer aan dat de monumentale waarden van het stadspark zullen worden aangetast door de nieuwe functies in het plangebied. Zij vreest onder meer dat in het stadspark zal worden geparkeerd.
2.16. Het college heeft zich in navolging van de raad op het standpunt gesteld dat de bebouwing in het plangebied geen afbreuk doet aan de monumentale waarden van het stadspark. De raad verwijst in dit verband naar het advies van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten.
2.17. In het plangebied ligt een deel van het als rijksmonument aangewezen stadspark. Aan dit park is de bestemming "Groen" en de dubbelbestemming "Monumentaal park" toegekend. Gronden met de bestemming "Groen" zijn ingevolge artikel 5 van de planvoorschriften onder meer bestemd voor plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten. Het gebruik van deze gronden voor parkeervoorzieningen, is, zo heeft de raad ter zitting bevestigd, niet toegestaan. De vrees van de Zonnewijzer dat het monumentale stadspark gebruikt zal worden voor de aanleg van parkeervoorzieningen is dan ook ongegrond.
Het plan voorziet niet in bebouwing in het monumentale stadspark. Het plan voorziet wel in nieuwbouw in de nabijheid van het stadspark. In de enkele stelling van de Zonnewijzer dat de nieuwe functies in het plangebied afbreuk doen aan de monumentale waarde van het park ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet mede op basis van het advies van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monument, op het standpunt heeft kunnen stellen dat realisering van het plan geen onaanvaardbare afbreuk zal doen aan het monumentale karakter van het stadspark.
2.18. De conclusie is dat hetgeen de Zonnewijzer heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.19. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2009
388.