Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7297

Datum uitspraak2009-06-23
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810097-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Berechting verdachte met (vermoede) ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Toepassing van artikel 509a Sv. Samenhang met tussenvonnis van 16 juni 2009.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector straf Parketnummer : 14/810097-09 Datum uitspraak : 23 juni 2009 TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [NAAM VERDACHTE], geboren te [geboorteplaats en geboortedatum], wonende te [adres], gedetineerd in de Foba/PPC, H.J.E. Wenckebachweg 48 te Amsterdam. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten zal bewezen verklaren en de verdachte terzake van die feiten, wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid, zal ontslaan van alle rechtsvervolging en voorts dat verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert de officier van justitie toewijzing, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en door mr. J.J. Jorna, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is onder 1. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 07 maart 2009 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [de zesjarige] [naam slachtoffer 2]), tegen een/haar (rechter)arm heeft geschopt of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Aan de verdachte is onder 2. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 07 mei 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 3]), (met kracht) tegen haar (rechter)onderarm heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Aan de verdachte is onder 3. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 15 mei 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 1]), (hardhandig) bij/aan de linkerbovenarm heeft vastgepakt en/of (met kracht met gebalde vuist) tegen de linkerhand heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Aan de verdachte is onder 4. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 11 juni 2008 te Den Burg, gemeente Texel, (telkens) opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [naam slachtoffer 4]), (met kracht) tweemaal in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen, en/of (te weten [naam slachtoffer 5]), (met kracht) meermalen in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden; Aan de verdachte is onder 5. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 03 juli 2008 te Den Burg, gemeente Texel, (telkens) opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [naam slachtoffer 6]), (met kracht) tegen de linkerheup heeft geschopt en/of (te weten [naam slachtoffer 7]), (met kracht) tegen de linkerhand heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden; Aan de verdachte is onder 6. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 08 juli 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 8]), (met kracht) in de buik heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 2. VOORVRAGEN Geldigheid van de dagvaarding De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is. Bevoegdheid rechtbank De rechtbank verklaart zich bevoegd tot kennisneming van de zaak. Ontvankelijkheid van de officier van justitie De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Aanwezigheid van redenen tot schorsing van de vervolging Door de raadsman is ter terechtzitting verzocht overeenkomstig artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de vervolging te schorsen omdat verdachte aan een zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. De rechtbank heeft dit verzoek bij tussenvonnis van 16 juni 2009 afgewezen. Daarbij is overwogen dat het voorschrift van artikel 16, lid 1, Sv bedoeld is om de verdediging te garanderen van een verdachte die aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens lijdt, dat hij niet in staat is de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, en bij wie uitzicht bestaat op herstel, zodat de vervolging na herstel kan worden voortgezet. In deze strafzaak blijkt echter uit de met betrekking tot verdachte opgemaakte rapportages van I. Matthaei, psychiater en E.J.P. Brand, psycholoog, dat er geen uitzicht is op herstel. Verdachte lijdt aan een blijvende, niet aangeboren en niet te behandelen, hersenbeschadiging. Op grond van het bovenstaande heeft de rechtbank het verzoek bij afzonderlijk geminuteerde beslissing van 16 juni 2009 afgewezen. Toepassing van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering De rechtbank is, gelet op de inhoud van genoemde rapportages van de gedragsdeskundigen en hun toelichting daarop ter terechtzitting, met de raadsman van oordeel dat verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet in staat is om zijn belangen behoorlijk te behartigen. De rechtbank heeft daarom ter terechtzitting, gehoord verdachte en diens raadsman alsmede de officier van justitie, ambtshalve beslist tot toepassing van artikel 509a Sv. Ten gevolge daarvan komen de bevoegdheden van verdachte op grond van artikel 509d, lid 3, Sv mede toe aan zijn door de Raad voor Rechtsbijstand reeds krachtens een last tot toevoeging van 9 maart 2009 toegevoegde raadsman mr. J.J. Jorna. De rechtbank heeft daarnaast ter terechtzitting, met toepassing van artikel 495b Sv, beslist dat de behandeling van de strafzaak tegen verdachte in het openbaar dient te worden voortgezet, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van de openbaarheid van de zitting, gelet op de onrust welke inmiddels binnen de gemeenschap op Texel is ontstaan, zwaarder dient te wegen dan het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Na het geven van de hierboven weergegeven beslissingen is het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2009 onmiddellijk voortgezet. 3. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat ten aanzien van feit 1: hij op 7 maart 2009 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend de zesjarige [naam slachtoffer 2] tegen haar rechterarm heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden; ten aanzien van feit 2: hij op 7 mei 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 3] met kracht tegen haar rechter onderarm heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden; ten aanzien van feit 3: hij op 15 mei 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 1] hardhandig bij de linkerbovenarm heeft vastgepakt en met gebalde vuist tegen de linkerhand heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; ten aanzien van feit 4: hij op 11 juni 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 4] met kracht tweemaal tegen het hoofd heeft geslagen, en [naam slachtoffer 5] tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze personen pijn hebben ondervonden; ten aanzien van feit 5: hij op 3 juli 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 6] met kracht tegen de linkerheup heeft geschopt en [naam slachtoffer 7] met kracht tegen de linkerhand heeft geschopt, waardoor deze personen pijn hebben ondervonden; ten aanzien van feit 6: hij op 8 juli 2008 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 8] met kracht in de buik heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden. 4. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 6, telkens: Mishandeling Ten aanzien van de feiten 4 en 5, telkens: Mishandeling, meermalen gepleegd 6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE De rechtbank heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportages omtrent de persoon van de verdachte, in het bijzonder van het rapport gedateerd 21 april 2009, opgemaakt door I. Matthaei, psychiater, en het rapport gedateerd 15 mei 2009, opgemaakt door E.J.P. Brand, psycholoog. In beide rapporten wordt, samenvattend, geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verdachte is niet toerekeningsvatbaar voor zijn handelen omdat deze stoornis zijn agressieve gedrag ten tijde van het ten laste gelegde volledig heeft bepaald. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen. Beide rapporten hebben betrekking op het als feit 1 ten laste gelegde feit. Gelet op de gelijksoortigheid van alle ten laste gelegde feiten alsmede gelet op de door de deskundigen ter terechtzitting gegeven toelichting strekt deze slotsom zich ook uit tot de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten. De rechtbank is van oordeel dat aan de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde wegens de ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend, zodat verdachte voor deze feiten niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. 7. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte is een man met chronisch hersenletsel ten gevolge van een ernstig brommerongeluk. Het vertonen van agressief gedrag is één van de symptomen van verdachtes hersenletsel. Sedert 2002 zijn er bij de politie op Texel veelvuldig meldingen binnengekomen van bedreigend en agressief gedrag door verdachte, veelal gericht tegen kinderen op straat. Ook de onderhavige feiten betreffen mishandelingen van onder andere jonge kinderen die, voor de slachtoffers zomaar vanuit het niets, door verdachte worden geslagen of geschopt. Verdachte heeft aldus veel hinder en onrust veroorzaakt in zijn directe omgeving op Texel. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 9 maart 2009. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 3 juni 2009, van A. de Lange als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Unit Oost Zuid Oost Amsterdam. - het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport, gedateerd 21 april 2009, van I. Matthaei. - het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport, gedateerd 15 mei 2009, van E.J.P. Brand. Het psychiatrisch rapport houdt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende in: Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die in diagnostische zin te omschrijven is als een amnestische stoornis als gevolg van een in 1991 door een ongeval opgelopen ernstig hersentrauma. De geconstateerde ziekelijke stoornis heeft zijn agressieve gedrag volledig bepaald. Verdachte kan ontoerekeningsvatbaar worden geacht. Omdat de stoornis van verdachte chronisch en niet te behandelen is, is de kans op recidive zeer groot. Het mag duidelijk zijn dat verdachte als gevolg van zijn ernstige beperkingen nauwelijks zelfstandig kan wonen en dat bij een tekortschietende begeleiding agressieve gedragingen sneller kunnen optreden. Een langdurige opname in een setting gespecialiseerd in de begeleiding van patiënten met niet aangeboren hersenletsel is noodzakelijk. Een opname ex artikel 37 Strafrecht in een - voor zover mogelijk- instelling binnen het circuit voor patiënten met niet aangeboren hersenletsel of, in afwachting op een dergelijke plaatsing, in een psychiatrisch ziekenhuis, is de enige mogelijkheid tot het voorkomen van recidive. Indien een opname middels de wet BOPZ gerealiseerd kan worden voordat de preventieve hechtenis wordt opgeheven, geniet dat naar mening