Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7273

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers09/1029 GEMWT en 09/1030 GEMWT
Statusgepubliceerd


Indicatie

Met een last onder dwangsom is eiseres gelast de zonder bouwvergunning gebouwde carport te verwijderen en verwijderd te houden. Beroep ongegrond verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Alsnog verlenen bouwvergunning ter legalisering van de illegaal gebouwde carport is niet mogelijk, omdat het gebruik als motorwerkplaats/opslagplaats respectievelijk clubhuis in strijd is met het bestemmingsplan.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nrs.: 09/1029 GEMWT en 09/1030 GEMWT Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen: Stichting Hobbyclub De Schuur te Ermelo, verzoekster/eiseres, hierna: eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 december 2008 heeft verweerder eiseres onder oplegging van een last onder dwangsom gelast de geconstateerde overtreding op het perceel [adres] te Ermelo, [kadastrale gegevens] (hierna: het perceel), te weten het bouwen van een carport zonder geldige bouwvergunning, te beëindigen en beëindigd te houden door de tot nu gebruikte bouwmaterialen van de carport te verwijderen en verwijderd te houden. Bij besluit van 28 mei 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is de begunstigingstermijn gesteld op twee maanden, ingaande de dag na dagtekening van het besluit. Eiseres heeft beroep ingesteld en heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Bij brief van 9 juli 2009 heeft verweerder bericht te hebben besloten de begunstigingstermijn op te schorten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op voornoemd verzoek. Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 augustus 2009, waar [eiseres] namens eiseres is verschenen, vergezeld van [eiseres B]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Oosterveer, advocaat te Ermelo en B.S. Westra. 2. Overwegingen 2.1. Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt. 2.2. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat de commissie voor bezwaarschriften, die op 28 april 2009 aan verweerder advies heeft uitgebracht, niet kan worden beschouwd als een onafhankelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien mr. Oosterveer, die thans ter zitting optreedt als gemachtigde van verweerder, ook deel uitmaakte van die commissie. De voorzieningenrechter kan dit betoog niet volgen. Uit de stukken blijkt dat mr. Oosterveer de commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Ermelo als ambtelijk secretaris heeft ondersteund en ook in die hoedanigheid bij de gehouden hoorzitting aanwezig is geweest. Hij heeft geen deel uitgemaakt van de commissie. Het betoog kan daarom niet slagen. 2.3. Inhoudelijk overweegt de voorzieningenrechter het volgende. 2.4. Ingevolge artikel 40, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder bouwvergunning. 2.5. Eiseres is gestart met het oprichten van een carport met een grootte van 96 m². De voorzieningenrechter stelt vast dat voor dit bouwwerk een bouwvergunning is vereist en dat deze niet voorhanden is. Verweerder is dan ook bevoegd om handhavend op te treden. 2.6. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.7. Op grond van het ter plaatse van kracht zijnde bestemmingsplan “Het Tonselse Veld 1987” heeft het perceel de bestemming “Pluimveehouderij”. Ingevolge artikel 8.1 van de bij het bestemmingsplan behorende planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor de pluimveehouderij. Ingevolge artikel 8.2 mogen op deze gronden uitsluitend gebouwen, bedrijfswoningen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Ingevolge artikel 25, eerste lid, is het verboden de in het plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden en opstallen gegeven bestemming. 2.8. Er is geen bouwaanvraag ingediend voor de in geding zijnde carport. Voorts staat artikel 44, eerste lid, onder c van de Woningwet aan vergunningverlening in de weg. Vast staat immers dat eiseres het perceel gebruikt als motorwerkplaats/opslagplaats respectievelijk clubhuis en dat de carport met het oog op dit gebruik werd opgericht. Nu dit beoogde gebruik niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan kan, gelet op artikel 8:2 van de planvoorschriften, geen bouwvergunning worden verleend. De omstandigheid dat voorheen op het perceel een opberghok aanwezig was brengt, anders dan eiseres kennelijk meent, niet met zich dat ten behoeve van ander gebruik dan een pluimveehouderij een nieuw bijgebouw mag worden opgericht. Ook overigens biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheden om de gedeeltelijk gerealiseerde carport te legaliseren. Verweerder is voorts niet bereid om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen, omdat de vestiging van een hobbyclub ter plaatse niet past binnen de in de “Gebiedsvisie Het Tonselse Veld” voorgestane planologische ontwikkeling. Geconcludeerd moet daarom worden dat geen concreet zicht op legalisering bestaat. 2.9. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden in de onder 2.6 bedoelde zin. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. 2.9.1. Eiseres heeft gesteld dat verweerder in 2003 toestemming heeft verleend om zich ter plaatse te vestigen. Verwezen is hierbij naar een brief van verweerder van 26 maart 2003. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze brief een reactie is op een kennelijk daarvoor door [eiseres] indiende concept-aanvraag op grond van de Wet Milieubeheer. De brief houdt – kort gezegd- in de conclusie van verweerder dat de op dat moment nog voorgenomen activiteiten van (thans) eiseres (opslag en onderhoud/reparatie van motorfietsen) een hobbymatig karakter hebben en dat daarom geen sprake is van een inrichting ingevolge de Wet Milieubeheer. Voor zover eiseres heeft beoogd te stellen dat verweerder met deze brief het huidige gebruik van het perceel heeft toegestaan en dat daarom tegen dat gebruik thans niet meer handhavend kan worden opgetreden, kan die stelling onbesproken blijven omdat het in deze procedure niet gaat om handhavend optreden tegen met het bestemmingsplan strijdig gebruik. Wat daarvan dus verder ook zij, de inhoud van de brief rechtvaardigt in elk geval niet de stelling dat verweerder niet handhavend op zou mogen treden tegen het hier aan de orde zijnde bouwen zonder bouwvergunning. 2.9.2. Eiseres heeft verder betoogd dat een ambtenaar van de gemeente haar in 2006 toestemming heeft verleend om na de sloop van een op het perceel aanwezig bouwvallig opberghok, een nieuw opberghok te bouwen. Eiseres heeft dit echter niet nader onderbouwd. Niet aannemelijk is gemaakt dat namens verweerder concrete toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan eiseres het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat zij het bouwwerk zonder meer mocht oprichten, zodat daartegen thans niet handhavend zou kunnen worden opgetreden. 2.9.3. Eiseres heeft ten slotte een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan en gewezen op verschillende bedrijven in de omgeving van het perceel. Eiseres heeft echter geen concrete, vergelijkbare gevallen naar voren gebracht. Verder heeft verweerder ter zitting voldoende inzichtelijk gemaakt dat tegen met het bestemmingsplan strijdige situaties daadwerkelijk wordt danwel zal worden opgetreden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet. 2.10. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en de voorzieningenrechter zal het daartoe strekkende verzoek dan ook afwijzen. 2.11. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: ten aanzien van de hoofdzaak: - verklaart het beroep ongegrond. ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening: - wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 september 2009.