Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7069

Datum uitspraak2009-09-08
Datum gepubliceerd2009-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01583 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening.


Uitspraak

8 september 2009 Strafkamer nr. 08/01583 H Hoge Raad der Nederlanden Arrest op aanvragen tot herziening van A) een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 9 januari 2007, nummer 06/01305, en B) een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 december 2007, nummer 20-001641-07, ingediend door: [Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd Het Hof te Leeuwarden heeft bij het hierboven onder A vermelde arrest - gegeven op het hoger beroep als bedoeld in art. 14, tweede lid, Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) - de beslissing van de Kantonrechter in de Rechtbank te Roermond van 28 september 2006 bevestigd. Het Hof te 's-Hertogenbosch heeft de aanvrager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Roermond van 8 februari 2007 waarbij de aanvrager ter zake van "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" is veroordeeld tot een geldboete van € 380,- subsidiair 7 dagen hechtenis. 2. De aanvragen tot herziening De aanvragen tot herziening zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvragen 3.1.1. Ten aanzien van de aanvrage die is gericht tegen het onder A vermelde arrest van het Hof te Leeuwarden geldt het volgende. 3.1.2. Deze aanvrage kan niet tot herziening leiden, omdat de onderhavige beslissing niet is een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv, terwijl de WAHV de mogelijkheid van herziening niet kent (vgl. HR 3 juni 2008, LJN BD2995). De aanvrage kan derhalve niet worden ontvangen. 3.2.1. Ten aanzien van de onder B vermelde aanvrage, die kennelijk betrekking heeft op het vonnis van de Kantonrechter waartegen de aanvrager hoger beroep had ingesteld, geldt het volgende. 3.2.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2.3. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken. 3.2.4. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.2.2 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart de aanvragen niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 8 september 2009.