Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6818

Datum uitspraak2009-08-28
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers09/1229 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. De Raad ziet de herziening van de WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% geen stand houden. De herziening steunt uitsluitend op de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige. Hieraan is geen op de gezondheidstoestand en op de daaruit voortvloeiende medische beperkingen gericht medisch onderzoek van appellant voorafgaan. Ondertekening van de bezwaarverzekeringsarts voor de geschiktheid van de functies ontbreekt. Vernietiging uitspraak.


Uitspraak

09/1229 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 februari 2009, 08/6684 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 28 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M. de Boorder, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2009, waar appellant is verschenen met mr. W.G.H. van de Wetering, advocaat te ’s-Gravenhage als zijn raadsman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. Snijders. II. OVERWEGINGEN 1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 2 september 2008 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv gegrond heeft verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 november 2007. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv bepaald dat appellant per 22 februari 2007 aanspraak maakt op uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en dat deze uitkering per 2 oktober 2008 dient te worden vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. 2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. 3. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat de beperkingen onvoldoende geaccepteerd en te licht vastgesteld zijn, dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst sprake is van verborgen gebreken en dat de geduide functies onvoldoende gemotiveerd zijn. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. De Raad stelt vast dat aan het bestreden besluit twee verschillende beoordelingen, te weten per 22 februari 2007 en per 2 oktober 2008, ten grondslag liggen van de bij appellant bestaande arbeidsongeschiktheid. 4.2. Met betrekking tot de datum 22 februari 2007 heeft appellant geen belang bij een oordeel van de Raad, nu hem per die datum een WAO-uitkering is toegekend naar de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse. 4.3. Voor wat betreft de datum 2 oktober 2008, ziet de Raad de herziening van de WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% geen stand houden. Deze herziening steunt uitsluitend op de rapportage van 31 juli 2008 van de bezwaararbeidsdeskundige W.Th. Pompe. Hieraan is geen op de gezondheidstoestand en op de daaruit voortvloeiende medische beperkingen per 2 oktober 2008 gericht medisch onderzoek van appellant voorafgaan. Uit het door de bezwaarverzekeringsarts M. Keus verrichtte onderzoek blijkt dat dit enkel en alleen gericht was op de vaststelling van de belastbaarheid van appellant per 22 februari 2007. Te minder reden ziet de Raad om dit te aanvaarden in de omstandigheid dat in een aanvullende rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige Pompe, eveneens gedateerd 31 juli 2008, de signaleringen bij de geduide functies zijn toegelicht, maar dat ondertekening van de bezwaarverzekeringsarts voor de geschiktheid van die functies ontbreekt. 4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit, voor zover gericht op de datum 2 oktober 2008, onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en met de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. 5. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.288,-. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is beslist over de datum 2 oktober 2008; Veroordeelt het Uwv tot betaling van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.288,-; Bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 149,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2009. (get.) D.J. van der Vos. (get.) A.C.A. Wit. TM