Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7352

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers09/970 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Medische grondslag niet opnieuw ter beoordeling. Medische geschiktheid functies. Beheersing Nederlandse taal en computervaardigheden voldoende om geduide functies te verrichten.


Uitspraak

09/970 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 8 januari 2009, 07/4456 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 9 september 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. C.C.W.G.M. Janssens, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2009. Namens appellant is verschenen mr. Janssens en het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.J.J.M. van Eijk. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 7 mei 2004 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 1 juni 2004 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was. Het tegen dit besluit ingestelde bezwaar is bij besluit van 16 februari 2005 in zoverre gegrond verklaard dat de WAO-uitkering per 24 juni 2004 wordt ingetrokken. 1.2. Tegen het besluit van 16 februari 2005 heeft appellant beroep ingesteld. De rechtbank heeft dat beroep bij uitspraak van 1 november 2005 gegrond verklaard, het toen bestreden besluit vernietigd, maar bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. 1.3. Bij uitspraak van de Raad van 12 september 2007 is de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover aangevochten. Daarbij is bepaald dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Ten aanzien van de medische grondslag van het besluit van 16 februari 2005 heeft de Raad overwogen dat niet kan worden gezegd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest en er voorts geen aanleiding is voor de conclusie dat de (bezwaar)verzekeringsarts de beperkingen van appellant heeft onderschat. De Raad heeft geen aanleiding gezien appellant door een medisch deskundige te laten onderzoeken. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag heeft de Raad overwogen dat wegens het ontbreken van de motivering van de geschiktheid van de voor de schatting gebruikte functies, het besluit van 16 februari 2005 in strijd is met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. 2.1. Het Uwv heeft ter uitvoering van de uitspraak van de Raad een nieuw besluit op bezwaar van 2 oktober 2007 (hierna: bestreden besluit) genomen. 2.2. Appellant heeft onder aanvoering van medische en arbeidskundige gronden beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. 2.3. Wat betreft de medische grieven van appellant heeft de rechtbank in de aangevallen uitspraak overwogen dat nu de Raad de medische kant van de schatting in stand heeft gelaten, deze grieven niet wederom aan de orde kunnen komen. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank deugdelijk geoordeeld. 3. Appellant heeft in hoger beroep, kort samengevat, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet meer ter beoordeling kan staan. Appellant heeft zich verder niet kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank dat de geduide functies passend zijn. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. Wat betreft de medische grondslag van de schatting overweegt de Raad dat met de eerdergenoemde uitspraak van deze Raad van 12 september 2007 de juistheid van de voor appellant vastgestelde beperkingen per 24 juni 2004 in rechte vast staat. Gesteld noch gebleken is dat er sedert de uitspraak van 12 september 2007 nieuwe medische gegevens naar voren zijn gekomen die een ander licht werpen op de gezondheidstoestand van appellant. Met de rechtbank is de Raad dan ook van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet opnieuw ter beoordeling voor kan liggen. 4.2. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit stelt de Raad vast dat de bezwaararbeidsdeskundige bij rapportage van 24 september 2007 de eerder voor appellant geduide functies van textielproductenmaker (sbc-code 111160), medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) en productiemedewerker textiel (sbc-code 272043) aan de schatting ten grondslag heeft gelegd. Daarbij heeft de bezwaararbeidsdeskundige de (medische) geschiktheid van deze functies voor appellant nader gemotiveerd. In hoger beroep heeft de bezwaararbeidsdeskundige bij rapport van 23 maart 2009 nog een reactie gegeven op door appellant ingebrachte grieven. De Raad is, gelet op de in de rapportage van 24 september 2007 weergegeven motivering, van oordeel dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als in medisch opzicht voor appellant passend dienen te worden aangemerkt. De grieven van appellant zijn in die rapportage, alsmede in die van 23 maart 2009 op goede gronden weerlegd met de door de bezwaararbeidsdeskundige gegeven motivering. De zogenoemde signaleringen (M, G, en *) zijn allen van een genoegzame toelichting voorzien. Dit geldt evenzeer, anders dan appellant meent, voor de signalering in de functie van medewerker tuinbouw ten aanzien van het frequent hanteren van lichte voorwerpen tijdens het werk, waarbij de Raad er overigens op wijst dat appellant blijkens de zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 februari 2004 niet beperkt is ten aanzien van dit aspect. 4.3. De Raad overweegt voorts dat de grief van appellant dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, en daardoor de geduide functies niet kan vervullen, niet slaagt. De Raad heeft daartoe laten wegen dat de geduide functies eenvoudige productiematige werkzaamheden betreffen, waarbij lezen en schrijven op zeer basaal niveau plaatsvinden terwijl appellant Nederlandse taalcursussen heeft gevolgd en dat zijn echtgenote tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft opgemerkt dat hij de Nederlandse taal redelijk kan volgen. Ten aanzien van het computergebruik in de functie van medewerker tuinbouw wijst de Raad nog op het op 27 januari 2004 door appellante ondertekende formulier Herbeoordeling WAO/WAZ/WAJONG, waarop door hem is aangegeven dat hij op school zit en veel met computers werkt. Ook in dit opzicht kan niet staande worden gehouden dat de functie van medewerker tuinbouw ongeschikt is voor appellant. 5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bedee en J. Riphagen als leden in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) E.M. de Bree. KR