Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7101

Datum uitspraak2009-09-08
Datum gepubliceerd2009-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000726-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft in een door hem gehuurd pand een hennepkwekerij in werking gehad. Verdachte bepleit, in plaats van de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf, een werkstraf. Met name omdat het de derde keer is dat verdachte voor het in werking hebben van een hennepkwekerij wordt veroordeeld, legt het hof hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000726-09 Parketnummer eerste aanleg: 18-670389-08 Arrest van 8 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 18 maart 2009 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1967] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Meijer, advocaat te Veendam. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel, en heeft voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het hof verdachte wegens de feiten 1, 2 en 3 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek, dat het hof de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel zal toewijzen en dat het hof een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van zeventienduizend zeshonderdéén euro en zesenzestig cent, subsidiair honderdachttien dagen hechtenis aan verdachte zal opleggen. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat: 1: A) hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2008 tot en met 22 september 2008 te [plaats 1] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 430, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; EN/OF B) hij op of omstreeks 22 september 2008 te [plaats 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 430, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2: hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2008 tot en met 22 september 2008 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw, te weten (een of meer wanden, kozijnen, (systeem)plafond(platen), en/of een (houten) vloer van/in (benedenverdieping)) perceel [adres], geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar en/of onklaar gemaakt; 3: hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 februari 2008, in ieder geval in de periode van juni 2007 tot en met 13 februari 2008 te [plaats 2], in elk geval in Nederland, opzettelijk een drietal computers (van het type D28 Intel Core Duo T5600, Power Connect 2716 en Optiplex 745 USFF), een laserprinter (Dell, type 1815dn) en twee beeldschermen (van het type Panasonic TH50 en SMS func flatscreen silver), in elk geval enig goed en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door middel van het sluiten van een lease-overeenkomst, onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De door de eerste rechter toegestane wijziging is daarin opgenomen. Bewezenverklaring Het hof acht bewezen dat: 1: A) hij in de periode van 15 augustus 2008 tot en met 22 september 2008 te [plaats 1] in een pand aan de [adres] opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van in totaal 430 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; EN B) hij op 22 september 2008 te [plaats 1] in een pand aan de [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal 430 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 2: hij in de periode van 15 augustus 2008 tot en met 22 september 2008 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw, te weten een of meer wanden, kozijnen, (systeem)plafondplaten, en een houten vloer van de benedenverdieping van perceel [adres], toebehorende aan [benadeelde], heeft beschadigd; 3: hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 februari 2008 te [plaats 2] opzettelijk computers (van het type D28 Intel Core Duo T5600, Power Connect 2716 en Optiplex 745 USFF), een laserprinter (Dell, type 1815dn) en beeldschermen (van het type Panasonic TH50 en SMS func flatscreen silver) toebehorende aan [bedrijf] en/of [bedrijf], welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten door middel van het sluiten van een lease-overeenkomst, onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: feit 1, onder A: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; feit 1, onder B: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod; feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen; feit 3: verduistering. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft in de periode van 15 augustus 2008 tot en met 22 september 2008 een hennepkwekerij met 430 hennepplanten in werking gehad in een door hem gehuurd pand. Om dit mogelijk te maken zijn 'aanpassingen' verricht aan het door verdachte gehuurde pand en daarmee is dat pand beschadigd. Daarnaast heeft verdachte ten behoeve van deze kwekerij illegaal stroom afgetapt, welk feit ad informandum bij deze strafzaak is gevoegd en door het hof in de straftoemeting wordt betrokken. Naast de omstandigheid dat verdachte met zijn handelen aldus voor eigen financieel gewin een stof heeft geproduceerd die schadelijk is voor de volksgezondheid, heeft verdachte daarmee direct schade en hinder veroorzaakt voor de verhuurder van het pand en de stroomleverancier. Verdachte heeft ten slotte computerapparatuur verkocht, terwijl hij die apparatuur zelf had geleasd. Ook daarmee heeft hij schade berokkend aan de eigenaar van die apparatuur. Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 augustus 2009 blijkt dat verdachte reeds tweemaal eerder wegens - kort gezegd - het hebben van een hennepkwekerij werd veroordeeld, waarbij beide keren een werkstraf van aanzienlijke duur aan verdachte werd opgelegd. Het bewezen verklaarde onder 1A respectievelijk 1B wordt aangemerkt als in eendaadse samenloop gepleegd. Op grond van deze feiten dient aan verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf er onder meer toe zou leiden dat zijn partner de relatie zou beëindigen en dat de positieve ontwikkeling in het leven van verdachte zouden worden onderbroken. Verdachte zou daarom in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf liever een (hoge) werkstraf opgelegd krijgen. De argumenten die verdachte heeft aangevoerd om aan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ontkomen wegen naar het oordeel van het hof niet op tegen de hiervoor genoemde redenen om hem die straf wel op te leggen. Het recidive-aspect geeft daarbij de doorslag. Gelet op het vorenstaande ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. Benadeelde partij [benadeelde] Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering ad € 17.601,66 in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Daar komt bij dat de benadeelde partij door middel van een schriftelijke verklaring zijn oorspronkelijke vordering heeft gehandhaafd. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 17.601,66. Verdachte heeft deze vordering niet weersproken. Nu de hoogte van het gevorderde bedrag het hof niet onaannemelijk voorkomt, kan de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen als na te melden. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Schadevergoedingsmaatregel Aan verdachte zal de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 57, 321 en 352 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeventienduizend zeshonderdéén euro en zesenzestig cent; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeventienduizend zeshonderdéén euro en zesenzestig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] te [woonplaats]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdachttien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. W.P.M. ter Berg en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.