Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7346

Datum uitspraak2009-09-11
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 09/1415 en 09/1416
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Vrijstelling en bouwvergunningen voor een bouwproject in De Blesse (Friesland).


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummers: AWB 09/1415 en 09/1416 uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 september 2009 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [naam] en [naam], beiden wonende te [woonplaats], verzoekers (hierna: [A] respectievelijk [B]), gemachtigde: R.E. Dommerholt, juridisch adviseur te Lemmer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf, verweerder (hierna: het college), gemachtigde: mr. J. van Weperen en R. Hekman, beiden werkzaam bij de gemeente Weststellingwerf. Procesverloop Bij besluit van 16 augustus 2006 heeft het college met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling verleend van het bestemmingsplan "De Blesse" voor de bouw van elf woningen op het perceel [kadastrale omschrijving], plaatselijk bekend als het "Sparrenbosje" aan de Steenwijkerweg te De Blesse. Bij afzonderlijke besluiten van 17 maart 2009 heeft het college met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO vrijstelling verleend van voormeld bestemmingsplan en bouwvergunning verleend voor het oprichten van twee-onder-één-kap-woningen op de kavels 5 en 6 (Steenwijkerweg 85A en 85B) en kavels 9 en 10 (Steenwijkerweg 87B en 89) op voormeld perceel. [A] en [B] hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij zich bij brief van 10 juli 2009 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder de nummers 09/1415 (kavels 5 en 6) en 09/1416 (kavels 9 en 10). Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb is de bouwvergunninghouder, Westervelder Bouwgroep B.V. te Meppel (hierna: Westervelder), een samenwerkingsverband van diverse bouwondernemingen, waaronder Bouwbedrijf Van Kampen te Wapse, in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Westervelder heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De verzoeken zijn gevoegd behandeld ter zitting op 28 augustus 2009, waarbij [A] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens Westervelder is verschenen [naam], mede-directeur van Bouwbedrijf Van Kampen, bijgestaan door mr. drs. M. Braakensiek, werkzaam bij Oranjewoud Legal te Heerenveen. Motivering Beoordeling van het geschil Formele aspecten 1.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 1.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de verzoeken overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [A] en [B] te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat zij een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van de verzoeken met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan verzoeken als de onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen de aangevallen besluiten gegrond verklaard zal moeten worden. Inhoudelijke kant van de zaak 2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat [A] en [B] geen afzonderlijke gronden tegen de verleende bouwvergunningen naar voren hebben gebracht. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot de vraag of het college ten behoeve van de onderhavige bouwplannen vrijstellingen kon verlenen, met dien verstande dat het vrijstellingbesluit van 16 augustus 2006 slechts aan de orde is voor zover deze vrijstelling ziet op de onderhavige bouwplannen. 2.2 Op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO kan ten behoeve van de verwezenlijking van een bouwplan vrijstelling worden verleend van het geldende bestemmingsplan, mits het bouwplan is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. Volgens vaste jurisprudentie kunnen aan de ruimtelijke onderbouwing van een project minder zware eisen worden gesteld naarmate de inbreuk van dat project op het bestaande planologische regime kleiner is (vgl. LJN: BD8911). 2.3 Op 25 juli 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân door middel van de afgifte van een verklaring van geen bezwaar ingestemd met de oprichting van elf woningen in het "Sparrenbosje". Ook overigens is voldaan aan de voorwaarden voor gebruikmaking van artikel 19, eerste lid, van de WRO. Zo heeft de gemeenteraad van Weststellingwerf (hierna: de raad) op 13 maart 2006 een voorbereidingsbesluit genomen, waarin is verklaard dat een herziening van het bestemmingsplan "De Blesse" wordt voorbereid voor eerdergenoemd perceel ten behoeve van de bouw van elf woningen. Daarnaast heeft de raad zijn bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO gedelegeerd aan het college. Dit betekent dat het college bevoegd was om met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO vrijstelling te verlenen. 