Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6680

Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900078/1/H2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 9 november 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden (hierna: de raad) aan [appellante] een toevoeging verleend waarbij de eigen bijdrage is vastgesteld op € 92,00.


Uitspraak

200900078/1/H2. Datum uitspraak: 2 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 november 2008 in zaak nr. 08/964 in het geding tussen: [appellante] en de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden. 1. Procesverloop Bij besluit van 9 november 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden (hierna: de raad) aan [appellante] een toevoeging verleend waarbij de eigen bijdrage is vastgesteld op € 92,00. Bij besluit van 25 maart 2008 heeft de raad het door mr. M.R.M. Schaap (hierna: Schaap) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 28 november 2008, verzonden op 1 december 2008, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 5 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 februari 2009. De raad heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 14 augustus 2009. 2. Overwegingen 2.1. De raad heeft de op 19 november 2007 gedateerde en op 23 november 2007 door Schaap ingediende aanvraag om de op 9 november 2007 afgegeven toevoeging te wijzigen in die zin, dat de eigen bijdrage op nihil wordt vastgesteld, aangemerkt als een door Schaap ingediend bezwaarschrift tegen het besluit van 9 november 2007. In het besluit op bezwaar van 25 maart 2008 heeft de raad het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat dit door Schaap voor zichzelf is gemaakt en zij geen belanghebbende is bij het besluit van 9 november 2007. 2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de raad de aanvraag om wijziging van de toevoeging terecht heeft aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 9 november 2007. Volgens [appellante] is tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Het woord bezwaar is daarin niet gebruikt en het was niet de bedoeling om bezwaar te maken. De eigen bijdrage is terecht vastgesteld, gelet op haar inkomen in de twee jaren voorafgaande aan de aanvraag. Wegens de gewijzigde omstandigheid echter dat zij sinds 1 april 2007 geen inkomen had, is naar analogie met een aanvraag om peiljaarverlegging een aanvraag om wijziging ingediend. 2.2.1. Het betoog faalt. Vaststaat dat ten tijde van de indiening van de aanvraag om wijziging van de toevoeging, de bezwaartermijn tegen het besluit van 9 november 2007 nog niet was verstreken. Met die aanvraag is beoogd de bij dat besluit verleende toevoeging te doen wijzigen in die zin, dat de eigen bedrage alsnog werd vastgesteld op nihil. Voor het aanmerken als bezwaarschrift is vermelding van het woord bezwaar niet doorslaggevend. Voorts heeft Schaap het aanmerken van deze aanvraag als bezwaar in de ontvangstbevestiging van de raad van 29 januari 2008, gedurende de bezwaarprocedure niet weersproken en is zij in haar handelingen bij de verdere voortgang van die procedure er ook van uitgegaan dat zij bezwaar had gemaakt. Gelet hierop heeft de raad de aanvraag om wijziging van de toevoeging mogen aanmerken als bezwaar tegen de verleende toevoeging en deze terecht als zodanig behandeld, zoals de rechtbank heeft overwogen. Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd over de juistheid van de aanvankelijk vastgestelde eigen bijdrage en de gewijzigde omstandigheid dat zij sinds 1 april 2007 geen inkomen had, leidt niet tot een ander oordeel. Deze financiële situatie van [appellante] was ten tijde van de aanvraag om toevoeging reeds een gegeven en had meegenomen kunnen worden in de besluitvorming op die aanvraag. 2.3. Voor zover [appellante] in hoger beroep haar bij de rechtbank ingenomen standpunt herhaalt, dat de raad een termijn had moeten stellen om duidelijk te maken dat het bezwaar namens haar was gemaakt en zij beoogt te betogen dat de rechtbank dit heeft miskend, faalt dit betoog. De rechtbank heeft terecht overwogen dat Schaap in de gelegenheid is gesteld aan te geven of namens [appellante] bezwaar is gemaakt en dat daarop niet is gereageerd. De rechtbank is dan ook terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de raad heeft mogen aannemen dat bezwaar is gemaakt door Schaap op eigen naam. Aangezien Schaap geen belanghebbende was bij het besluit van 9 november 2007, is haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat. w.g. Bijloos w.g. Dallinga lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009 18-609.