Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7220

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900123/1/H2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 september 2007 heeft de raad van de gemeente Uitgeest (hierna: de gemeenteraad) de verzoeken van [appellant] en anderen (hierna: [appellant] e.a.) om vergoeding van planschade afgewezen.


Uitspraak

200900123/1/H2. Datum uitspraak: 9 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], en anderen, appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 8 december 2008 in zaak nr. 08/3574 in het geding tussen: [appellant] en anderen en de raad van de gemeente Uitgeest. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 september 2007 heeft de raad van de gemeente Uitgeest (hierna: de gemeenteraad) de verzoeken van [appellant] en anderen (hierna: [appellant] e.a.) om vergoeding van planschade afgewezen. Bij besluit van 28 februari 2008, voor zover thans van belang, heeft de gemeenteraad het door [appellant] e.a. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 december 2008, verzonden op 9 december 2008, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] e.a. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellant] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] e.a. en de gemeenteraad hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2009, waar [appellant] e.a., vertegenwoordigd door A. van Dam, secretaris van de Algemene Vereniging van bewoners/eigenaren te Uitgeest, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. W.A.M. Admiraal, vergezeld van mr. P.F. Schreiber, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) zoals die wet gold ten tijde van belang, kent de gemeenteraad, voor zover een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. 2.2. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden onderzocht of de verzoeker door wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregel en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van deze regimes maximaal kon, onderscheidenlijk kan worden gerealiseerd, ongeacht of verwezenlijking heeft plaatsgevonden. 2.3. [appellant] e.a. hebben verzocht om vergoeding van schade die zij stellen te lijden ten gevolge van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Infrastructuur". Dit bestemmingsplan voorziet op de gronden ten zuidwesten van de woningen in de reconstructie van de provinciale weg N203 (hierna: de N203), alsmede in de herinrichting van het Stationsplein, de aanleg van een nieuwe spoortunnel, de reconstructie van de T-splitsing N203/Geesterweg (aanleg langzaam verkeer tunnel, nieuwe aansluiting Ziendervaart op de Geesterweg) en de reconstructie van de T-splitsing N203/Middelweg (afsluiting links afslaand verkeer komend uit Castricum). 2.4. Ingevolge het bestemmingsplan "Infrastructuur" zijn de gronden op een afstand van ongeveer 15 m ten zuidwesten van de woningen aan de Ziendervaart binnen een bestemmingsvlak met een breedte van ongeveer 25 m bestemd voor "Verkeersdoeleinden". De gronden op een afstand van ongeveer 10 tot 15 m ten zuidwesten van de woningen aan de Spoorlaan binnen een bestemmingsvlak met een breedte van ongeveer 50 m zijn eveneens bestemd voor "Verkeersdoeleinden". Op de als zodanig aangewezen gronden zijn de aanleg van een weg met een op de plankaart gefixeerd aantal rijstroken, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 15 m toegelaten. Ter plaatse van de subbestemming "Vsp" is een stationsplein toegestaan, alsmede een overkapping tot een oppervlakte van 500 m2 en een hoogte van 6 m. Ter plaatse van de subbestemming "Vp" is een parkeerterrein toegelaten. Voor de gronden ten zuidwesten van de woningen aan de Ziendervaart, waar thans de N203 is gereconstrueerd en onder meer het Stationsplein opnieuw is ingericht, golden voorheen de bestemmingsplannen "Algemeen bestemmingsplan van de gemeente Uitgeest" en "De Koog-sektor 1". Voor de gronden ten zuidwesten van de woningen aan de Spoorlaan, waar thans de N203 is gereconstrueerd en onder meer een nieuwe spoortunnel is aangelegd, golden voorheen de bestemmingsplannen "Algemeen bestemmingsplan van de gemeente Uitgeest" en "Kom" (alle hierna ook: het voorheen geldende planologische regime). Ingevolge het voorheen geldende planologische regime waren de gronden op een afstand van ongeveer 19 m ten zuidwesten van de woningen aan de Ziendervaart binnen een bestemmingsvlak met een breedte van ongeveer 17 m aangewezen voor "Verkeer langs de weg" en waren de gronden op een afstand van ongeveer 12 m ten zuidwesten van die woningen binnen een bestemmingsvlak met een breedte van 7 m bestemd als "Water". De gronden op een afstand van ongeveer 36 m ten zuidwesten van de woningen aan de Ziendervaart hadden de bestemming "Verkeer per spoor". De gronden op een afstand van ongeveer 10 m ten zuidwesten van de woningen aan de Spoorlaan binnen een bestemmingsvlak met een breedte van ongeveer 22 m waren ingevolge het voorheen geldende planologische regime bestemd voor "Verkeer langs de weg" en de gronden op een afstand van 34 m van die woningen voor "Verkeer per spoor". 