Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7047

Datum uitspraak2009-09-04
Datum gepubliceerd2009-09-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-001389-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt veroordeeld zonder oplegging van straf, ter zake van het medeplegen van bedreiging.
Hij heeft samen met enkele collega's iemand opgebeld en een bandje laten horen met daarop een dreigende tekst. Dat dit als grap bedoeld was (en wellicht ook door anderen als zodanig zou kunnen worden opgevat) neemt niet weg dat in het algemeen een telefoontje waarbij teksten worden gesproken die gaan over het doodmaken van de ontvanger, als bedreiging kunnen worden aangemerkt. Medeplegen nu verdachte aanwezig was toen het plan werd bedacht en toen er werd gebeld en zich niet heeft teruggetrokken maar er zelfs heel hard om heeft gelachen.


Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden Parketnummer: 24-001389-08 Parketnummer eerste aanleg: 07-602308-08 Arrest van 4 september 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, enkelvoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 mei 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1985] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. S.M. Milani, advocaat te Lelystad. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis schuldig verklaard zonder oplegging van straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte een van de vele aanwezigen was op het moment dat het bandje werd afgedraaid en dat andere aanwezigen nooit zijn gedagvaard voor deze kwestie. Het hof overweegt omtrent dit verweer het navolgende. Het in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in, dat de officier van justitie bevoegd is af te wegen of redenen bestaan om af te zien van vervolging op gronden, ontleend aan het algemeen belang. De wijze waarop - in geval van vervolging - die belangenafweging heeft plaatsgevonden, staat in zijn algemeenheid niet ter beoordeling van de rechter. Dit is slechts anders indien de vervolging in strijd is met de wettelijke en verdragsrechtelijke voorschriften en/of beginselen van goede procesorde. In dit geval zijn verdachte en [medeverdachte] vervolgd, de verdachten die door aangever als de potentiële daders van het strafbare feit zijn aangewezen. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat geen sprake is van een situatie als hiervoor bedoeld, zodat het hof het verweer verwerpt. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op verschillende tijstippen in of omstreeks de periode van 14 november 2007 tot en met 19 november 2007 in de gemeente [gemeente], (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] opgebeld en/of (vervolgens) een audiofragment laten horen met onder andere de tekst: "Ik weet waar je zit. Ik hak je kop eraf. Ik steek je neer. Ik kom naar Nederland en ik zoek je op." en/of "Ik steek je neer. Ik zoek je op en hak je kop eraf." en/of "He jongen, ik zoek je op." en/of "He jongen, met mij. die jongen van vorige keer. Je komt je afspraken niet na. Wat denk je nou? Je weet best wie ik ben. Tering kankerhoofd. Je gaat grote problemen krijgen. Kom naar de [straat]. Hallo? Mother fucker, als ik je te pakken krijg, maak ik je dood." , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Bewijsmiddelen Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen ten laste van verdachte is bewezenverklaard de navolgende bewijsmiddelen: 1. Een proces-verbaal nummer [nummer], d.d. 19 november 2007 opgemaakt door [verbalisant 3] buitengewoon opsporingsambtenaar van Politie Flevoland, district Noord, receptie Lelystad, inhoudende, zakelijk weergegeven: als verklaring van [slachtoffer]: "Ik ben bedreigd door twee ex collega's van mij. Een is genaamd [verdachte]. Ik weet dat [verdachte] in het [straat] woonachtig is. De andere collega is genaamd [medeverdachte]. Op woensdag 14 november 2007 werd ik gebeld op mijn mobiele telefoon. Ik hoorde een stem zeggen: "ik heb een afspraak met je in verband met vesten." Ik begreep er niets van. Ik heb met niemand een afspraak in verband met vesten. De persoon zei tegen mij dat hij wist hoe ik heette en waar ik woonachtig was. Ik hoorde deze persoon ook zeggen