Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7277

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580090-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tussenbeslissingen van de meervoudige strafkamer naar aanleiding van gedane verzoeken op de regiezitting in de zaak van Joanne Noordink op 2 september 2009.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer 06/580090-09 Uitspraak d.d. 9 september 2009 Tegenspraak / dip - oip TUSSENBESLISSING in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1976], wonende te [adres], thans gedetineerd in het huis van bewaring “De Kruisberg” te Doetinchem. Raadsman mr. Pel, advocaat te Hattem. Onderzoek van de zaak Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2009. Deze (regie)zitting was gepland om de procesdeelnemers in de gelegenheid te stellen mogelijke onderzoekswensen en eventuele andere vragen aan de orde te stellen. Onderzoeksvragen De raadsman heeft aantal onderzoeksvragen voorgelegd. Voor zover de officier van justitie zich niet tegen een toewijzing van die - deels ter terechtzitting bijgestelde - verzoeken heeft verzet, zal de rechtbank deze honoreren. De rechtbank ziet ten aanzien van die vragen geen aanleiding om tot een afwijkend oordeel te komen (A5-1-2-3, D4-1 en 3, E5-1 a t/m d, F2-1). Overige onderzoeksvragen verdediging Eigen verklaringen verdachte (onderzoeksvragen B7-1 en 2) Door de raadsman is verzocht om een letterlijke schriftelijke uitwerking van alle door verdachte afgelegde verklaringen in PV-vorm en niet slechts in de samenvattende vorm zoals thans in het dossier voorhanden (B7). Door de gekozen aanpak, het in samenvattende vorm weergeven van verhoren door een derde niet bij de verhoren betrokken geweest zijnde verbalisant, zijn vele passages in de verhoren niet helder en onduidelijk. De officier heeft aangevoerd dat het 7e verhoor inmiddels in PV-vorm wordt uitgewerkt en dat het 8e verhoor enkel een verslag is van het doorlezen van het 7e verhoor en als zodanig geen proces-verbaal van verhoor is. Ten aanzien van de overige verhoren heeft de officier voorgesteld enkel die passages op de gebruikelijke wijze uit te werken, die als zodanig door de raadsman expliciet zullen worden aangegeven. De rechtbank is van oordeel dat met de door de officier voorgestelde aanpak het verdedigingsbelang voldoende is gewaarborgd. De rechtbank zal de raadsman in de gelegenheid stellen van alle verhoren aan te geven welke passages hij uitgewerkt wil zien, zodat deze op de gebruikelijke wijze in PV-vorm kunnen worden uitgewerkt. Gebruik sjaal (onderzoeksvragen C3-1 en 2) Door de raadsman zijn een aantal vragen geformuleerd over mogelijk aangetroffen sporen op armen/polsen als gevolg van het vastbinden met behulp van een sjaal. Door de officier is, met verwijzing naar het voorlopig sectierapport en het definitief sectierapport , aangevoerd dat door de patholoog uitvoerig is beschreven wat er door hem is waargenomen. Deze onderzoeksvraag dient in de visie van de officier te worden afgewezen, omdat er vanuit moet worden gegaan dat dergelijke sporen niet zijn gezien en de onderzoeksvraag derhalve geen toegevoegde waarde heeft. Door de officier is verder naar voren gebracht dat er geen bemonsteringen hebben plaatsgevonden op de armen/polsen van [slachtoffer] ([slachtoffer]) naar de aanwezigheid van vezels van de sjaal en dat er momenteel geen verdere onderzoeken plaatsvinden in verband met de sjaal. Naar aanleiding daarvan heeft de raadsman de vraag of er nog onderzoeken plaatsvinden (C3-3) laten vallen. Medische situatie [slachtoffer] (onderzoeksvragen E5-1 a t/m d-2-3-4) Door de raadsman is in verband met de medische voorgeschiedenis van [slachtoffer] verzocht om toevoeging van medische informatie in verband met een ziekenhuisbezoek van [slachtoffer] in oktober/november 2008 in het westen des lands/Gouda en de behandeling die zij daar heeft ondergaan (E5-2). Voorts heeft de raadsman verzocht te onderzoeken of daarover al dan niet is gerapporteerd aan de huisarts en/of de sociaal psychiatrisch verpleegkundige van GGNet (E5-3). Tevens is door de raadsman verzocht om toevoeging van het medisch dossier van [slachtoffer] aan het