Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7364

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers602721 UC EXPL 08-16863 YJ
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

overlast inwonende kamerhuurder: niet zodanige overlast dat sprake van niet goed huurder: beëindiging c.q. ontbinding op die grond afgewezen. Wel beeindiging op grond van art. 7:274 lid 1 sub f BW: opzeggingsgrond kamerhuurder.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector kanton Locatie Utrecht zaaknummer: 602721 UC EXPL 08-16863 YJ vonnis d.d. 9 september 2009 inzake [eiser], wonende te [woonplaats], verder ook te noemen [eiser], eisende partij, gemachtigde: mr. H. Schouten, tegen: [gedaagde], wonende te [woonplaats], verder ook te noemen [gedaagde], gedaagde partij, procederende in persoon. 1. Verloop van de procedure De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 29 april 2009. De comparitie is gehouden op 16 juni 2009. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Hierna is uitspraak bepaald. 2. De feiten 2.1 [eiser] huurt de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Hij heeft met ingang van 16 augustus 2006 een kamer in deze woning verhuurd aan [gedaagde] tegen een bedrag van € 275,-- per maand. 2.2 [eiser] heeft bij aangetekende brieven van 15 mei 2008 en van 24 mei 2008 [gedaagde] de huur opgezegd. In deze brieven noemt [eiser] als redenen voor de huuropzegging dat [gedaagde] hem schade toebrengt en dat [eiser] zich door de aanwezigheid van [gedaagde] onveilig, onprettig en ongemakkelijk voelt in zijn eigen huis. 2.3 In de brief van [gedaagde] van 13 juni 2008 staat onder meer het volgende vermeld: “[eiser], Hierbij bevestig ik nogmaals de ontvangst van jouw aangetekende brieven met dagtekening van 15 mei jl. en van 24 mei jl. (…) Ik heb die brief van 15 mei weliswaar nooit gelezen, maar ik heb wel uit de brief van 24 mei j.l. begrepen dat je me in die brief van 15 mei j.l. de huur hebt opgezegd. Ik zou echt niet weten waarom. Zoals ik je al in bovengenoemde E-mail heb meegedeeld ga ik niet accoord met de opzegging van de huur. (…) Morgen start ik een actie om het jou onmogelijk te maken ooit nog een kamer in onderhuur te verhuren. Ik hoop dat je beseft wat dat gaat betekenen. Voorts gaat er morgen nog een brief naar de Dierenbescherming over de ongelofelijke, jarenlange verwaarlozing van je hond Zwabber. Tenslotte liggen er nog wat actiepunten t.a.v. het bestaande kamerhuurcontract. Ingebrekestellingen dus (…).” 2.4 In de verklaring van [getuige 1] staat onder meer het volgende vermeld: “(…)Al meer dan een jaar geeft [gedaagde] aan niet langer met [eiser] door één deur te kunnen. Hij lijkt zich aan werkelijk alles wat [eiser] doet en laat te ergeren en zich enorm met zijn leven te bemoeien. Dit heeft [gedaagde] mij laten weten tijdens bezoeken die plaatvonden in mijn huis aan de [adres]. Meer dan eens heb ik [gedaagde] verzocht op te houden met zijn gescheld en gevloek over [eiser] omdat ik hier niet van gediend was. Op een gegeven moment, ik herinner mij niet de exacte datum maar het zal in de periode eind mei-juni 2008 zijn geweest, vertelde [gedaagde] met een vleesmes onder zijn kussen te slapen en [eiser] dood te maken als hij ook maar zijn kamerdeur zou openen. Dit verbaasde mijn enorm daar ik [eiser] als een zeer rustige en vriendelijke man ken, die zich zelfs als hij lichamelijk aangevallen wordt niet zal verweren. Er is ook een bezoek geweest waarin [gedaagde] zei [eiser] dood te willen schieten. Ik reageerde zeer verbaasd en hem gevraagd of hij een pistool of iets dergelijks in bezit had. Hij reageerde daar bevestigend op. Ik zei dat hij niet zo raar moest doen waarop hij zei dat hij meer contacten had dan ik dacht en dat [eiser] één dezer dagen aan de beurt zou zijn. Hierop heb ik melding gedaan bij de