Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7386

Datum uitspraak2009-09-04
Datum gepubliceerd2009-09-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/6941 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Met besluit geheel tegemoet gekomen. Intrekking hoger beroep. Wettelijke rente. Proceskosten. Aangezien geen van de ingediende declaraties van de medisch adviseur en neuroloog zien op stukken die hangende het hoger beroep zijn ingediend, ziet de Raad geen aanleiding deze alsnog te vergoeden.


Uitspraak

08/6941 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2008, 06/3181 WAO (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 4 september 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. E. Schermerhorn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Hierop heeft de gemachtigde van appellante bij brief van 11 maart 2009 gereageerd. Het Uwv heeft op 30 maart 2009 een nieuw besluit op bezwaar genomen. Bij brief van 10 april 2009 heeft mr. Schemerhorn, voornoemd, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente. Het Uwv heeft naar aanleiding van dit verzoek op 27 mei 2009 een verweerschrift ingediend. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken aangezien het nieuwe besluit op bezwaar van 30 maart 2009, dat inhoudt dat appellante ook met ingang van 20 maart 2006 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, geheel aan het beroep van appellante is tegemoetgekomen. De Raad wijst het verzoek van appellante toe om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellante verschuldigde wettelijke rente over die na te betalen uitkering dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995, 314. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Aangezien voor de kosten gemaakt in de bezwaarfase en in eerste aanleg (inclusief het betaalde griffierecht) al tot vergoeding van de in die procedures gemaakte kosten was besloten staat de Raad enkel nog geplaatst voor de beoordeling van de in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De Raad overweegt voorts dat appellante geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de proceskostenveroordeling zoals deze door de rechtbank is uitgesproken zodat deze veroordeling geen onderdeel uitmaakt van de beoordeling in hoger beroep. Aangezien geen van de ingediende declaraties van de medisch adviseur en neuroloog zien op stukken die hangende het hoger beroep zijn ingediend, ziet de Raad geen aanleiding deze alsnog te vergoeden. De Raad verwijst hiervoor naar de overwegingen zoals opgenomen in de aangevallen uitspraak. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de renteschade als in rubriek II van deze uitspraak is aangegeven; Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 322,--, te betalen aan de griffier van de Raad. Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2009. (get.) C.W.J. Schoor. (get.) M.A. van Amerongen. TM