strafdossier (E5-4). De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat er wat de medische voorgeschiedenis van [slachtoffer] aangaat geen relevantie is met het strafbare feit en deze verzoeken bij gebrek aan noodzaak en verdedigingsbelang dienen te worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van deze onderzoeksvragen niet is gebleken van enig belang in het kader van de beantwoording van de vragen van artikel 348 en artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering. Deze verzoeken zullen daarom als niet in strijd met het verdedigingsbelang worden afgewezen. Nader horen van vrienden/vriendinnen van [slachtoffer] (onderzoeksvraag F2-2) De raadsman heeft verzocht om [naam A] te horen als belangrijke informant om de leefwijze van [slachtoffer] in Oeganda en zijn eigen rol daarin. De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat enige relevantie voor het horen van deze getuige in verband met de tenlastegelegde feiten, zowel vanuit bewijsrechtelijk als rechtmatigheidsoogpunt, ontbreekt. De verklaring van deze getuige kan derhalve niets toevoegen en het verzoek dient om die reden dan ook te worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van deze onderzoeksvraag niet is gebleken van enig belang in het kader van de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen. Dagboeken/brieven [slachtoffer] (onderzoeksvraag G3) De raadsman heeft om toevoeging van dagboeken van [slachtoffer] aan het strafdossier verzocht, teneinde zich een beeld te kunnen vormen over hoe [slachtoffer] dingen zelf heeft beleefd. De officier heeft zich hiertegen verzet, omdat hiermee naar haar mening geen enkel relevant doel is gediend. Voor zover er tijdens het onderzoek aantekeningen/dagboeken van [slachtoffer] zijn aangetroffen, zijn deze opgenomen in het dossier onder de SVO-nrs. 303, 515, 521 en 523. Deze zien respectievelijk op de periode van 28 december 2004 tot 23 maart 2006, 17 februari 2007 reis Oeganda, de periode augustus 2006 reis Oeganda en de periode van december 1995 tot 19 november 2002 De raadsman heeft ter zitting de vraagstelling nader gepreciseerd, aldus dat nagegaan zal worden of over een periode korter voor 11 december 2008 nog dagboeken/aantekeningen voorhanden, opdat deze aan het dossier worden toegevoegd. De rechtbank zal, nu dagboeken of aantekeningen over eerdere periodes ook onderdeel hebben uitgemaakt van onderzoek, het verzoek als volgt toewijzen. Onderzocht zal dienen te worden of na 17 februari 2007 nog recentere aantekeningen/dagboeken voorhanden zijn, opdat deze eveneens deel kunnen uitmaken van het strafdossier. Horen van getuigen (onderzoeksvraag H4-1en 2) Door de raadsman is verzocht om een aantal niet bij volledige naam genoemde getuigen te horen, alsmede [naam B]. De raadsman acht het horen van deze getuigen van belang, in verband met de vraag of de getuigenverklaringen die nu in het dossier zijn opgenomen niet een eenzijdig beeld geven. De raadsman wil de getuige [naam B] gehoord zien, aangezien zij beschikt over de personalia van de door hem namens verdachte geduide zes getuigen. De officier heeft zich op het standpunt gesteld het verzoek om de een aantal niet met volledige gegevens aangeduide getuigen te horen dient te worden afgewezen, nu niet is voldaan aan de minimumvereisten om de personalia van de getuigen te verstrekken. Daarnaast is zij van mening dat de verdediging de relevantie van het horen van deze getuigen niet voldoende heeft onderbouwd. Ten aanzien van het horen van [naam B] is door de officier naar voren gebracht, dat het de vraag is of het horen van deze getuige, teneinde langs die weg de personalia van de beoogde zes getuigen te achterhalen, in strafvorderlijke zin wel geoorloofd is, als dit tegen de wil van [naam B] is. Door de raadsman is aangevoerd dat deze getuigen volgens verdachte kunnen verklaren over het beeld dat zij in die periode over verdachte hadden, zodat hun verklaringen kunnen dienen als ontlastende verklaringen tegenover de vele getuigenverklaringen zoals die in het strafdossier zijn opgenomen en die menigmaal een negatief beeld van verdachte schetsen. De rechtbank zal bij gebrek aan personalia van en overigens ook