
Jurisprudentie
BJ7455
Datum uitspraak2009-02-24
Datum gepubliceerd2009-09-11
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.019.669/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-11
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.019.669/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Faillissement. Bevoegdheidskwestie. Toen schuldenaar Nederland verliet en zich buiten Europa vestigde, bleef de rechtbank in Nederland bevoegd.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 24 februari 2009 in de zaak met zaaknummer 200.019.669/01 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WESTMINSTER RENTAL B.V.,
statutair gevestigd te Panama, Panama,
voormalig vestigingsadres: Amsterdam,
APPELLANTE,
mr. R.B. van Heijningen, advocaat te ’s-Gravenhage.
tegen
X,
wonende te ’s-Gravenhage,
GEÏNTIMEERDE,
mr. S. Kousedghi, advocaat te ’s-Gravenhage.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante – hierna Westminster – is bij per fax op 2 december 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2008 met faillissementsnummer 08/561 F, waarbij de rechtbank Amsterdam zich bevoegd heeft verklaard en Westminster op verzoek van geïntimeerde in staat van faillissement heeft verklaard met benoeming van H.M. Patijn, lid van genoemde rechtbank, tot rechter-commissaris, en met aanstelling van mr. D.V. Meijers, advocaat te Amsterdam, tot curator.
1.2 Bij brief van 5 februari 2009 heeft mr. Van Heijningen het hof producties doen toekomen.
1.3 Bij brieven van 5, respectievelijk 6 februari 2009 heeft mr. Kousedghi het hof het standpunt van geïntimeerde doen weten.
2. De bevoegdheid
2.1 Het hoger beroep van Westminster richt zich tegen de beslissing van de rechtbank dat zij bevoegd is om van de onderhavige procedure kennis te nemen.
2.2 De rechtbank Amsterdam heeft zich bevoegd verklaard op grond van artikel 2 lid 4 juncto lid 2 van de Faillissementswet (Fw). Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen. Blijkens het handelsregister is de inschrijving van Westminster per 27 december 2007 ambtshalve doorgehaald wegens opheffing van de hoofdnederzetting in Amsterdam, Nederland. Westminster heeft haar bedrijf vanuit Amsterdam naar Panama, Panama, verhuisd. De statutaire zetel van Westminster is in Lewes, Delaware (VS) gevestigd. Nu Westminster zich begeeft buiten het Rijk in Europa is de rechtbank van de laatste woonplaats bevoegd. De bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam is aldus blijven bestaan toen Westminster haar kantoor in Amsterdam verliet en haar bedrijf in Panama vestigde, aldus de rechtbank.
2.3 In hoger beroep heeft Westminster aangevoerd dat de rechtbank zich ten onrechte op grond van artikel 2 lid 2 juncto lid 4 Fw bevoegd heeft verklaard. Zij stelt dat zij een nevenvestiging heeft binnen Europa, te weten in Londen. Ter adstructie van deze stelling heeft Westminster een kopie overgelegd van een uittreksel van het handelsregister London UK.
2.4 Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank Amsterdam zich terecht bevoegd verklaard op grond van artikel 2 lid 2 juncto lid 4 Fw. De stelling van Westminster dat zij een nevenvestiging heeft binnen Europa heeft zij nagelaten te adstrueren met een authentiek document. Gevolg hiervan is dat het voor het hof niet mogelijk is om de juistheid van deze stelling te controleren. Bij die stand van zaken moet aan die stelling worden voorbijgegaan. Ten overvloede overweegt het hof dat uit de overgelegde kopie van een uittreksel van het handelsregister London UK niet blijkt dat er sprake is van een nevenvestiging van de in de VS statutair gevestigde Westminster Rental.
2.5 Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof als volgt beslissen.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het hof voorgelegd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, P.J. Duinkerken en R.A. Steenbergen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 24 februari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.