Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7173

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808886/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 oktober 2007, voor zover thans van belang, heeft het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van drie vrijstaande woningen op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200808886/1/H1. Datum uitspraak: 9 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 30 oktober 2008 in zaak nr. 08/173 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn. 1. Procesverloop Bij besluit van 12 oktober 2007, voor zover thans van belang, heeft het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van drie vrijstaande woningen op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 24 januari 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 30 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2009, waar [appellant], in persoon en vertegenwoordigd door W.G. Bekke, en het college, vertegenwoordigd door G.H. Toonk, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan ziet op het bouwen van drie vrijstaande woningen achter de bestaande woning op het perceel [locatie] te [plaats], in de kern Hulsen. De voorziene woningen zijn niet georiënteerd op de Collenstaartweg maar op een reeds bestaande naast het perceel gelegen ontsluitingsweg. De aanvraag om bouwvergunning is op 10 mei 2007 bij het college ingekomen. Het college heeft eerst op 12 oktober 2007, en derhalve niet binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag beslist. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of ingevolge artikel 46, vierde lid, van de Woningwet, op 21 juni 2007 bouwvergunning van rechtswege is verleend. 2.2. Ingevolge het "Uitbreidingsplan Hellendoorn 1950, kom Hulzen" rust op het perceel de bestemming "Dorpsbebouwing". Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften mogen op de gronden, bestemd voor dorpsbebouwing, worden opgericht eengezinshuizen, winkels, kleine bedrijven en naar hun aard hiermee gelijk te stellen bebouwing, met een uitgesproken dorpskarakter, met de bijbehorende, niet voor bewoning ingerichte bijgebouwen, als garages, schuren en tuinhuizen e.d. 2.3. Ingevolge artikel 46, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet beslissen burgemeester en wethouders omtrent een aanvraag om een reguliere bouwvergunning die overeenkomstig artikel 56a, eerste lid, in twee fasen wordt verleend: telkens binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag. Ingevolge artikel 46, derde lid, van de Woningwet is het eerste lid niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk, voor het bouwen waarvan slechts bouwvergunning kan worden verleend, nadat vrijstelling is verleend als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO). Ingevolge artikel 46, vierde lid, van de Woningwet is de bouwvergunning van rechtswege verleend indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het eerste lid. 2.4. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet op 21 juni 2007 bouwvergunning van rechtswege is verleend, omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en artikel 46, derde lid, van de Woningwet hieraan derhalve in de weg staat. De rechtbank heeft overwogen dat de uitleg van het college van het in artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften opgenomen begrip "met een uitgesproken dorpskarakter" niet onjuist of onredelijk is. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het bij het begrip "met een uitgesproken dorpskarakter" niet zozeer om het uiterlijk en de inhoud van het bouwplan van een woning, winkel of bedrijf gaat (welstandsbenadering) maar dat het begrip stedenbouwkundig van aard is, waarbij de situering van belang is. Het begrip "met een uitgesproken dorpskarakter" kan volgens de rechtbank alleen slaan op het uitgesproken dorpskarakter van de kern Hulsen. De situering van de drie geprojecteerde woningen is veeleer aan te merken als de Staphorster of de Vriezenveense verkaveling, welke zich kenmerkt door het vanaf de openbare weg achter elkaar situeren van woningen en komt in het dorp Hulsen niet voor, aldus de rechtbank. 2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingplan. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte de door het college gegeven uitleg van het begrip "met een uitgesproken dorpskarakter" niet onjuist heeft geacht. Volgens [appellant] dient van de letterlijke tekst van artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften te worden uitgegaan en is derhalve van belang of de woningen zelf, wat betreft verschijningsvorm, afmetingen e.d. zijn aan te merken als woningen met een uitgesproken dorpskarakter. Dit is het geval, omdat de woningen zijn te vergelijken met het merendeel van de woningen in de kern Hulsen, aldus [appellant]. Voorts voert [appellant] aan dat niet uit de plankaart volgt dat het bouwplan niet is toegestaan. Hieruit volgt volgens hem slechts dat waar de woningen aan de weg zijn geprojecteerd de rooilijn niet mag worden overschreden. Volgens [appellant] mag het gehele perceel worden bebouwd met uitzondering van het gedeelte van het perceel dat vóór de rooilijn ligt, nu op de plankaart geen bouwblok is aangegeven waarbinnen moet worden bebouwd. Ten slotte voert [appellant] aan dat de woningen zich voegen in de ruimtelijke structuur van het dorp Hulsen, omdat de woningen met de voorgevel zijn georiënteerd op de openbare weg en naast elkaar, evenwijdig aan deze weg, staan. 2.6. Het betoog slaagt. Vast staat dat het bestemmingsplan geen definitie bevat van het begrip "met een uitgesproken dorpskarakter" en dat de planwetgever niet op andere wijze duidelijkheid heeft geboden over de uitleg of bedoelingen van dit begrip. Het bestemmingsplan bevat evenmin bebouwingsvoorschriften voor het perceel. Uit de plankaart noch uit de planvoorschriften volgt dat slechts één woning per perceel is toegestaan, of dat woningen aan de openbare weg moeten worden gebouwd. Het bestemmingsplan kent geen bouwblok, waarbinnen moet worden gebouwd. Voorts valt uit het bestemmingsplan niet af te leiden dat het begrip "uitgesproken dorpskarakter" betrekking heeft op de situering van de woningen. Evenmin kan het college worden gevolgd in zijn betoog dat het begrip "met een uitgesproken dorpskarakter" dient te worden gerelateerd aan de vanaf het moment van van kracht worden van het bestemmingsplan gerealiseerde feitelijke situatie in de kern Hulsen wat betreft de situering van woningen. De Afdeling ziet in hetgeen het college naar voren heeft gebracht geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met "het uitgesproken dorpskarakter" als bedoeld in het betrokken planvoorschrift. De rechtbank is derhalve ten onrechte tot het oordeel gekomen dat de uitleg die het college heeft gegeven aan het begrip "met een uitgesproken dorpskarakter" niet onjuist of onredelijk te achten is. Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het bouwplan, dat voorziet in drie vrijstaande woningen, wat betreft verschijningsvorm en maatvoering niet passend is in een uitgesproken dorpskarakter, zodat het college het bouwplan ten onrechte in strijd met artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften heeft geacht en daarmee ten onrechte artikel 46, derde lid, van de Woningwet van toepassing heeft geacht. Dit brengt met zich dat het college, door bij besluit van 12 oktober 2007 te weigeren vrijstelling en bouwvergunning voor het bouwplan te verlenen, heeft miskend dat ingevolge artikel 46, vierde lid, van de Woningwet op 21 juni 2007 reeds van rechtswege bouwvergunning was verleend. Gegeven deze vaststelling heeft, zoals [appellant] ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, het betoog van [appellant] met betrekking tot de brief van 3 september 2007, waarin het college hem heeft medegedeeld dat het niet tegemoet komt aan diens verzoek om mededeling te doen van het feit dat op 21 juni 2007 van rechtswege bouwvergunning is verleend, geen betekenis meer en kan derhalve buiten beschouwing worden gelaten. 2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 24 januari 2008 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op na te melden wijze zelf in de zaak voorzien. De Afdeling verklaart, gelet op het vorenoverwogene, de bezwaren tegen het besluit van 12 oktober 2007 gegrond. Het primaire besluit van 12 oktober 2007 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. 2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 30 oktober 2008 in zaak nr. 08/173; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn van 24 januari 2008, kenmerk 08UIT00180; V. verklaart het tegen het besluit van 12 oktober 2007, kenmerk 07.04038, ingestelde bezwaar gegrond; VI. herroept het besluit van 12 oktober 2007, kenmerk 07.04038; VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 24 januari 2008, kenmerk 08UIT00180; VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 373,00 (zegge: driehonderdendrieënzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Dorst voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009 357-564.