Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6926

Datum uitspraak2009-08-04
Datum gepubliceerd2009-09-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers08/00281
Statusgepubliceerd


Indicatie

Parkeerbelasting. Bij aanwezigheid van een gemeenteblad dient publicatie van algemeen verbindende voorschriften daarin plaats te vinden.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 08/00281 uitspraakdatum: 4 augustus 2009 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X (hierna:belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 mei 2008, nummer 07/179, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer (hierna: de Ambtenaar) 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Aan belanghebbende is met dagtekening 2 oktober 2006 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met bonnummer 75452 tot een bedrag van € 48,50. 1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2006, de naheffingsaanslag gehandhaafd. 1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. 1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd. 1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2009 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Ambtenaar. 1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. 2. De vaststaande feiten 2.1 Belanghebbende heeft op maandag 2 oktober 2006 om 19.19 uur zijn auto met kenteken 00-AA-BB geparkeerd op de a-straat te Deventer. De parkeercontroleur van de gemeente heeft, nadat deze had geconstateerd dat geen geldige parkeerkaart zichtbaar aanwezig was in de auto, aan belanghebbende voormelde naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. 2.2 De onderhavige naheffingsaanslag is gebaseerd op de Parkeerbelastingverordening 2006 van de gemeente Deventer (hierna: de Verordening). Bekendmaking van de Verordening heeft plaatsgevonden in het gemeenteblad op 6 december 2005, alsmede op de Deventer Nu pagina’s in de Deventer Post van 14 december 2005. 2.3 In artikel 7 van de Verordening is bepaald dat de aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting mag worden geparkeerd, in alle gevallen geschiedt door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit. Deze aanwijzing heeft gestalte gekregen in het Aanwijzingsbesluit parkeerapparatuurplaatsen van 31 januari 2006 (hierna: het Aanwijzingsbesluit). 2.4 Bekendmaking van het Aanwijzingsbesluit heeft plaatsgevonden door op de Deventer Nu pagina’s van de Deventer Post van 15 februari 2006 op te nemen dat het college van burgemeester en wethouders op 31 januari 2006 heeft ingestemd met het Aanwijzingsbesluit, alsmede de vermelding van de plaatsen waar het Aanwijzingsbesluit ter inzage ligt. 2.5 De parkeerbelastingverordening 2004 van de gemeente Deventer (verordening op de heffing en invordering van perkeerbelastingen 2004), welke gold voor de jaren 2004 en 2005, alsmede het op deze verordening gebaseerde aanwijzingsbesluit parkeerapparatuurplaatsen zijn op dezelfde wijze bekendgemaakt als de Verordening en het Aanwijzingsbesluit. 2.6 De tijden voor het betaald parkeren in de gemeente Deventer zijn per 1 april 2004 uitgebreid. Vóór deze datum was op de dag en het tijdstip waarop belanghebbende op de betreffende plaats had geparkeerd geen parkeerbelasting verschuldigd. 2.7 De gemeente Deventer heeft in ieder geval sinds 2005 onafgebroken over een gemeenteblad beschikt. 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1 In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en heeft daartoe aangevoerd dat de tijden en locaties waarvoor het betaald parkeren binnen de gemeente Deventer geldt niet op de juiste wijze zijn bekendgemaakt. De Ambtenaar is van mening dat de bekendmaking van het Aanwijzingsbesluit rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. 3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting. 3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. 3.4 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. 4. Beoordeling van het geschil 4.1 De Verordening is gebaseerd op artikel 225 van de Gemeentewet. In het eerste lid, aanhef, en onder a van dit artikel is het volgende opgenomen. “In het kader van de parkeerregulering kunnen de volgende belastingen worden geheven: a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;” 4.2 Naar het oordeel van het Hof vindt het Aanwijzingsbesluit via de delegatiebepaling van artikel 7 van de Verordening zijn grondslag in bovenstaand wetsartikel. Het Aanwijzingsbesluit, dat bepaalt op welke plaatsen en tijdstippen parkeerbelasting is verschuldigd, vult de Verordening op essentiële punten aan; zonder het Aanwijzingsbesluit zou de Verordening niet verbindend zijn. Anders dan de Rechtbank, is het Hof van oordeel dat hieruit volgt dat het Aanwijzingsbesluit een algemeen verbindend voorschrift is. Voor de vraag of het Aanwijzingsbesluit – zijnde een algemeen verbindend voorschrift – rechtsgeldig is bekendgemaakt dient niet, zoals de Rechtbank heeft gedaan, te worden getoetst aan het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (zie artikel 3:1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van die wet) maar aan het bepaalde in artikel 139 van de Gemeentewet. 4.3 Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt in het eerste lid dat besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, niet verbinden dan wanneer zij bekend zijn gemaakt. In het tweede lid van dit artikel staat vermeld hoe bekendmaking van dergelijke besluiten dient plaats te vinden. “De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het gemeenteblad, dan wel, bij gebreke daarvan, door opneming in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave.” 4.4 Naar het oordeel van het Hof moet bovenstaand wetsartikel aldus worden uitgelegd dat, indien een gemeente over een gemeenteblad beschikt, bekendmaking van besluiten welke algemeen verbindende voorschriften inhouden geschiedt door plaatsing in dit gemeenteblad. Eerst indien een gemeente niet over een gemeenteblad beschikt, kan, bij gebreke daarvan, bekendmaking op andere wijze geschieden, waarbij nadere vereisten gelden teneinde te voorkomen dat wordt volstaan met interne publicatie. 4.5 Nu in de gemeente Deventer ten tijde van de bekendmaking van het Aanwijzingsbesluit een gemeenteblad bestond, had bekendmaking van dit besluit naar het oordeel van het Hof dienen te geschieden door opname in dit gemeenteblad. Nu dit niet is geschied, kan het Aanwijzingsbesluit niet verbinden. 4.6 Vervolgens dient onderzocht te worden of de naheffingsaanslag kan steunen op een eerdere verordening (vergelijk onder meer Hoge Raad 15 juli 1987, nr. 24.801, BNB 1987/270 en HR 9 augustus 2002, nr. 36.624, BNB 2002/329). 4.7 De Verordening trad blijkens artikel 12, eerste lid, van de Verordening in de plaats van de verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2004. Nu het aanwijzingsbesluit gebaseerd op deze laatste verordening op dezelfde wijze is bekendgemaakt als het Aanwijzingsbesluit, kan ook dit eerdere aanwijzingsbesluit niet verbinden en derhalve kan de naheffingsaanslag ook niet op dit eerdere aanwijzingsbesluit steunen. 4.8 De naheffingsaanslag kan ook niet steunen op een (aanwijzings)besluit van vóór 2004, aangezien op grond van eerdere verordeningen geen parkeerbelasting verschuldigd was op de dag en het tijdstip waarop belanghebbende op de betreffende plaats had geparkeerd. 4.9 Uit het bovenstaande volgt dat het gelijk aan belanghebbende is. Het hoger beroep is gegrond; de naheffingsaanslag kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. 5. Proceskosten Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op zijn reis en verblijfkosten wegens het bijwonen van de zittingen in beroep en in hoger beroep, begroot op € 40. 6. Beslissing Het Gerechtshof: - verklaart het hoger beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak van de Rechtbank; - verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vernietigt de naheffingsaanslag; - veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 40 te vergoeden door de gemeente Deventer, en - gelast dat de gemeente Deventer aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 39 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 107 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. J. Zwemmer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. De beslissing is op 4 augustus 2009 in het openbaar uitgesproken. De griffier, De voorzitter, (J.L.M. Egberts) (R.A.V. Boxem) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.