Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7087

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/825279-09 + tul 01/839043-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis vonnis. MMA-meldingen en CIE -informatie kunnen slechts dienen voor het opstarten van een onderzoek, maar mogen niet bijdragen aan het bewijs. Een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek voorarrest voor het verkopen en afleveren van cocaïne.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/825279-09 Parketnummer vordering: 01/839043-07 Datum uitspraak: 09 september 2009 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 augustus 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 juli 2009. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks de periode van 01 augustus 2008 tot en met 28 mei 2009 te Eindhoven, althans in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine en/of cocaine, zijnde heroine en/of cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (artikel 2 van de Opiumwet) Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De vordering na voorwaardelijke veroordeling. De zaak met parketnummer 01/839043-07 is aangebracht bij vordering van 24 juli 2009. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 30 mei 2007. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het dealen van cocaïne in de tenlastegelegde periode. De officier van justitie heeft de begindatum, te weten 1 augustus 2008, gebaseerd op de MMA-meldingen en de CIE-informatie. De officier van justitie acht geen bewijs voorhanden voor het dealen van heroïne. Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouwe van verdachte heeft primair aangevoerd dat gelet op het ontbreken van voldoende wettig bewijs, verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat geen veroordeling kan volgen ter zake van het dealen van heroïne. Verder heeft zij aangevoerd dat geen veroordeling kan volgen ter zake van de gehele periode in de tenlastelegging nu MMA-meldingen niet als bewijs gebruikt mogen worden. Het oordeel van de rechtbank. In de woning van verdachte wordt op 28 mei 2009 een gsm aangetroffen met het telefoonnummer [telefoonnummer 1]1. Verdachte heeft verklaard dat deze gsm met dit telefoonnummer zijn eigendom is2. In de gsm van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een sms-bericht, verzonden op 16 mei 2009, aangetroffen met de inhoud “nieuwe nummer [verdachte] [telefoonnummer 1]”. Uit de contactgegevens van de gsm van [medeverdachte 1] blijkt dat onder de naam [verdachte] het nummer [telefoonnummer 2] staat opgeslagen3. In de tapgesprekken in de periode van 30 april 2009 tot en met 5 mei 2009 wordt tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 2] en tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in verdekte termen over drugs, bestellingen en leveringen gesproken4. Twee verbalisanten herkennen de stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] in de tapgesprekken als zijnde afkomstig van verdachte5. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat deze stemherkenningen niet voor het bewijs mogen worden gebruikt nu deze stemherkenningen niet zijn uitgevoerd door een deskundige. De rechtbank verwerpt dit verweer. De wet stelt geen eisen aan de wijze waarop een stemherkenning plaats zou moeten vinden. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting als getuige een verklaring afgelegd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vanaf oktober 2008 cocaïne heeft gekocht van verdachte en dat het contact tussen hen tot stand kwam via de telefoon. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij verdachte (bijnaam) noemt6. Verbalisant [verbalisant] relateert op 31 mei 2009 dat hij twee à drie weken daarvoor verdachte heeft gezien bij het Vredesplein te Eindhoven. [verbalisant] hoort dan iemand “(bijnaam)” roepen in de richting van verdachte en ziet dat verdachte hierop reageert7. Gelet op vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard. Met de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat MMA-meldingen en CIE-informatie slechts kunnen dienen voor het opstarten van een onderzoek, maar niet mogen bijdragen aan het bewijs. De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode dan ook verkorten, te weten vanaf 1 oktober 2008, gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]. Met de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat geen bewijs in het dossier ligt ter zake van het verkopen en afleveren van heroïne. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 01 oktober 2008 tot en met 28 mei 2009 te Eindhoven opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 27 Opiumwet art. 2, 10. Oplegging van straf en/of maatregel. De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op te leggen met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk delict en dat hij het onderhavige feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van die eerdere veroordeling. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd het onder nummer 6 vermelde goed op de beslaglijst verbeurd te verklaren en de overige goederen terug te geven aan de verdachte. Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd te verlengen met één jaar en daaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te verbinden zodat verdachte hulp krijgt om van zijn gokverslaving af te komen. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht. Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouwe van verdachte heeft met betrekking tot de strafmaat geen verweer gevoerd. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden. Verdachte heeft welbewust gehandeld in harddrugs terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte werd al eerder veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten en heeft onderhavig strafbare feit gepleegd tijdens de proeftijd van die eerdere veroordeling. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht de gevorderde straf in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde. Beslag. De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde. De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/839043-07. De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De eerdere opgelegde deels voorwaardelijke straf heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom een soortgelijk feit te plegen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de proeftijd te verlengen met één jaar zoals door de officier van justitie is gevorderd. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf. Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: het op de aangehechte beslaglijst onder nummer 6 genoemde goed. Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 7 tot en met 10 genoemde goederen aan verdachte. Beslissing na voorwaardelijke veroordeling: Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 30 mei 2007, gewezen onder parketnummer 01/839043-07, te weten: Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Dit vonnis is gewezen door: mr. I. Rijnbout, voorzitter, mr. E.C.M. de Klerk en mr. W. Overbosch, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier, en is uitgesproken op 9 september 2009. mr. Overbosch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. 1 Proces-verbaal bevindingen, dossier pagina 28 2 Verklaring verdachte, dossier pagina 87 3 Proces-verbaal bevindingen, dossier pagina 72 4 Tapgesprekken, dossier pagina 36 tot en met 45 5 Processen-verbaal, dossier pagina 78 en 79 6 Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige afgelegd ter terechtzitting 7 Proces-verbaal bevindingen, dossier pagina 77