2.4 Uit de aan het vrijstellingsbesluit van 16 augustus 2006 ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het college het vrijstellingsverzoek voor de bouw van elf woningen onder meer heeft getoetst aan het Structuurplan Weststellingwerf 2000-2015 dat in 2002 is vastgesteld door de raad. In dit plan is onder meer voor De Blesse door middel van zogenoemde rode contouren aangegeven waar woningbouw plaats mag vinden (pagina 65). Vast staat dat de onderhavige woningen geprojecteerd zijn binnen deze contouren. Op pagina 63 van het plan is weliswaar aangegeven dat het denkbaar is dat in het "Sparrenbosje" één of enkele woningen worden opgericht, maar dit sluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet bij voorbaat uit dat ter plaatse elf woningen worden opgericht. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het plan een algemene ruimtelijke visie behelst en geen rechtens afdwingbare normen ten aanzien van het aantal woningen op een bepaalde locatie bevat. Het betoog van [A] en [B] dat het plan de oprichting van elf woningen in het "Sparrenbosje" niet toestaat, faalt derhalve. Ook faalt het betoog dat de bouwplannen het karakter van "wonen in een bos" aantasten en dat vanwege de bouwplannen grotere bomen uit het bos grotendeels sneuvelen. Uit de gedingstukken, onder meer hoofdstuk 2 uit de "Verkavelingsnotitie Sparrenbosje De Blesse", en het verhandelde ter zitting blijkt dat al lang geen sprake (meer) is van een bos of een bosrijke omgeving; het "Sparrenbosje" is in feite een braakliggend terrein, met her en der nog een enkele boom. In de ruimtelijke onderbouwing is voorts ingegaan op de relatie van het project met het bestemmingsplan "De Blesse". Ook het (toen) actuele ruimtelijke beleid van de provincie Fryslân (ontwerp-Streekplan Fryslân 2006) is door het college betrokken bij de beoordeling. Daarnaast heeft het college acht geslagen op milieuaspecten (ecologie, bodem, water en geluid) en archeologische aspecten van de bouwplannen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college aldus onderbouwd dat en hoe de oprichting van elf woningen in het "Sparrenbosje" zich tot de omgeving verhoudt en waarom het ruimtelijk en landschappelijk op verantwoorde wijze is ingepast. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen grond om deze onderbouwing niet toereikend te achten. 2.5 De bouwplannen ten aanzien van kavels 5 en 6 verdragen zich niet met bestemmingsplan "De Blesse", omdat de nokhoogte van de bijgebouwen van de woningen 7,24 meter bedraagt, terwijl bij recht een maximale nokhoogte van 5,5 meter is toegestaan. De bouwplannen ten aanzien van kavels 9 en 10 verdragen zich niet met het bestemmingsplan "De Blesse", omdat de boeiboordhoogte van de bijgebouwen van de woningen circa drie meter bedraagt, terwijl bij recht een maximale boeiboordhoogte van 2,75 meter is toegestaan. Om deze strijdigheden op te heffen heeft het college vrijstelling op grond van artikel 19, derde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro), verleend. Ingevolge die bepaling komt voor toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woongebouw in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft. 2.6 De opvatting van [A] en [B] dat het college niet bevoegd was en is om vrijstelling op grond van artikel 19, derde lid, van de WRO te verlenen, omdat het gaat om een uitbreiding van een bijgebouw van een nog niet bestaand gebouw, vindt geen steun in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) en faalt derhalve (vgl. LJN: AN9249 en AF9495). 2.7 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van verhoudingsgewijs beperkte overschrijdingen van de maximale nokhoogte (kavels 5 en 6) en de maximale boeiboordhoogte (kavels 9 en 10). Mede gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet aannemelijk is dat [A] en [B] vanwege de realisering van de onderhavige bouwplannen onevenredig worden getroffen in hun woongenot. Tegen deze achtergrond en het onmiskenbare belang van Westervelder en de kopers van de nog te realiseren woningen, heeft het college in redelijkheid hiervoor vrijstelling kunnen verlenen. 2.8 Nu vanwege de verleende vrijstellingen de bouwplannen niet langer in strijd zijn met het bestemmingsplan "De Blesse" en evenmin is gebleken van andere weigeringsgronden was het college, gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Woningwet, gehouden de bouwvergunningen te verlenen. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat de bezwaren van [A] en [B] ongegrond verklaard zullen worden, zodat geen aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen. De verzoeken zullen daarom worden afgewezen. Proceskosten 3.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2009. w.g. J.R. Leegsma w.g. E. de Witt Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.