Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7169

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901240/1/H2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel (hierna: het college), opnieuw beslissend op het door appellant tegen de toekenning van € 2.000,00 aan schadevergoeding gemaakte bezwaar, hem € 3.500,00 toegekend.


Uitspraak

200901240/1/H2. Datum uitspraak: 9 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 7 januari 2009 in zaak nr. 07/2163 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel. 1. Procesverloop Bij besluit van 25 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel (hierna: het college), opnieuw beslissend op het door appellant tegen de toekenning van € 2.000,00 aan schadevergoeding gemaakte bezwaar, hem € 3.500,00 toegekend. Bij uitspraak van 7 januari 2009, verzonden op 8 januari 2009, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 9 maart 2009. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2009, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. D. la Crois, ambtenaar in dienst van de gemeente Franekeradeel, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Niet in geschil is dat het college [appellant] ten onrechte op straffe van bestuursdwang heeft gelast drie zonder vergunning opgerichte bijgebouwen te verwijderen. 2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door de uitspraak te baseren op informatie uit informele contacten met vertegenwoordigers van de gemeente, in strijd met artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft gehandeld. Nu uit de op de zaak betrekking hebbende stukken en het proces-verbaal van de zitting niet blijkt dat het college slechts twintig procent van de maximale schade heeft vergoed, omdat de verwijderde bijgebouwen uit hout waren opgetrokken, kan de desbetreffende overweging slechts berusten op informatie die de rechter na afloop van de zitting van vertegenwoordigers van de gemeente heeft gekregen. Uit de uitspraak van de rechtbank van 10 april 2008 op zijn verzoek om wraking van de rechter valt voorts af te leiden dat deze niet heeft tegengesproken dat informele contacten met vertegenwoordigers van de gemeente hebben plaatsgevonden, aldus [appellant]. 2.2.1. In een bij brief van 31 oktober 2007 aan de rechtbank overgelegd taxatieformulier van de afdeling Bouwen en Milieu van de gemeente Franekeradeel van 30 oktober 2007 (hierna: het taxatierapport) is vermeld dat de maximale taxatiewaarde volgens de taxatielijst van Reed Business Information (hierna: de taxatielijst) op een stenen garage betrekking heeft, terwijl de herbouwde bijgebouwen van hout zijn en de kosten daarvan minder dan de maximale taxatiewaarde bedragen, gezien de huidige prijzen in de bouwmarkten, de gebruikte materialen en de daarbij behorende constructie en dat dit tot een vergoeding van twintig procent van de maximale taxatiewaarde heeft geleid. In zoverre faalt het betoog bij gebrek aan feitelijke grondslag. In de uitspraak van 10 april 2008, waarbij een verzoek om wraking van de rechter is afgewezen, is overwogen dat, voor zover thans van belang, dat verzoek niet met concrete, op de persoon van die rechter toegespitste argumenten is gemotiveerd en gesteld noch gebleken is dat in deze procedure de door [appellant] gestelde informele contacten tussen de gemeente en de rechtbank hebben plaatsgevonden. Dat de rechter de wrakingsgronden, naar [appellant] stelt, niet uitdrukkelijk heeft weersproken, betekent niet dat hij de in het verzoek gestelde feiten heeft erkend. Door niet in de wraking te berusten, heeft de rechter de juistheid van de wrakingsgronden bestreden. Het betoog faalt ook voor het overige. 2.3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank, door rekening te houden met de taxatielijst, heeft miskend dat het college het standpunt over de kosten van nieuwbouw van de drie bijgebouwen in het besluit van 25 juli 2007 op NEN 2631 heeft gebaseerd en daarbij de kosten in verband met de sloop van de bestaande bijgebouwen, de grondwerkzaamheden en de bereikbaarheid van het erf ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten. Verder heeft de rechtbank, die in de uitspraak niet heeft vermeld dat het college bij brief van 14 april 2008 elf foto's en een situatietekening heeft overgelegd en hij bij brief van 23 april 2008 daarop een reactie heeft gegeven, volgens hem ten onrechte geen oordeel over deze reactie gegeven. 2.3.1. [appellant] heeft gesteld dat hij ten gevolge van de hiervoor onder 2.1 vermelde last schade heeft geleden. Het was aan hem om de gestelde schade tegenover het college aannemelijk te maken, om deze vergoed te kunnen krijgen. 2.3.2. Het college heeft het besluit van 25 juli 2007 onder meer op NEN 2631 en de reguliere prijzen van verschillende bouwmarkten en houthandels gebaseerd. Volgens het taxatierapport heeft het college voor het vaststellen van de bij dat besluit toegekende schadevergoeding in het bijzonder van de taxatielijst gebruik gemaakt. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank de taxatielijst niet ten onrechte in haar overwegingen betrokken. Hoewel uit de aangevallen uitspraak niet blijkt dat de rechtbank het gestelde in de brief van 23 april 2008 in haar overwegingen heeft betrokken, kan dat, gelet op het volgende, [appellant] niet baten. In het taxatierapport is uiteengezet, welke uitgangspunten bij de taxatie van de schade zijn toegepast en waarom een gedeelte van de bijkomende kosten daarbij buiten beschouwing is gelaten. Dat rapport biedt voldoende inzicht in de feiten en omstandigheden die tot de conclusie hebben geleid dat de als gevolg van het handhavingsbesluit door [appellant] geleden schade niet meer dan € 3.500,00 bedraagt. Dat [appellant] in beroep, onder meer bij brief van 23 april 2008, kritische kanttekeningen bij het taxatierapport heeft geplaatst, brengt op zichzelf niet met zich dat de rechtbank niet van die conclusie mocht uitgaan, nu die kanttekeningen geen concrete aanknopingspunten bieden om aan de juistheid of volledigheid van dat rapport te twijfelen. Ook dat betoog faalt. 2.4. [appellant] betoogt ten slotte dat, nu uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting blijkt dat het college wist dat in de bijgebouwen asbesthoudende bouwmaterialen zijn verwerkt, de rechtbank heeft miskend dat het ten onrechte geen rekening met de eventuele gezondheidsschade als gevolg van het afbreken van de bijgebouwen heeft gehouden en zij ten onrechte heeft aangenomen dat de bij verschillende bijgebouwen aangebrachte asbestplaten niet zijn verwijderd. 2.4.1. Uit het beroepschrift blijkt niet dat [appellant] in beroep heeft aangevoerd dat het college er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat hij als gevolg van het verwijderen van de asbestplaten gezondheidsschade heeft geleden of zal lijden. Omdat de rechtbank dat niet ambtshalve had te onderzoeken, heeft zij eventuele gezondheidsschade terecht niet betrokken bij de toetsing van het bij haar bestreden besluit. Het betoog faalt. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Hazen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009 452.