Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7296

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2546 WAO + 08/5197 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking (volledige) WAO-uitkering: minder dan 15% arbeidsongeschikt. Met nader besluit niet geheel tegemoet gekomen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag. Appellant heeft in hoger beroep geen objectieve medische gegevens ingebracht die zijn stelling ondersteunen dat aanleiding bestaat voor het aannemen van verdergaande beperkingen, waaronder een urenbeperking. Het Uwv heeft voldoende gemotiveerd dat de drie functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn te achten. Alle gesignaleerde knelpunten en mogelijke overschrijdingen ten aanzien van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies zijn thans voorzien van een voldoende inzichtelijke en toetsbare motivering.


Uitspraak

08/2546 WAO + 08/5197 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 maart 2008, 07/2952 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 9 september 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M. Jongeneel, advocaat te Gouda, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift en een nieuwe beslissing op bezwaar, gedateerd 26 juni 2008, ingezonden. Bij brief van 1 september 2008 heeft het Uwv rapporten van de bezwaarverzekeringsarts P. Momberg van 18 april en 1 augustus 2008 en rapporten van de bezwaararbeidsdeskundige A.G. Diergaarde van 9 mei en 28 augustus 2008 ingediend. Bij brief van 18 juni 2009 heeft appellant nadere stukken ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2009. Voor appellant is verschenen mr. Jongeneel. Het Uwv is niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Voor een uitvoeriger overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende. 1.2. Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 19 december 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstvermelde datum is afgenomen naar minder dan 15%. 1.3. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 13 maart 2007, hierna: het bestreden besluit, heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het bestreden besluit – naar de Raad begrijpt: onder gegegrondverklaring van het daartegen gerichte beroep – vernietigd, een en ander met veroordeling van het Uwv in de proceskosten. De rechtbank zag geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank vond voorts geen grond voor het oordeel dat de beperkte taalvaardigheid van appellant in de weg staat aan het vervullen van de voor hem geselecteerde functies. De rechtbank achtte evenwel onvoldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies – in het licht van het medicijngebruik van appellant waardoor duizeligheidsklachten kunnen optreden – in medisch opzicht, met name op het punt van persoonlijk risico, voor hem geschikt zijn te achten. 3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat sprake is van meer beperkingen, in het bijzonder een urenbeperking, dan de (bezwaar)verzekeringsarts heeft aangenomen. 4. Het Uwv heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak het in rubriek I genoemde besluit van 26 juni 2008 genomen. In het aan dat besluit ten grondslag liggende rapport van de bezwaararbeidsdeskundige Diergaarde van 9 mei 2008 heeft laatstgenoemde een aanvullende motivering gegeven wat betreft de medische geschiktheid van de geduide functies. 5. De Raad oordeelt als volgt. 5.1. Aangezien het besluit van 26 juni 2008, dat het Uwv ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft genomen, aan het beroep niet tegemoet komt, wordt ingevolge de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit beroep geacht mede te zijn gericht tegen dat besluit. 5.2. Met betrekking tot het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, oordeelt de Raad als volgt. 5.3. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag. De Raad schaart zich achter de overwegingen in de aangevallen uitspraak die de rechtbank ter onderbouwing van dat oordeel heeft gegeven. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. Appellant heeft in hoger beroep geen objectieve medische gegevens ingebracht die zijn stelling ondersteunen dat aanleiding bestaat voor het aannemen van verdergaande beperkingen, waaronder een urenbeperking. De bij brief van 18 juni 2009 ingebrachte, niet van medische aard zijnde, stukken brengen de Raad niet tot een ander oordeel. Het uit die stukken blijkende standpunt van appellant dat hij zich verdergaand beperkt acht, berust veeleer op de eigen, niet beslissend te achten, mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand. 5.4. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. 5.5. Met betrekking tot het besluit van 26 juni 2008 stelt de Raad voorop dat het bij de beoordeling van dat besluit, dat berust op dezelfde – blijkens het vorenstaande voor juist te houden – medische grondslag als het bestreden besluit, aankomt op de vraag of voldoende is gemotiveerd dat de drie functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn te achten. 5.6. De onder 5.5 geformuleerde vraag beantwoordt de Raad bevestigend. Naar het oordeel van de Raad zijn alle gesignaleerde knelpunten en mogelijke overschrijdingen ten aanzien van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies thans voorzien van een voldoende inzichtelijke en toetsbare motivering. De Raad acht met name voldoende toegelicht dat de functies voldoen aan het in de Functionele Mogelijkheden Lijst neergelegde vereiste dat geen sprake is van een verhoogd persoonlijk risico. Gelet op de door de bezwaararbeidsdeskundige Diergaarde gegeven toelichting kan niet met vrucht worden staande gehouden dat in de betrokken functies sprake is van een zodanig risico dat dit in de weg staat aan de uitoefening van die functies. 5.7. Op basis van de geselecteerde functies heeft het Uwv in het besluit van 26 juni 2008 naar het oordeel van de Raad terecht vastgesteld dat appellant met ingang van 19 december 2006 minder dan 15% arbeidsongeschikt is ingevolge de WAO. 5.8. Uit hetgeen onder 5.3 tot en met 5.7 is overwogen volgt dat aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt en dat het beroep tegen het besluit van 26 juni 2008 ongegrond moet worden verklaard. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten; Verklaart het beroep tegen het besluit van 26 juni 2008 ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009. (get.) J. Riphagen. (get.) A.C.A. Wit. TM