2.5. De gemeenteraad heeft de verzoeken van [appellant] e.a. om vergoeding van planschade ter advisering voorgelegd aan de SAOZ. Volgens de adviezen van de SAOZ van juli 2007 heeft het bestemmingsplan "Infrastructuur" voor [appellant] e.a. niet geleid tot een planologisch nadeliger positie waaruit schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. In deze adviezen is gesteld dat, wat de woningen aan de Ziendervaart betreft, op iets kortere afstand (15 m in plaats van 19 m) een breder bestemmingsvlak "Verkeersdoeleinden" (25 m in plaats van 17 m) is toegelaten. Ter plaatse is de aanleg van onder meer een weg met ten hoogste tweemaal 2 x 1 doorgaande rijstroken (exclusief opstelstroken en busstroken) mogelijk. Voorts is op iets kortere afstand (42 m in plaats van 60 m) bebouwing mogelijk, doch tot een geringere hoogte en met een geringer oppervlak (6 m onderscheidenlijk 500 m2 in plaats van 15 m onderscheidenlijk een onbepaald oppervlak). De onder het voorheen geldende planologische regime voor spoordoeleinden gebruikte gronden ter hoogte van de woningen aan de Ziendervaart zijn ingevolge het bestemmingsplan "Infrastructuur" in gebruik als parkeerterrein of stationsplein. Wat de woningen aan de Spoorlaan betreft, is volgens de adviezen op gelijke afstand een breder bestemmingsvlak "Verkeersdoeleinden" (50 m in plaats van 22 m) toegelaten. Ter plaatse is de aanleg van onder meer een weg met ten hoogste driemaal 2 x 1 rijstroken (exclusief opstelstroken en busstroken) mogelijk. Voorts is een deel van de gronden ter hoogte van de woningen aan de Spoorlaan functioneel veranderd van gebruik voor het spoor in gebruik als verkeersweg. Volgens de adviezen brengen de bouw- en gebruiksmogelijkheden ingevolge het bestemmingsplan "Infrastructuur" geen extra beperking van het uitzicht of aantasting van de ligging met zich. In de adviezen wordt voorts gesteld dat het ingevolge het voorheen geldende "Algemeen bestemmingsplan van de gemeente Uitgeest" mogelijk was om binnen het aangewezen bestemmingsvlak "Verkeer langs de weg" wegen aan te leggen van nationaal, regionaal of plaatselijk belang, hetgeen impliceert dat het mogelijk was wegen te dimensioneren met hogere ontwerpsnelheden, met meer rijstroken per rijrichting en daarmee ook met grotere verkeersintensiteiten dan thans ingevolge het bestemmingsplan "Infrastructuur" mogelijk is. Volgens de adviezen is niet aannemelijk dat met het bestemmingsplan "Infrastructuur" meer verkeer wordt gegenereerd. In dit verband wordt gewezen op het rapport "Akoestisch onderzoek provinciale weg N203 in de gemeente Uitgeest" (hierna: het akoestisch rapport) van 29 september 2000, rapportnummer 00-BLO-06834, waarin een toename van geluidbelasting wordt geprognosticeerd van maximaal 1 dB(A) in vergelijking tot de oorspronkelijke feitelijke ontwerpsituatie. De planologische wijzigingen leiden volgens de adviezen voorts niet tot verkeershinder in de vorm van slechtere bereikbaarheid, verkeersonveiligheid en extra spoorweglawaai. De gemeenteraad heeft de adviezen van de SAOZ aan het bij besluit van 28 februari 2008 gehandhaafde besluit van 27 september 2007 ten grondslag gelegd. 2.6. [appellant] e.a. betogen aan de hand van een weergave van de verschillen tussen het nieuwe en het voorheen geldende planologische regime dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het gaat om ingrijpende planologische verslechteringen, waaruit planschade is voortgevloeid. Volgens [appellant] e.a. heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het bestemmingsplan "Infrastructuur" geen toename van verkeershinder met zich brengt. In dit verband voeren zij aan dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat onder het voorheen geldende planologische regime op het bestemmingsvlak "Verkeer langs de weg" met een breedte van 22 m zes rijstroken konden worden gerealiseerd. Volgens [appellant] e.a. heeft de rechtbank voorts miskend dat wat de woningen aan de Ziendervaart betreft, het uitzicht op een damwand ten onrechte niet, althans onvoldoende bij de planvergelijking is betrokken. 2.6.1. Niet in geschil is dat de door [appellant] e.a. in hun hoger-beroepschrift genoemde percentages een weergave vormen van in de adviezen van de SAOZ van juli 2007 vermelde verschillen tussen het nieuwe en het voorheen geldende planologische regime wat betreft de afmetingen van de bestemmingsvlakken "Verkeersdoeleinden" en "Water" en de afstand tussen de mogelijke bebouwing en de woningen aan de Ziendervaart. Anders dan [appellant] e.a. beogen te betogen, betekenen deze verschillen niet zonder meer een verslechtering van de planologische situatie. