Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7197

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901696/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 15 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk (hierna: het college) geweigerd bouwvergunning te verlenen aan de besloten vennootschap Euromaster Nederland B.V. (hierna: Euromaster) voor het plaatsen van gevelreclame op het perceel Vijzelweg 4a te Waalwijk (hierna: het perceel).


Uitspraak

200901696/1/H1. Datum uitspraak: 9 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Euromaster Nederland B.V., gevestigd te Deventer, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 26 januari 2009 in zaak nr. 08/999 in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Euromaster Nederland B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk. 1. Procesverloop Bij besluit van 15 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk (hierna: het college) geweigerd bouwvergunning te verlenen aan de besloten vennootschap Euromaster Nederland B.V. (hierna: Euromaster) voor het plaatsen van gevelreclame op het perceel Vijzelweg 4a te Waalwijk (hierna: het perceel). Bij besluit van 9 januari 2008 heeft het college het door Euromaster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door Euromaster daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft Euromaster bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2009, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2009, waar Euromaster, vertegenwoordigd door mr. P.H.C.M. van Swaaij, advocaat te Capelle aan den IJssel, en M. Supèr, en het college, vertegenwoordigd door J. van Dalen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) stelt het bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van belanghebbenden worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. 2.2. Euromaster betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college een beslissing op bezwaar mocht nemen zonder haar te horen. 2.3. Het betoog slaagt. Van het horen mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Euromaster heeft in bezwaar aangevoerd dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet voldeed aan redelijke eisen van welstand. Nu de inhoud van dit bezwaar niet op zichzelf reeds leidt tot de conclusie dat dit ongegrond moet worden verklaard, is er geen sprake van een geval waar op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het advies van de commissie bezwaarschriften dat door het college in zijn besluit op bezwaar is overgenomen, tot uitdrukking is gebracht dat onduidelijkheid bestond ten aanzien van de vergelijkbare gevallen waarop Euromaster zich in het bezwaarschrift had beroepen, reden waarom het onmogelijk was dit door Euromaster aangevoerde argument te beoordelen. Deze onduidelijkheid had voor het college reden te meer dienen te zijn Euromaster in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Het besluit op bezwaar is derhalve genomen in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dit niet onderkend. 2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 9 januari 2008 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit dient eveneens te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb. 2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 26 januari 2009 in zaak nr. 08/999; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk van 9 januari 2008, kenmerk CB07/129; V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Euromaster Nederland B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Euromaster Nederland B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 735,00 (zegge: zevenhonderdvijfendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Soede lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009 270-619.