dat mijn naam [naam] was en dat ik woonachtig was op de [straat] te Lelystad. Dit klopt. Ik schrok hiervan. Ik dacht dat de persoon Turks of Marokkaans was. De volgende dag werd ik weer gebeld. Het was weer dezelfde persoon. Ik hoorde dit aan zijn stem. Ik hoorde de jongen zeggen: "ik weet waar je zit, ik hak je kop eraf, ik steek je neer, ik kom naar Nederland en ik zoek je op." Ik schrok hier erg van. Ik voelde mij erg bedreigd. Op vrijdag 16 november 2007 werd ik weer gebeld. Ook nu hoorde ik weer dezelfde persoon aan de telefoon. Ook nu werd ik weer bedreigd. Ik hoorde de persoon zeggen: "ik steek je neer, ik zoek je op en ik hak je kop eraf." Ik heb de verbinding verbroken. Ik werd echter nog een aantal keren gebeld. Ik was op dat moment erg bang. Ik voelde mij erg bedreigd. Op maandag 19 november 2007 werd ik weer gebeld. Ik hoorde dezelfde persoon weer zeggen: "he jongen, he jongen, ik zoek je op." In de middag werd ik weer gebeld. Ik hoorde de stem van [medeverdachte]. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "wij hebben je geflest, heb je slapeloze nachten gehad?" [medeverdachte] vertelde mij dat hij samen met [verdachte] mij had bang gemaakt." 2. Een proces-verbaal nummer [nummer], d.d. 7 december 2007 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Flevoland, district Noord, Basiseenheid Lelystad Oost, inhoudende, zakelijk weergegeven: als verklaring van [medeverdachte]: "Ik ken de heer [slachtoffer] als [naam]. Een paar dagen voor 20 november 2007 belde ik [naam]. Als ik hem belde liet ik hem een bandje horen met daarop een Marokkaanse stem. Deze stem zei dan "dat hij een afspraak met hem had en waarom hij niet was op komen dagen." Ik zal u het bandje laten horen dat ik heb afgespeeld en wat [naam] te horen kreeg: Noot verbalisant: De verdachte liet mij de volgende tekst horen: "He jongen, met mij, die jongen van vorige keer, je komt je afspraken niet na, wat denk je nou, je weet best wie ik ben, tering kankerhoofd, je gaat grote problemen krijgen, kom naar de lijnbaan, hallo mother fucker, als ik je te pakken krijg maak ik je dood." [verdachte] is een collega van mij. [verdachte] is zijn volledige naam. De collega's [naam] en [naam] waren er ook bij. [verdachte] zat er ook bij en heeft ook zitten lachen. Wij kwamen op het idee om dit te doen toen het regende en wij niet konden schilderen. Wij zaten toen in de keet. Ik kan me nu wel voorstellen dat hij bang is geweest, maar het was echt een grapje voor ons." 3.Een proces-verbaal nummer [nummer], d.d. 20 februari 2008 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van Politie Flevoland, district Noord, Basiseenheid Lelystad West, inhoudende, zakelijk weergegeven: als verklaring van verdachte: "In de herfst van 2007 was ik aan het werk. We konden die dag niks doen omdat het slecht weer was. We zaten daarom met alle collegae in de keet. Ik weet niet meer wie zijn idee het was, maar we hebben verschillende mensen opgebeld om een geintje mee uit te halen. Eén van mijn collegae had een idee om [naam] te gaan bellen met behulp van een ingesproken bandje. Op dit bandje is een mannenstem te horen die razend is. Hij schreeuwt aan een stuk door en is heel erg boos en zegt dat hij je op komt zoeken. Het is een buitenlandse stem. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik heel erg hard gelachen heb. Na een aantal dagen heeft [medeverdachte] weer gebeld naar [naam]. Hij heeft weer hetzelfde bandje laten horen. Ik heb de telefoon niet in mijn handen gehad, ik heb niks gedaan Ik heb er wel erg om gelachen. We hebben het met elkaar gedaan. Je zit er met z'n allen bij." De hierboven weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan. Overweging met betrekking tot het bewijs De raadsvrouw van verdachte heeft het verweer gevoerd dat geen sprake is van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Naar de mening van de raadsvrouw kon het afgespeelde audiofragment in het algemeen niet een werkelijke vrees opwekken, gelet op de combinatie van het overdreven accent, de lijn van het verhaal die geen betrekking kon hebben op [slachtoffer], het feit dat ditzelfde bandje meermalen werd afgespeeld alsmede ook het feit dat het een grap was onder collega's in de bouw, waar meer dan in andere werksferen (misplaatste) grappen worden uitgehaald. Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende. Ingevolge vaste jurisprudentie is slechts sprake van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht als de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees teweeg te brengen dat de bedreigde het leven zou kunnen verliezen. Naar het oordeel van het hof kan het - weliswaar als grap bedoelde - over de telefoon afspelen van een bandje, met daarin teksten als "ik zoek je op, ik steek je neer en ik hak je kop er af", in het algemeen een dergelijke vrees opwekken. Dat dit als een grap bedoeld was (en wellicht ook door anderen als zodanig zou kunnen worden opgevat) neemt niet weg dat in het algemeen een telefoontje waarbij teksten worden gesproken die gaan over het doodmaken van de ontvanger, als bedreiging kunnen worden aangemerkt. Hierbij acht het hof ook van belang dat uit de verklaring van aangever blijkt dat er een opbouw in de telefoontjes zat, waarbij eerst alleen werd gerefereerd aan een afspraak, vervolgens wordt gezegd dat de beller weet waar aangever woont en daarna meermalen wordt gezegd dat de beller hem komt opzoeken. Uit de verklaring van aangever blijkt ook dat hij zich door de telefoontjes daadwerkelijk bang en bedreigd heeft gevoeld. Gelet op het bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw. Namens verdachte is voorts aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, nu verdachte zelf geen handelingen heeft verricht, maar slechts aanwezig was op het moment dat gebeld werd en dat het voor hem, gelet op de feitelijke omstandigheden, onmogelijk was zich te distantiëren. Het hof verwerpt ook dit verweer. Uit de stukken in het dossier blijkt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte was aanwezig in de keet op het moment dat het plan werd bedacht om deze "grap" te gaan uithalen. Verdachte heeft zich vervolgens niet teruggetrokken, maar heeft er zelfs heel hard om gelachen. Ook uit de verklaring van verdachte zelf blijkt dat er sprake is van medeplegen, nu verdachte zelf verklaart dat "we" verschillende mensen hebben opgebeld en "we" het met elkaar gedaan hebben. Bewezenverklaring Het hof verklaart ten laste van verdachte bewezen dat hij op verschillende tijstippen in of omstreeks de periode van 14 november 2007 tot en met 19 november 2007 in de gemeente [gemeente], (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededaders (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] opgebeld en/of (vervolgens) een audiofragment laten horen met onder andere de tekst: "Ik weet waar je zit. Ik hak je kop eraf. Ik steek je neer. Ik kom naar Nederland en ik zoek je op." en/of "He jongen, met mij. die jongen van vorige keer. Je komt je afspraken niet na. Wat denk je nou? Je weet best wie ik ben. Tering kankerhoofd. Je gaat grote problemen krijgen. Kom naar de [straat]. Hallo? Mother fucker, als ik je te pakken krijg, maak ik je dood." Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht Hoewel het hof van oordeel is dat verdachte een strafbaar feit heeft begaan en verdachte strafbaar is, zal het hof - conform de vordering van de advocaat-generaal en de door de rechter in eerste aanleg gegeven beslissing - aan verdachte geen straf opleggen. Het hof heeft hierbij acht geslagen op de omstandigheden van het geval, waarbij verdachte en zijn mededaders ervan uit gingen slechts een grap met aangever uit te halen. Het hof acht mede van belang dat uit de door aangever geschreven brief blijkt dat deze het niet nodig achtte de zaak voor te laten komen omdat en nadat de relatie van verdachte en zijn mededaders met aangever is hersteld. Het hof overweegt voorts dat uit het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 mei 2009 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit. Het hof is dan ook van oordeel dat aan verdachte geen straf of maatregel dient te worden opgelegd. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 47 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; bepaalt dat aan [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd. Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier.