Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7399

Datum uitspraak2009-09-10
Datum gepubliceerd2009-09-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000728-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt wegens het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten is, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000728-08 Parketnummer eerste aanleg: 18-652362-07 Arrest van 10 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 28 februari 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1985] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.H. de Jong, advocaat te Groningen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat: hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 2 januari 2007, in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (telkens) een hoeveelheid en/of hoeveelheden vuurwerk (te weten vlinderbommen en/of lawinepijlen) aan te steken en vervolgens tot ontploffing te (doen) brengen, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was. Bewijsverweer Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof betoogd, dat de bewezen te verklaren pleegperiode beperkt dient te worden. Verdachte erkent binnen de ten laste gelegde periode (1 december 2006 tot en met 2 januari 2007) vernielingen te hebben gepleegd. Hij stelt echter oud en nieuw te hebben gevierd bij familie in [plaats] van welke familie verdachte ook een dienovereenkomstige schriftelijke verklaring heeft overgelegd. Bij de meeste vernielingen, die gepleegd zijn tijdens oudejaarsnacht, was verdachte derhalve niet aanwezig. Aangezien dit van belang is voor de civielrechtelijke aansprakelijkheid dient de pleegperiode te worden beperkt, aldus de raadsman. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend in december 2006 veel in [gemeente] bij een groep jeugdige personen, onder meer bestaande uit [betrokkene 1] [betrokkene 2] en [betrokkene 3] te zijn geweest. Hij was dan vaak in het bezit van vuurwerk. Ook heeft hij ter zitting erkend een verkeersbord en een prullenbak met behulp van vuurwerk te hebben vernield. Verder heeft verdachte erkend dat anderen meermalen in zijn aanwezigheid met behulp van vuurwerk verkeersborden vernielden. Dit alles zou zich hebben afgespeeld in de periode 1 december 2006 tot 27 december 2006. [betrokkene 1] heeft tijdens een verhoor bij de politie d.d. 3 januari 20071 verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte eind december 2006 twee verkeersborden heeft opgeblazen bij de glasbak aan de [straat 1]. Ook zou verdachte met Oud en Nieuw (het hof begrijpt dit laatste als: in de periode rond Oud en Nieuw) een verkeersbord hebben opgeblazen met vuurwerk. Dit bord stond aan het einde van de [straat 1] met de kruising van de [straat 2]. Ook heeft hij gezien dat verdachte eind december een prullenbak heeft vernield. [betrokkene 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie d.d. 3 januari 20072 verklaard dat verdachte een paar weken vóór 3 januari 2007 in de omgeving van de hangplek diverse vernielingen heeft gepleegd. Ook heeft hij gezien dat verdachte met behulp van vuurwerk bij het dorpshuis het 'verboden toegangsbordje' en een hangprullenbak heeft opgeblazen. Verder zou verdachte op de [straat 1] en de [straat 3] diverse verkeersborden hebben opgeblazen. Hij schat dat verdachte de laatste weken vóór het verhoor zo'n drie á vier verkeersborden met vuurwerk heeft opgeblazen. [betrokkene 3] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie d.d. 3 januari 20073 verklaard dat verdachte de laatste weken voor het verhoor vaak vuurwerk bij zich had. Hij heeft gezien dat verdachte een nitraatbom achter een 'verboden-toegangsbordje' deed en die toen afstak. Hij zag dat het bord kapot ging. Bovenstaande verklaringen, zoals door het hof uitgelegd, geven geen uitsluitsel omtrent de exacte data, waarop de gedragingen hebben plaatsgevonden. In de uitleg die het hof aan die verklaringen geeft, is niet zonder meer duidelijk of verdachte ook in de oudejaarsnacht zelf actief is geweest met vuurwerk. In ieder geval is komen vast te staan dat die gedragingen binnen de in de tenlastelegging genoemde periode zijn begaan. Het hof zal om die reden de periode waarin de ten laste gelegde gedragingen zijn gepleegd, niet beperken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 1 december 2006 tot en met 2 januari 2007, in de gemeente [gemeente], meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een hoeveelheid vuurwerk aan te steken en vervolgens tot ontploffing te (doen) brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor straatmeubilair te duchten was. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich met anderen in de periode van 1 december 2006 tot en met 2 januari 2007 meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daardoor gevaar voor straatmeubilair te duchten was. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij vernielingen gepleegd aan verkeersborden en ander straatmeubilair en door zo te handelen aanzienlijke schade veroorzaakt. Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 14 mei 2009 - meermalen met justitie in aanraking is gekomen wegens het plegen van strafbare feiten. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de - door de rechter in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde - werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden aantal uren respectievelijk duur dient te worden opgelegd. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken; beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast. Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.