politie. Twee agenten zijn toen ’s avonds laat aan de deur geweest om nog eens goed te vragen wat ik gehoord had en daarop een afweging te maken of ze een inval moesten doen met een arrestatieteam. Een paar weken later stond [gedaagde] tegen middernacht aan mijn deur te schreeuwen dat hij de deur in zou trappen als ik niet onmiddellijk open zou doen. Ik heb hem door gesloten deur heen laten weten dat hij weg moest gaan en met een dergelijk gedrag niet welkom was en dat ik het tijdstip ook belachelijk vond. Ook hier heb ik telefonisch melding van gedaan bij de politie. Daar ik meer dan eens de indruk heb gekregen dat [gedaagde] een alcoholist is en hij ook op dat moment een beschonken indruk maakte, zou het mij niet verbazen als hij dacht bij nr. [nummer] aan de deur te staan. Hij heeft zich in het verleden vaker in het adres vergist. (…)” 2.5 In een E-mail van 14 juni 2008 van [gedaagde] staat onder meer het volgende vermeld: “(…) Een paar weken geleden heb je mij weer eens de toegang tot jouw computer, zelfs in de nachtelijke uren als je ligt te slapen, ontzegd. Reden natuurlijk onbekend, het tirannieke mannetje in jou was blijkbaar weer eens wakker geworden. Je handelt als een klein kind en dat ben je feitelijk ook. Je bezorgt mij alleen maar overlast, op welk gebied dan ook. (…)” 2.6 In de brief van [gedaagde] van 17 juni 2008 aan de Belastingdienst staat onder meer het volgende vermeld: “(…) Enkele maanden geleden kwam ik er achter dat [eiser] weer eens een nieuw “geldbronnetje” had aangeboord: de huurtoeslag. [eiser] heeft met mij als onderhuurder natuurlijk absoluut geen recht op huursubsidie, maar had eind vorig jaar toch maar eens een aanvraag ingediend, waarbij hij natuurlijk mijn aanwezigheid (en dus ook mijn additionele toetsingsinkomen) had verzwegen. Hij heeft daarop met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007 huursubsidie ontvangen. Deze fraude duurt tot op heden nog altijd voort. Enige tijd geleden heb ik hem – ik zie dit als mijn burgerplicht – op zijn frauduleuze handelen gewezen en hem verzocht dit eigener beweging bij de Belastingdienst te melden. Lange tijd is natuurlijk niets gebeurd, totdat ik een paar weken geleden deze vorm van oplichting (o.a.) bij zijn begeleidster vanuit de psychiatrie (Altrecht), mevr. [naam] heb gemeld. Vorige week kwam hij dan eindelijk met de wijzigingsformulieren huurtoeslag over 2007 en 2008 aanzetten. (…) Gaarne omgaand Uw reactie. Bij voorkeur per E-mail, gezien de woonsituatie. (…)” 2.7 In een door [gedaagde] overgelegde conceptbrief d.d. 28 mei 2008 aan [eiser] (overgelegd als productie 12 bij de dagvaarding) staat onder meer het volgende vermeld: “(…) Je hebt mij wel eens verteld dat al je onderhuurders (hoeveel waren er het zo’n beetje?) meestal binnen de kortste tijd weer verdwenen waren. Ik begrijp dat al lang wel, die jonge mensen hebben voor het leven een trauma opgelopen. Dat mag nooit meer gebeuren. (…) Jouw zucht naar geld is werkelijk ongebreideld. Alles gedreven door je verslavingen en je zucht om een groots en meeslepend leven te leiden waarvoor jouw inkomen bij lange na niet reikt. Er is geen enkele morele grens om aan het enige wat je feitelijk nog in het leven interesseert - GELD- te komen. Je hoeft natuurlijk niet, zoals ik, meer dan 25 jaar een groot gedeelte in de wereld van financiële administraties gewerkt te hebben om jouw financiële situatie te begrijpen. (…) Valselijk huursubsidie incasseren Je komt helemaal niet voor huursubsidie in aanmerking (ik betaal je € 275 per maand alleen al aan onderhuur) maar je vraagt het toch gewoon maar aan. Ik weet niet sinds wanneer je dit doet, maar je schreef laatst dat dat bedrag al tot circa. € 2.000 was opgelopen. Dat wordt een aardig bedrag, met de boete eroverheen. (…) • je verbiedt mensen zoals [naam], [naam] en wie niet