Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6946

Datum uitspraak2009-08-24
Datum gepubliceerd2009-09-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers158558/HA RK 09-103
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wrakingsbeslissing. De feiten en omstandigheden die de gemachtigde van verzoekster ter onderbouwing van het verzoek naar voren heeft gebracht, zien alle op de bejegening door de rechter van de gemachtigde tijdens de voorafgaande procedures waarin hijzelf partij was. De standpunten van verzoekster zien alle op de zich voorgedaan hebbende gebeurtenissen in de voorafgaande procedures en hebben geen betrekking op de hoofdzaak. Derhalve kunnen deze feiten en omstandigheden geen grond(en) opleveren voor het oordeel dat het fungeren van de rechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Wrakingskamer zaaknummer: 158558/HA RK 09-103 datum beslissing: 24 augustus 2009 Op verzoek van: [Verzoekster], gemachtigde: M.H. Haddad, tevens echtgenoot van verzoekster. 1. Procesverloop 1.1 Op de openbare zitting van 29 mei 2009 heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking verzocht van [rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector Bestuursrecht Belastingkamer, aanhangige zaak met zaaknummer: AWB 08/6531, hierna te noemen: de hoofdzaak. 1.2 De rechter heeft niet berust in de wraking. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opmaakt en ter hand gesteld aan de wrakingskamer. 1.3 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Deze reactie is in afschrift verstrekt aan de gemachtigde van verzoekster bij aangetekende brieven van 16 juni 2009 van de rechtbank. 1.4 De gemachtigde van verzoekster en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 26 juni 2009. De wederpartij in de hoofdzaak is, met bericht aan de rechtbank, niet verschenen. De rechter heeft van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt. Verzoekster noch haar gemachtigde is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, ter zitting verschenen. Per aangetekende brieven met dagtekening 16 juni 2009 is de gemachtigde van verzoekster op het adres […] te Amsterdam alsmede dat aan […] te Amsterdam uitgenodigd om ter terechtzitting te verschijnen van 26 juni 2009 om 13:30 uur. Blijkens de gegevens van TNT Post Track & Trace zijn beide zendingen op respectievelijk 18 juni 2009 en 19 juni 2009 uitgereikt. Derhalve is de gemachtigde van verzoekster op een juiste wijze uitgenodigd om ter terechtzitting te verschijnen. 2. Het standpunt van verzoekster De gemachtigde van verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd, dat: - de rechter in voorafgaande procedures met kenmerk AWB 07/2842, AWB 07/2843, AWB 07/910 en AWB 07/911, waarin hijzelf partij was, hem inhumaan heeft behandeld door van hem te verlangen dat hij in de handboeien geslagen naar de terechtzitting zou komen met als doel hem voor schut te zetten; - de rechter in voorafgaande procedures met kenmerk AWB 07/2842, AWB 07/2843, AWB 07/910 en AWB 07/911 heeft geweigerd een vertoogschrift aan hem te sturen; - de rechter in voorafgaande procedures met kenmerk AWB 07/2842, AWB 07/2843, AWB 07/910 en AWB 07/911 zijn verzoeken om uitstel vanwege overmacht heeft afgewezen en de behandeling na die afwijzing heeft voortgezet; - de rechter in voorafgaande procedures met kenmerk AWB 07/2842, AWB 07/2843, AWB 07/910 en AWB 07/911 hem ongelijk heeft gegeven, waardoor hij nu een belastingschuld heeft van ongeveer € 300.000. 3. Beoordeling 3.1 Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt een verzoek om wraking gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoekster bekend zijn geworden. Met dit voorschrift wordt, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis (MvT, p. 410), beoogd te voorkomen dat door de indiening van een wrakingsverzoek de goede voortgang van de procedure onredelijk wordt vertraagd. Niet in geschil is dat de gemachtigde reeds voor het verzenden van de uitnodiging om ter zitting van 29 mei 2009 te verschijnen op de hoogte was van de afwijzende uitspraak, die aan hem verzonden is op 6 november 2008, in de procedures bij de rechtbank Haarlem met zaaknummers: AWB 07/2842, AWB 07/2843, AWB 07/910 en AWB 07/911 (hierna: de voorafgaande procedures). 3.2 Als verzoekster tot op de zitting heeft gewacht met het indienen van het verzoek om wraking kan dit leiden tot het oordeel dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is. De gemachtigde van verzoekster is bij aangetekende brief met dagtekening 6 april 2009, en nogmaals per gewone post van 9 april 2009, uitgenodigd om ter zitting te verschijnen op 29 mei 2009 om 9:50 uur ter behandeling van de hoofdzaak. In de uitnodiging gericht aan de gemachtigde van eiseres in de hoofdzaak staat onder andere het volgende vermeld: ‘De rechter die de zaak op de zitting behandelt is [rechter].’ Nu de gemachtigde ter zitting van 29 mei 2009 is verschenen, houdt de wrakingskamer het ervoor dat hij eerst ter zitting ten overstaan van [rechter] heeft kunnen vaststellen dat de behandelend rechter dezelfde is als die in de voorafgaande procedures. Derhalve acht de wrakingskamer het verzoek ontvankelijk. 3.3 Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. 3.4 Gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoekster dan wel haar gemachtigde een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert. Het enkele feit dat de gemachtigde in de voorafgaande procedures van de rechter ongelijk heeft gekregen, rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van een vooringenomenheid van de rechter. 3.5 De feiten en omstandigheden die de gemachtigde van verzoekster ter onderbouwing van het verzoek naar voren heeft gebracht, zien alle op de bejegening door de rechter van de gemachtigde tijdens de voorafgaande procedures waarin hijzelf partij was. In de voorafgaande procedures had de gemachtigde eveneens ter zitting om wraking van de rechter verzocht, welk verzoek door de wrakingskamer op 10 april 2008 ongegrond is verklaard (zaaknummer: 145227/HA RK 08-36). De onder 2 weergegeven standpunten van verzoekster zien alle op de zich voorgedaan hebbende gebeurtenissen in de voorafgaande procedures en hebben geen betrekking op de hoofdzaak. Derhalve kunnen deze feiten en omstandigheden geen grond(en) opleveren voor het oordeel dat het fungeren van de rechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden. 3.6 Voorts zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets evenmin grond voor wraking oplevert. 3.7 Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het standpunt van verzoekster dat de gemachtigde als gevolg van een afwijzende uitspraak van de rechter in de voorafgaande procedures een aanzienlijke belastingschuld heeft, niet kan leiden tot een geldig wrakingsverzoek, nu het rechtsmiddelensysteem zo is opgebouwd dat tegen deze uitspraak beroep openstaat bij het Gerechtshof te Amsterdam, alwaar de bestreden uitspraak in hoger beroep zal worden herbeoordeeld. 3.8 De door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking. 3.9 De rechtbank zal het verzoek afwijzen. 4. Beslissing De rechtbank: 4.1 wijst het verzoek om wraking af; 4.2 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen; 4.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden; 4.4 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is gegeven door mr. A.C. Monster, voorzitter, en mrs. M.J.M. Verpalen en C.A.M. van de Rest-van der Heijden, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2009 in tegenwoordigheid van mr. B.A. Blijswijk als griffier. Rechtsmiddel Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.