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de maximale mogelijkheden van het nieuwe en het voorheen geldende planologische regime. Met betrekking tot de door [appellant] e.a. gestelde toename van verkeershinder wordt overwogen dat volgens de adviezen van de SAOZ van juli 2007 op het bestemmingsvlak "Verkeersdoeleinden" ter hoogte van de woningen aan de Spoorlaan ten hoogste driemaal 2 x 1 rijstroken zijn toegestaan. Volgens het nader advies van de SAOZ van 25 februari 2009 zijn op het gedeelte van het bestemmingsvlak "Verkeersdoeleinden" dat voorheen bestemd was voor "Verkeer langs de weg" maximaal vier rijstroken toegestaan en zijn de overige ingevolge het bestemmingsplan "Infrastructuur" toegelaten rijstroken, naar ter zitting van de Afdeling van de zijde van de gemeenteraad is bevestigd, geprojecteerd op het gedeelte van het bestemmingsvlak "Verkeersdoeleinden" dat voorheen bestemd was voor "Verkeer langs de weg". Niet in geschil is dat onder het voorheen geldende planologische regime het aantal rijstroken op het bestemmingsvlak "Verkeer langs de weg" niet was gefixeerd. In hetgeen [appellant] e.a. hebben aangevoerd, kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat op dat bestemmingsvlak met een breedte van 22 m ter hoogte van de woningen aan de Spoorlaan zes rijstroken van elk 3,5 m breed konden worden gerealiseerd. Anders dan [appellant] e.a. betogen, valt niet in te zien dat daarbij onvoldoende ruimte overbleef voor een tussenafscheiding, bijvoorbeeld in de vorm van een geleiderail. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat ingevolge het bestemmingsplan "Infrastructuur" niet meer rijstroken mogelijk zijn dan onder het voorheen geldende planologische regime. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de maximale mogelijkheden ingevolge het bestemmingsplan "Infrastructuur" tot een toename van verkeershinder zullen leiden ten opzichte van wat maximaal mogelijk was onder het voorheen geldende planologische regime. Voor zover [appellant] e.a. betogen dat het fileverkeer zich als gevolg van de planologische mutatie heeft verplaatst in de richting van de woningen aan de Spoorlaan en dat daardoor de verkeershinder is toegenomen, wordt overwogen dat deze grond niet in beroep is aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom dit betoog niet reeds voor de rechtbank had kunnen worden aangevoerd en [appellant] e.a. dit uit een oogpunt van zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de rechtszekerheid van andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, hadden behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven. Met betrekking tot de door [appellant] e.a. gestelde vermindering van uitzicht voor de woningen aan de Ziendervaart wordt overwogen dat in het desbetreffende advies van de SAOZ van juli 2007 voldoende is gemotiveerd dat onder het voorheen geldende planologische regime op de gronden die thans bestemd zijn voor "Verkeersdoeleinden" eveneens bouwwerken met een maximale hoogte van 15 m konden worden gerealiseerd. Voorts is in dat advies voldoende gemotiveerd dat de ingevolge het nieuwe planologische regime toegestane mogelijkheid om op een kortere afstand van de woningen aan de Ziendervaart, te weten 3 m in plaats van 7 m, bouwwerken met een maximale hoogte van 15 m op te richten, in de planvergelijking is verdisconteerd, nu daarbij tevens is betrokken dat het ingevolge het voorheen geldende planologische regime mogelijk was meer en hogere bouwwerken te bouwen. Ter zitting van de Afdeling is in dit verband van de zijde van de gemeenteraad onweersproken gesteld dat onder het voorheen geldende planologische regime op de thans als "Stationsplein" bestemde gronden zowel dienstwoningen als bouwwerken met een maximale hoogte van 15 m waren toegelaten. In hetgeen [appellant] e.a. hebben aangevoerd, kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de gemeenteraad bij zijn besluitvorming niet op voormeld advies van de SAOZ mocht afgaan. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. 2.7. Het betoog van [appellant] e.a. dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat uit de verlaging van de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde (hierna: de WOZ-waarde) van de woningen aan de Ziendervaart en de Spoorlaan blijkt dat de planologische mutatie tot vermindering van die waarde heeft geleid, is tevergeefs. Voor de bepaling van de WOZ-waarde is vooral de feitelijke situatie van belang en wordt met hetgeen planologisch maximaal mogelijk is geen rekening gehouden. Derhalve is een verlaging van de WOZ-waarde op zichzelf geen indicatie voor een planologische verslechtering. Evenmin hebben [appellant] e.a. met de in hoger beroep overgelegde brief van A.J.A. de Ruijter, makelaar en taxateur bij De Ruijter Makelaardij, van 15 april 2009 de door hen gestelde waardevermindering aannemelijk gemaakt, nu de daarin opgenomen verklaring dat de wijziging van de planologische situatie ten aanzien van de woningen aan de Ziendervaart en de Spoorlaan een duidelijk negatieve invloed op de economische waarde heeft gehad, niet nader is gemotiveerd. 2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. Kessels, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Kessels voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009 505.