meer je vóór 11 uur ’s ochtends te bellen omdat je gemiddeld pas om 11 uur uit je bed komt. Voorts wil je ook ’s ochtends de eerste twee uur na je opstaan absoluut alleen zijn, omdat je die tijd minstens nodig hebt om je longen leeg te hoesten. • Als je buurvrouw [naam] een weekje op vakantie gaat, ben je nog te beroerd om haar kat één keer per dag van brokjes en schoon water te voorzien. Kost maximaal vijf minuten. Begrijpen we dit nog? (…) • Ik weet niet wat voor achtergrond (MBO/HAVO?) je hebt, maar zeker is dat je nauwelijks gewerkt heb. Je hebt - geloof ik- op het toppunt van je maatschappelijke carrière via een uitzendbureau als typist bij Rijkswaterstaat gewerkt. (…) • Je hebt het contact met de normale maatschappij al lang verloren. De paar mensen waarmee je nog spaarzaam contact hebt, komen uit je verre verleden. Gelijkgestemde mensen op het gebied van consumptie van hard- en softdrugs en alcohol. Je moeder komt natuurlijk nog wel eens bij je langs. Dat blijven moeders hun hele leven doen. Je stiefvader heeft je uitgekotst en met je zus, haar man en je neefjes heb je -geloof ik- één keer per jaar telefonisch contact. • Je maakt op een heel immorele manier gebruik van de schaarste op de woningmarkt in [woonplaats]. Je chanteert feitelijk je onderhuurders met deze situatie. Je hebt hen niets te bieden, je kan op geen enkele normale manier met hen omgaan. Je hebt alleen vreselijk hard het geld nodig. Je handelt volstrekt irrationeel en bij het minste of geringste dat je niet bevalt laat je dat tirannieke mannetje in je los. Je gaat schreeuwen, je dreigt mij met huuropzegging, je ontzegt mij toegang tot zaken die mij vanwege gewoonterecht toebehoren etc. etc. (…)” 2.8 In de door [eiser] overgelegde verklaring van [getuige 2], wonende aan de [adres] te [woonplaats], staat onder meer het volgende vermeld: “(…) Bij deze leg ik, [getuige 2], een verklaring af ten gunste van mijn buurman [eiser] betreffende zijn huisgenoot [gedaagde]. [gedaagde] is in de periode april-mei 2008 diverse keren bij mij thuis geweest om over [eiser] te praten. Hij beweerde dat [eiser] een oplichter zou zijn. Hij wilde er voor zorgen dat [eiser] zijn huis uitgezet zou worden en voortaan onder curatele zou komen te staan volgens de AWBZ. Hij verzocht om mijn medewerking maar dat heb ik geweigerd daar ik [eiser] al sinds ik hier woon (januarie 1999) als een goede buurman beschouw waar ik nooit last van heb gehad. [eiser] zal mijns inziens nooit een vlieg kwaad doen. Het is voor mij geheel onduidelijk waar de buitenproportionele boosheid van [gedaagde] vandaan komt. (…) 3. De vordering en het verweer 3.1 [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: I. primair: de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de kamer in de woning aan de [adres] te [woonplaats] op grond van verwijtbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst zal ontbinden; subsidiair: het tijdstip vaststelt waarop de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de kamer in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zal eindigen; II. [gedaagde] zal veroordelen om de woning aan de [adres] te [woonplaats], met al degene die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden resp. bevindt door of vanwege [gedaagde], binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, althans binnen een zodanige door de kantonrechter te bepalen andere termijn, volledig en behoorlijk met al de zijne en al het zijne, onder achterlating van al hetgeen aan [eiser] toebehoort, te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en daarin niet meer terug te keren, met afgifte van de sleutels in behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser], met machtiging aan [eiser] bij gebreke van volledige voldoening aan dit vonnis, deze ontruiming en het ontruimd houden zelf op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstelligen, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie; III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en bij gebreke aan voldoening daaraan, te vermeerden met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede in de nakosten met een bedrag van € 131/205, dan wel indien betekening van dit vonnis plaatsvindt met een bedrag van € 199/273. 