Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6741

Datum uitspraak2009-08-04
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607031-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Inbraak, Bedreiging, Bewijsmotivering, Strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector strafrecht – Meervoudige Strafkamer Parketnummer: 07.607031-09 en 607127-09 (gevoegd ter terechtzitting) (P) Datum uitspraak: 4 augustus 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres] 1. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is gehouden op de zitting van 21 juli 2009. Verdachte is niet verschenen. Mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, is wel verschenen en heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen. Tijdens de behandeling hebben de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt. 2. De tenlastelegging De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 19 januari 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een computer (merk: Packard Bell, kleur: zwart) en/of een monitor (merk: Packerd Bell, kleur: zwart) en/of een DVD-speler (merk: Sony, kleur: grijs/zilver) en/of een Playstation 2 (merk: Sony, kleur: zwart) en/of een Playstation portable (merk: Sony, kleur: zwart) en/of een portable DVD/CD-speler (merk: Panasonic, kleur: zwart) en/of een (voetbal)tas (van FC-Omniworld) en/of een mobiele telefoon (merk: Nokia, type: N95) en/of een geldbedrag (290 euro) en/of één of meer computerspel(len) en/of een oplader (merk: Sony, kleur: zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 2. hij op of omstreeks 10 april 2009 in de gemeente Almere [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - op een afstand van (ongeveer) 1 à 1,5 meter, in ieder geval op een (zeer) korte afstand van die [slachtoffer] gestaan en/of - een mes, althans een scherp (steek)voorwerp (uit zijn kleding) getrokken en/of - (vervolgens) dat mes, althans dat scherpe (steek)voorwerp voor zich in de richting van die [slachtoffer] gehouden en/of (daarmee) (horizontale) zwaaibewegingen en/of steekbewegingen in de richting van die [slachtoffer] gemaakt en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "nu moet je oprotten anders steek ik je neer" en/of "ga weg, ga weg jij, want ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. 3. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. 4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 4.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek op voornoemde zitting naar voren is gebracht. Feit 1 Aangever, [aangever], heeft verklaard dat hij op 19 januari 2009 rond 15:30 thuis kwam en zag dat er bij hem was ingebroken. Hij heeft vervolgens geconstateerd dat hij de volgende goederen miste; een computer, een monitor, een dvd-speler, een playstation 2, een playstation portable, een portable dvd/cd speler, een FC-Omniworld voetbaltas, een mobiele telefoon, € 290,-, drie playstation portable spellen en een playstation portable oplader. Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] ’s middags een breekijzer en een glassnijder heeft gekocht. Vervolgens zijn ze richting de [adres] gelopen. Toen ze in het steegje tussen de [adres] en de [adres] liepen, heeft verdachte gezien dat [medeverdachte] een aantal keer over de schuttingen van de huizen heen keek. Bij een van de huizen zag [medeverdachte] een raam openstaan. Verdachte is vervolgens met [medeverdachte] om het huis gelopen en heeft aangebeld om te kijken of er iemand thuis was. Vervolgens zag verdachte dat [medeverdachte] op het dak stond en met een glassnijder het raam open probeerde te krijgen. [medeverdachte] is op dat moment ook het dak opgegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment is weggegaan. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en verdachte is tegengekomen in de [adres]. Hij is met hen meegelopen en heeft gezien dat verdachte en [medeverdachte] bij een huis naar de voordeur liepen om aan te bellen. Toen er niemand thuis bleek te zijn, zijn [medeverdachte] en [medeverdachte] de tuin in gelopen. [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn het dak opgegaan om te kijken of ze daar naar binnen konden. Vervolgens heeft [medeverdachte] het raam boven geforceerd met de koevoet en is [medeverdachte] via dit raam naar binnen gegaan. Binnen heeft hij de voordeur opengemaakt en zijn verdachte, [medeverdachte], [medeverdachte], en [medeverdachte] alle vier naar binnen gegaan. Binnen heeft hij gezien dat verdachte, [medeverdachte] en [medeverdachte] een Omniworld tas bij zich hadden en dat ze daar spullen in hadden gedaan. [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens met de tas vol spullen naar het huis van [medeverdachte] en verdachte gegaan. Getuige [getuige], de moeder van verdachte, heeft verklaard dat verdachte, [medeverdachte], [medeverdachte] (de broer van verdachte) en [medeverdachte] met z’n vieren bij haar thuis waren. Rond 11:00 gingen ze naar buiten toe. ’s Middags kwamen zij alle vier weer terug. [medeverdachte] was er toen ook bij. [getuige] heeft gezien dat de jongens een sporttas bij zich hadden. Deze tas hadden ze niet bij zich toen ze het huis rond 11:00 hadden verlaten. [getuige] heeft voorts verklaard dat de jongens schrokken toen zij de kamer inliep. Een van hen pakte de tas op en had daar moeite mee omdat de tas behoorlijk vol zat en – kennelijk – ook zwaar was. Op grond van het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak, in vereniging gepleegd. Feit 2 Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde uit de richting van het BP tankstation. Hij is vervolgens in de richting van het geschreeuw gelopen. Toen hij bij het BP tankstation was aangekomen zag hij dat verdachte en zijn schoonvader, [getuige] tegen elkaar stonden te schreeuwen. [slachtoffer] heeft verdachte bij zijn schouder vastgepakt en daarbij gezegd dat verdachte geen problemen moest zoeken. Verdachte heeft vervolgens een mes uit zijn mouw gehaald. Hij