Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7024

Datum uitspraak2009-09-04
Datum gepubliceerd2009-09-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-000465-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is ter zake van het plegen van openlijk geweld tegen goederen en het voorhanden hebben van een vlindermes, veroordeeld tot een geldboete van € 400,-, subsidiair 8 dagen hechtenis.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000465-08 Parketnummer eerste aanleg: 07-602262-07 Arrest van 4 september 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 februari 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1981] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. H. Polat, advocaat te Lelystad. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad € 110,00 gevorderd, met hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 03 april 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee, in ieder geval één of meer ruit(en) (van (een) winkel(s)), welk geweld bestond uit het gooien van (een) ste(e)n(en) door voornoemde ruit(en) en/of het meermalen, in ieder geval éénmaal schoppen/trappen tegen voornoemde ruit(en); 2. hij op of omstreeks 03 april 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], een of meer wapens van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen. Bewezenverklaring Het hof acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. hij op 3 april 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander, aan de openbare weg De [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen ruiten van winkels, welk geweld bestond uit het gooien van stenen door voornoemde ruiten en het meermalen schoppen tegen voornoemde ruiten; 2. hij op 3 april 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], een wapen van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: 1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen 2. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen door tezamen met een vriend ruiten van verschillende bedrijfspanden in te gooien. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader de openbare orde geschonden en inbreuk gepleegd op het eigendomsrecht van de verschillende winkeliers, die daardoor schade hebben geleden. Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vlindermes. Het hof heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 25 mei 2009 waaruit blijkt dat verdachte wel eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor dergelijke feiten. Op grond van het vorenstaande in onderlinge samenhang beschouwd is het hof van oordeel dat een passende bestraffing in dit geval gevonden kan worden in het opleggen van de door politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde geldboete. Benadeelde partij Uit het onderzoek ter 's hof terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen. De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden, één en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 13 en 55 van de Wet wapen en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeldonder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vierhonderd euro; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdtien euro; met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdtien euro ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. H. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Kalsbeek voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.