3.2 [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het gedrag van [gedaagde] een schending van zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen oplevert. Dit betreft een verwijtbare tekortkoming van zodanige ernst dat ontbinding van de huurovereenkomst dient te volgen. Het gedrag van [gedaagde] levert tevens een opzeggingsgrond op ter zake van het zich niet als goed huurder gedragen. Voorts is een opzeggingsgrond gelegen in de omstandigheid dat de huurovereenkomst ziet op onzelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van de woning waarin [eiser] zijn hoofdverblijf heeft en zijn belangen bij beëindiging van de huur zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] bij voortzetting daarvan. [eiser] stelt daartoe dat [gedaagde] zich op een onaanvaardbare manier met zijn leven bemoeit en hem (onder andere met de dood) heeft bedreigd. [eiser] is niet bij machte zich hiertegen te verweren en voelt zich onveilig in zijn eigen huis. 3.3 [gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd. Hij stelt dat hij zich altijd als een goed huurder heeft gedragen en dat de werkelijke reden voor [eiser] om het huurcontract te willen beëindigen is dat [gedaagde] de fraude van [eiser] met huursubsidie aan de kaak heeft gesteld en dat [gedaagde] de mate waarin hij op allerlei gebieden voor [eiser] zorgde op het laatst tot nul heeft gereduceerd. [gedaagde] betwist dat hij [eiser] met de dood heeft bedreigd. 4. De beoordeling 4.1 Allereerst dient beoordeeld te worden of het gedrag van [gedaagde] aanleiding geeft om aan te nemen dat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat op grond daarvan de huurovereenkomst zou moeten worden ontbonden. De kantonrechter overweegt daarover het volgende. Gelet op de hierboven geciteerde stukken stelt weliswaar [eiser] terecht dat hij last ondervindt van het feit dat [gedaagde] zich op de hierboven weergegeven wijze in zijn leven en levenswijze mengt, doch daaruit volgt nog niet dat sprake is van een zodanige vorm van overlast dat aangenomen kan worden dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder zou hebben gedragen althans dat hij tekort zou zijn geschoten in zijn verplichtingen als huurder. Op grond daarvan is de primair gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst niet toewijsbaar. Op dezelfde grond is er evenmin aanleiding om de huurovereenkomst te beëindigen op de opzeggingsgrond in art. 7:274 lid 1 sub a BW, te weten dat de huurder zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt. 4.2 De subsidiair gevorderde beëindiging van de huurovereenkomst op grond van de in art. 7:274 lid 1 sub f BW genoemde opzeggingsgrond is wel toewijsbaar op grond van het volgende. Voldaan is aan het vereiste in deze opzeggingsgrond dat sprake is van onzelfstandige woonruimte: [eiser] heeft een kamer van de door hem bewoonde woning aan [gedaagde] verhuurd, hetgeen tot gevolg heeft dat partijen het gezamenlijk gebruik hebben van de noodzakelijke voorzieningen zoals keuken, toilet en douchegelegenheid, terwijl het feit dat partijen gezamenlijk één woning bewonen, meebrengt dat er nauwelijks gelegenheid bestaat om elkaar te ontlopen. Gelet op deze woonsituatie heeft [gedaagde] de onderlinge verhoudingen op scherp gezet door [eiser] te pas en te onpas te confronteren met zijn oordeel over [eiser]’s levenswijze en door zich met het leven van [eiser] te bemoeien. Het zal zo zijn dat [eiser] de door [gedaagde] aangeboden hulp aanvankelijk waardeerde, doch uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat [gedaagde] de signalen van [eiser], dat hij er last van had dat [gedaagde] zich zoveel met zijn leven bemoeide, stelselmatig heeft genegeerd. In het licht van de hierboven geschetste woonsituatie heeft [gedaagde] de verhouding met [eiser] in verregaande mate verstoord door de Belastingdienst op de hoogte te stellen van mogelijke fraude van [eiser] met de huurtoeslag. Hoe afkeurenswaardig eventuele fraude met gemeenschapsgeld moge zijn, [gedaagde] had zich dienen te realiseren dat het achter de rug van [eiser] om informeren van de Belastingdienst desastreus zou zijn voor de onderlinge verhoudingen. [gedaagde] heeft daarnaast onvoldoende betwist dat hij ook, zoals [eiser] stelt, heeft gedreigd om [eiser] onder curatele te laten stellen, hem in een AWBZ-kliniek op te nemen, dan wel hem zijn huis uit te laten zetten en uit zijn brief van 13 juni 2008 blijkt dat hij [eiser], nadat deze de huurovereenkomst had opgezegd, in dreigende bewoordingen heeft aangegeven dat hij acties zou starten om het [eiser] onmogelijk te maken ooit nog een kamer in onderhuur te verhuren. Tegen deze achtergrond heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich bedreigd voelt door [gedaagde] en zich daardoor onveilig voelt in zijn eigen huis. Op grond daarvan weegt het belang van [eiser] bij beëindiging van de huurovereenkomst met [gedaagde] zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij voorzetting daarvan. Het vorenstaande leidt er dan ook toe dat de kantonrechter, conform het in art. 7:272 lid 2 BW gestelde, het tijdstip zal vaststellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen. Om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen andere woonruimte te vinden, zal het tijdstip van beëindiging van de huurovereenkomst en daarmee het tijdstip van ontruiming worden vastgesteld op twee maanden na betekening van dit vonnis. 4.3 Art. 7:272 lid 1 BW brengt mee dat de beëindiging van de huurovereenkomst - en daarmee de veroordeling tot ontruiming - in beginsel niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. De kantonrechter is echter van oordeel dat, niettegenstaande het bepaalde in art. 7:272 lid 1 BW, de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad kan worden toegewezen, nu de aard van het geschil en de in samenhang daarmee over en weer aannemelijk gemaakte belangen aangeven dat in redelijkheid niet van de verhuurder kan worden gevergd dat met de ontruiming wordt gewacht op een onherroepelijke uitspraak. 4.4 Het voorgaande leidt er toe dat het onder I subsidiair en onder II gevorderde zal worden toegewezen. Het onder III gevorderde wordt toegewezen, met uitzondering van de gevorderde nakosten, welke in een aparte procedure gevorderd dienen te worden. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. 5. Beslissing De kantonrechter: stelt vast dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de kamer in de woning aan de [adres] te [woonplaats] eindigt twee maanden na de betekening van dit vonnis; veroordeelt [gedaagde] om deze onroerende zaak met al diegenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt door of vanwege [gedaagde], binnen twee maanden na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en ontruimd te laten, onder achterlating van al hetgeen aan [eiser] toebehoort, en daarin niet meer terug te keren, met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, met machtiging op [eiser] om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [gedaagde] uit te voeren met behulp van politie en justitie; veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 621,44, waarin begrepen € 450,-- aan salaris gemachtigde; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 september 2009.