van onderzoeker de voorkeur. Het psychologisch rapport houdt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende in: Verdachte lijdt aan een organisch psychosyndroom en reageert op (onaangename) prikkels reflexmatig zonder besef van de strafbaarheid van zijn gedrag en de strafrechtelijke gevolgen ervan. Zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde kunnen mede daaruit worden verklaard. Verdachte is niet in staat oplopende spanning te onderkennen en er adequaat op te reageren, bijvoorbeeld door zich terug te trekken uit de situatie, en zodoende ontladingen en impulsdoorbraken te voorkomen. Hij heeft, komt het eenmaal tot een ontlading, geen enkele vat op zijn lichamelijke reactie. Verdachte lijdt aan blijvende (niet-aangeboren) hersenschade waarvan de gevolgen door een gebrekkige medicatie-inname, verdachte kent uit eigener beweging geen medicatietrouw, in ernst toenemen. Zonder consequente medicatie-inname ligt een herhaling van strafbare feiten, die reeds is gebleken, voor de hand. Verdachte is op grond van het bestaande syndroom niet in staat tot een zelfstandig leven. Uitgaande van de ernst van de stoornis en de kans op recidive zonder adequate behandeling, adviseer ik onderzochte een maatregel in het kader van een art. 37 Wetboek van Strafrecht plaatsing op te leggen, bij voorkeur in een niet al te ver van Texel afgelegen instelling voor de opvang en rehabilitatie van mensen met een organisch psychosyndroom. Indien wordt afgezien van strafrechtelijke vervolging, kan ik mij goed vinden in het advies om betrokkene, via de Wet BOPZ, onder te brengen in een geschikte setting op Texel om recidive te voorkomen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft mevrouw I.Matthaei verklaard, dat in het verleden getracht is verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Verdachte wilde zich echter niet vrijwillig laten opnemen. Een opname via de BOPZ lukte evenmin omdat de deskundigen van GGZ verdachte destijds ongeschikt vonden voor opname in een reguliere psychiatrische inrichting. In overleg met de medische dienst van de Foba, waar verdachte thans verblijft, is wederom een BOPZ-procedure gestart die inmiddels heeft geleid tot de noodzakelijke geneeskundige verklaring. De vordering tot een rechtelijke machtiging is echter afgewezen door de rechtbank te Amsterdam, volgens haar informatie in verband met de onderhavige strafzaak. I. Matthaei heeft als getuige-deskundige ter terechtzitting verder verklaard dat verdachte in het zogenaamde Mokum-overleg is besproken. Daarbij is aan de orde gekomen dat, mocht de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis worden gelast, verdachte bij voorkeur dient te worden overgeplaatst naar de Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo zodat hij in ieder geval uit detentie is. Daar kan verdachte worden geobserveerd en kan er gezocht worden naar een geschikte vervolgplek voor verdachte. De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat een behandeling van verdachte geïndiceerd is. Gelet op de bewezen verklaarde feiten en op hetgeen omtrent het gedrag van de verdachte naar voren komt uit de rapportages van de hierboven genoemde deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat aan het gevaarscriterium is voldaan, in die zin dat de verdachte gevaarlijk is voor anderen dan wel voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig het advies van de deskundigen, de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten voor een termijn van één jaar. Het standpunt van de raadsman, inhoudende dat een dergelijke maatregel uitsluitend kan worden gelast indien uitzicht bestaat op herstel van de verdachte binnen een jaar, vindt geen steun in het recht. 8. BENADEELDE PARTIJ De benadeelde partij [naam slachtoffer 1], wonende te [adres], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 229,50 wegens materi?le en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het genoemde bedrag kan de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen. Het gegeven, dat het strafbaar feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend, doet aan de beslissing tot toewijzing van de vordering niet af, omdat dit gegeven – en meer in het algemeen het ontbreken van verwijtbaarheid – geen beletsel is om verdachte voor dit feit aansprakelijk te houden uit hoofde van onrechtmatige daad. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. Door de officier van justitie is gevorderd naast toewijzing van de vordering ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Nu verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, staat de wet oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet toe. Er is immers geen sprake van veroordeling wegens een strafbaar feit in de zin van artikel 36f, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht. 9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De beslissing berust op de artikelen 37, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 10. BESLISSING De rechtbank: Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging. Gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van ÉÉN JAAR. Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], wonende te [adres]. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 229,50 (tweehonderd negenentwintig euro en vijftig eurocent) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. A.E. Merkus en mr. E.M. Devis, rechters, in tegenwoordigheid van M. Woudman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2009.