heeft richting [slachtoffer] geschreeuwd: “Nu moet je oprotten anders steek ik je neer”. Hierbij maakte hij met het mes horizontale zwaaibewegingen in de richting van [slachtoffer]. [getuige] heeft [slachtoffer] vervolgens bij verdachte weggehouden, waarop verdachte is weggelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij een woordenwisseling heeft gehad met [getuige]. Op enig moment heeft [slachtoffer] verdachte een duw tegen zijn schouders gegeven. Verdachte heeft hem toen een duw teruggegeven en is vervolgens weggelopen. [getuige] heeft verklaard dat hij een woordenwisseling heeft gehad met verdachte. Op enig moment is [slachtoffer] bij hen komen staan. [getuige] heeft gehoord dat [slachtoffer] tegen verdachte zei dat hij rustig moest blijven. Hierop heeft [getuige] gezien dat verdachte een mes pakte, dat hij zijn hand en het mes naar achteren bracht en dat hij richting [slachtoffer] riep: “Ga weg, ga weg jij, want ik steek je neer”. Verdachte heeft vervolgens het mes aan een van zijn vrienden afgegeven en is weggelopen. Getuige [getuige], een vriend van verdachte, heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met [getuige] stond te praten. Op enig moment kwam [slachtoffer] erbij staan. [getuige] zag vervolgens dat [slachtoffer] een hand op de schouder van verdachte legde. Verdachte werd hierop kwaad en heeft een mes uit zijn broek getrokken. Hij hield dit mes voor zich uit en heeft [slachtoffer] daarmee bedreigd. Toen een andere vriend, [getuige], tegen verdachte zei dat hij rustig moest doen, heeft het verdachte het mes weggestopt en is hij weggelopen. Op grond van het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. 5. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1. en 2. ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 19 januari 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een computer (merk: Packard Bell, kleur: zwart) en een monitor (merk: Packard Bell, kleur:zwart) en een DVD-speler (merk: Sony, kleur: grijs/zilver) en een Playstation 2 (merk: Sony, kleur: zwart) en een Playstation portable (merk: Sony, kleur: zwart) en een portable DVD/CD-speler (merk: Panasonic, kleur: zwart) en een (voetbal)tas (van FC-Omniworld) en een mobiele telefoon (merk: Nokia, type: N95) en een geldbedrag (290 euro) en computerspellen en een oplader (merk: Sony, kleur: zwart) toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak. 2. hij op 10 april 2009 in de gemeente Almere [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - op korte afstand van die [slachtoffer] gestaan en - een mes getrokken en - vervolgens dat mes voor zich in de richting van die [slachtoffer] gehouden en daarmee horizontale zwaaibewegingen in de richting van die [slachtoffer] gemaakt en daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “nu moet je oprotten ander steek ik je neer” en/of “ga weg, ga weg jij, want ik steek je neer”, althans woorden van gelijke aard of strekking. 6. De kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op: 1. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. 2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft voor wat betreft het onder 2. ten laste gelegde betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van noodweer, dan wel noodweerexces. De rechtbank overweegt dat een situatie dat verdachte zich noodzakelijk heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf niet aannemelijk is geworden. Nu een dergelijke situatie niet aan de orde was en ook niet is geweest wordt reeds op die grond ook het beroep op noodweerexces verworpen. Gelet op het hiervoor overwogene dient het beroep op noodweer, dan wel noodweerexces te worden verworpen. De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. 7. De oplegging van straf of maatregel 7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. en 2. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling in De Waag of een andere, soortgelijke instelling. 7.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft opgemerkt dat aan verdachte een bijzondere voorwaarde is opgelegd bij het vonnis d.d. 17 april 2009 van de kinderrechter in deze rechtbank. De raadsman stelt zich op het standpunt dat dit in de onderhavige strafzaak derhalve niet noodzakelijk is. Verdachte is voorts voldoende gestraft met de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft verzocht een mogelijk op te leggen gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Volgens de raadsman zijn dit overigens 118 dagen. 7.3 Het oordeel van de rechtbank Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 juni 2009; - een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 21 juli 2009, uitgebracht door P. Leek, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, Regio Midden en Oost Nederland, Locatie Lelystad. Op voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf voorts rekening met de straf die verdachte bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 17 april 2009 is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank evenwel bepalen dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits de verdachte zich gedurende een proeftijd van twee jaren aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken en hij de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing Het onder 1. en 2. ten gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is daarom strafbaar. Het onder 1. en 2. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen. De tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 80 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag of een andere, soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Aldus gewezen door mr. W.F. Roelink , voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. drs. dr. P.A.L. Ducheine, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Schoo, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2009. Mr. Meijer en mr. drs. dr. Ducheine voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.