Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7221

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809375/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 8 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: het college) een verzoek van [appellant] om handhavend tegen de gesplitste bewoning van het pand aan [locatie] te [plaats] op te treden afgewezen.


Uitspraak

200809375/1/H1. Datum uitspraak: 9 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 november 2008 in zaak nr. 08/2509 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode. 1. Procesverloop Bij besluit van 8 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: het college) een verzoek van [appellant] om handhavend tegen de gesplitste bewoning van het pand aan [locatie] te [plaats] op te treden afgewezen. Bij besluit van 11 juni 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar alsnog gegrond verklaard, dat besluit herroepen en [partij] op straffe van een dwangsom gelast een einde te maken aan de gesplitste bewoning van dat pand. Bij uitspraak van 6 november 2008, verzonden op 13 november 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 25 januari 2009. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting, gevoegd met zaak nr. 200809379/1, behandeld op 1 september 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Els, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] betoogt dat, samengevat weergegeven, de rechtbank heeft miskend dat hij belang heeft bij het door hem ingestelde beroep, omdat het besluit van 11 juni 2008 ten onrechte niet is genomen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de uitspraak van 11 december 2006 in zaak nr. 05/4151 heeft overwogen. 2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat, nu het college bij het besluit alsnog tot handhavend optreden heeft besloten, [appellant] heeft gekregen, waarom hij had verzocht, zodat hij geen belang heeft bij het door hem ingestelde beroep. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat [appellant] bij de rechtbank niet heeft gesteld dat hij als gevolg van het besluit van 11 juni 2008 schade heeft geleden. Het betoog faalt. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Hanrath lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009 392.