niet nader aangeduide getuigen het verzoek om deze getuigen à décharge te horen vooralsnog afwijzen, als zijnde deze opgave te vaag. Wat het horen van de getuige [naam B] betreft, zal de rechtbank het verzoek honoreren. Afhankelijk van de eventuele uitkomst van dat verhoor, kan de rechter-commissaris naar bevind van zaken handelen Tweede regiezitting De raadsman heeft aangevoerd dat de verdediging op 1 september 2009 nog de beschikking heeft gekregen over een 2e aanvullend dossier TGO TRAPA en dat de verdediging zich in verband daarmee alle rechten voorbehoudt voor eventuele nadere onderzoekshandelingen. De rechtbank heeft in verband daarmee – op voorstel van de officier van justitie – een (regie)zitting bepaald op 30 oktober 2009 te 09.15 uur, ten behoeve van mogelijke (nadere) onderzoeksvragen. Het gaat daarbij om een schorsing van langer dan één maand. De klemmende redenen daarvoor zijn dat de onderzoeksresultaten bij de rechter-commissaris niet binnen afzienbare tijd zijn te verwachten. Beslissing De rechtbank: • stelt de stukken in handen van de officier van justitie opdat: - een ambtsedig proces-verbaal zal worden opgemaakt door de officier van justitie mr. de Boer omtrent diens al dan niet bemoeienis met het politieonderzoek vóór 9 januari 2009 en diens al dan niet gegeven bevelen ex artikel 148, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (A5-1); - een ambtsedig proces-verbaal zal worden opgemaakt door de leiding van het Lepta-onderzoek omtrent alle door hen verrichte onderzoekshandelingen vóór 9 januari 2009 (A5-2); - een ambtsedig proces-verbaal zal worden opgemaakt door de officieren van justitie, mr. P.A. de Boer en mr. C. Krol, met betrekking tot de redengeving dat pas na vier weken, op 9 januari 2009, is overgegaan tot een officieel opsporingsonderzoek (A5-3); - onderzocht zal worden of na 17 februari 2007 nog recentere aantekeningen/dagboeken voorhanden zijn van [slachtoffer], opdat deze mogelijk aan het strafdossier worden toegevoegd (G3); • stelt de raadsman in de gelegenheid van de verhoren van verdachte de specifieke passages aan te geven welke nadere uitwerking in PV-vorm behoeven. De raadsman dient deze passages binnen vier weken na heden aan de officier van justitie op te geven, opdat de officier daarvan een nader proces-verbaal kan laten opmaken door het politieteam (B7-1); • stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, opdat a. aan de patholoog, dr. [naam D], schriftelijk de volgende vragen ter beantwoording zullen worden voorgelegd: - zijn er op de armen/polsen van [slachtoffer] sporen zijn aangetroffen, zoals striemen, verkleuringen of dergelijke, als mogelijk gevolg van het vastbinden met / door middel van de veiliggestelde sjaal (C-1) - kan post mortum een verkleuring ten gevolge van een eerder ingetreden onderhuidse bloeduitstorting voortschrijden (D4-1); - is in het algemeen bij mensen sprake van verschil in fysieke ontvankelijkheid/ gevoeligheid voor ‘blauwe plekken’ en zo ja, is er vanuit het sectieonderzoek (dan wel ander onderzoek) iets te zeggen over de predispositie van [slachtoffer] op dit punt (D4-3); b. aan de toxicoloog, de apotheker dr. [naam E], schriftelijk de volgende vragen ter beantwoording zullen worden voorgelegd: - is vastgesteld c.q. kan worden vastgesteld of [slachtoffer] in de periode ante mortum anticonceptiva gebruikte (E5-1a); - zo ja, welke middelen (E5-1b); - is vastgesteld c.q. kan worden vastgesteld gedurende welke periode die anticonceptiva zijn gebruikt (E5-1c); - is vastgesteld c.q. kan worden vastgesteld of en zo ja, wanneer het gebruik is beëindigd (E5-1d); c. als getuigen zullen worden gehoord - [naam C], wonende te [adres] (F2-1), - [naam B] (H4-1) en voorts te doen hetgeen de rechter-commissaris in deze verder dienstig voorkomt; • wijst de overige door de raadsman gedane onderzoeksvragen af. De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte tegen de (regie)zitting van 30 oktober 2009 te 09.15 uur - met kennisgeving daarvan aan zijn raadsman -. Deze beslissing is gegeven door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van der Dungen-Dijkstra en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2009.