Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7489

Datum uitspraak2009-09-10
Datum gepubliceerd2009-09-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.811064-08 en 14.702287-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Minderjarige veroordeeld wegens het samen met een ander zich schuldig maken aan belaging van een minderjarig slachtoffer en voort mishandeling en bedreiging van dat slachtoffer. Partiële nietigheid van de dagvaarding nu in de feiten 5 en 6 meer subsidiair de in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht omschreven "feitelijkheid/feitelijkheden" in de tenlastelegging niet nader is/zijn uitgewerkt. Hoewel geadviseerd door het Bureau Jeugdzorg Noord-Holland en gevorderd door de officier van justitie heeft de rechtbank beslist niet een "Maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige" op te leggen.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector straf Parketnummer : 14/811064-08 en 14/702287-08 (TUL) Datum uitspraak : 10 september 2009 TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor de behandeling van Kinderstrafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [straatnaam], [postcode en woonplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank de verdachte terzake de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 10 zal veroordelen tot oplegging van een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige – als bedoeld in artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht - voor de duur van één jaar, te vervangen, indien de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, door jeugddetentie voor de duur van één jaar. - de vordering van de officier van justitie tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 2370,85 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. - hetgeen door de verdachte en mr. T.J.E. Op de Weegh, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/hebben hij, verdachte en zijn mededader: - die [slachtoffer 1] met grote regelmaat, althans zeer veelvuldig telefonisch benaderd en hem met dwingende toon meegedeeld dat hij moest komen en/of - die [slachtoffer 1] met grote regelmaat, althans zeer veelvuldig bij een treffen gebieden om mee te komen en/of hem verbieden om weg te gaan wanneer hij dat wil en/of - die [slachtoffer 1] bij een treffen met grote regelmaat, althans zeer veelvuldig mishandelen en/of dreigen met mishandeling; 2. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of de gemeente Alkmaar en/of de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Almaar, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen en/of een kopstoot heeft gegeven en/of op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 3. hij op of omstreeks 12 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar de volgende keer al kom ik je tegen, maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 4. hij op of omstreeks 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) (met kracht) met gebalde vuist in/tegen zijn maag heeft geslagen en/of op/tegen zijn benen heeft geschopt en/of hem met kracht bij de keel heeft gegrepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 5. hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] gedwongen om speed te gebruiken en/of om jointjes te roken; 6. [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen levensmiddel(en) en/of een of meerdere fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer 1], welk feit hij, verdachte en zijn mededaders in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, opzettelijk heeft doen plegen door: die [slachtoffer 1] (telkens) op een dwingende toon opdracht gegeven om levensmiddelen en/of fietsen weg te nemen, welke levensmiddelen en/of fietsen hij (telkens) moest afgeven aan verdachte, en zijn mededaders, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 1] hebben gedreigd met geweld als hij niet aan hun opdracht voldeed; Subsidiair, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, levensmiddel(en) en/of een meerdere fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer 1], welk feit hij, verdachte en zijn mededaders in of omstreeks de periode van 11 augustus 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, opzettelijk heeft uitgelokt door: - die [slachtoffer 1] (telkens) op een dwingende toon opdracht te gegeven om levensmiddelen en/of fietsen weg te nemen, welke levensmiddelen en/of fietsen hij (telkens) moest afgeven aan verdachte, en zijn mededaders, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 1] hebben gedreigd met geweld als hij niet aan hun opdracht voldeed; meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] gedwongen om levensmiddel(en) en/of fiets(en) voor verdachte en/of zijn mededader weg te nemen; 7. hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 30 september 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), een of meerdere malen heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 8. hij in of omstreeks 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 2] (telkens) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) die van [slachtoffer 2] gebeld en/of haar op dwingende toon hebben meegedeeld dat ze moest komen omdat anders haar vriend [slachtoffer 1] zou worden geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid; 9. hij in of omstreeks de periode van 01 december 2008 tot en met 19 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:"Volgende keer moet je niet zo stoer doen. Anders trappen we je dood en we steken je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 10. hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2008 tot en met 13 juni 2008 in de gemeente Alkmaar, als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten het Horizon College was ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. VOORVRAGEN Partiële nietigheid van de dagvaarding Onder feit 5, alsmede onder feit 6 meer subsidiair, is verdachte ten laste gelegd dat hij “door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 1], die [slachtoffer 1] heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden”. De steller van de tenlastelegging heeft aldus de letterlijke wettekst van artikel 284, onder 1, Wetboek van Strafrecht overgenomen. Dit bestanddeel is in de genoemde feiten evenwel niet verder uitgewerkt, zodat niet feitelijk omschreven is op welke wijze verdachten volgens het openbaar ministerie [slachtoffer 1] zouden hebben gedwongen tot het gebruik van drugs dan wel tot het wegnemen van goederen. De officier van justitie heeft, hoewel dit punt ter terechtzitting door de oudste rechter aan de orde is gesteld, geen aanleiding gezien de omschrijving van deze feiten te wijzigen. De rechtbank is echter, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het onder 5 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde een onvoldoende feitelijke opgave bevat van hetgeen zich feitelijk zou hebben afgespeeld en dat de dagvaarding in zoverre derhalve niet voldoet aan de in het tweede lid van artikel 261 Wetboek van Strafvordering neergelegde eis. De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. VRIJSPRAAK Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 6. primair en subsidiair, en onder 7, 8 en 9. ten laste is gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Nadere motivering Ten aanzien van het onder 6 primair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank het volgende. Tenlastegelegd is – kortheidshalve – dat [slachtoffer 1] levensmiddelen en fietsen heeft gestolen en dat verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 1] die feiten telkens hebben doen plegen. De officier van justitie acht dit feit - met uitzondering van de diefstal van fietsen – bewezen en acht [slachtoffer 1] zelf niet strafbaar voor die feiten omdat [slachtoffer 1] zou hebben gehandeld vanuit overmacht, gelet op de druk die op hem werd uitgeoefend. Verdachte heeft ontkend zich aan dit feit te hebben schuldig gemaakt. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat [slachtoffer 1] zelf juist diefstallen pleegde omdat hij geen zakgeld kreeg. Bij de politie heeft hij hetzelfde verklaard. Ook heeft hij daar verklaard dat hij noch [medeverdachte] [slachtoffer 1] ooit hebben gedwongen. Ze zeurden weleens dat hij iets moest gaan halen, maar van dwang is geen sprake geweest. [medeverdachte] ontkent eveneens dat hij [slachtoffer 1] ooit heeft gedwongen te stelen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] wel fietsen stal voor [medeverdachte] en [verdachte], maar dat hij niet het idee had dat dat helemaal onder dwang ging, aangezien [slachtoffer 1] er voor betaald kreeg. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij er eenmaal bij was toen [slachtoffer 1] voor [medeverdachte] en [verdachte] moest stelen. Hij verklaart dat [slachtoffer 1] dit niet wilde, maar dat er toen werd gezegd dat hij het toch moest doen waarna [slachtoffer 1] het deed. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het beschikbare bewijsmateriaal niet worden afgeleid dat sprake was van een zodanig bedreigende situatie voor [slachtoffer 1] dat hij daaraan in redelijkheid geen weerstand heeft kunnen bieden in de zin van de strafuitsluitingsgrond overmacht. De rechtbank heeft daarmee niet kunnen vaststellen dat sprake is van volledige straffeloosheid van [slachtoffer 1], zodat reeds daarom geen sprake kan zijn van de deelnemingsvorm “doen plegen”. Verdachte moet van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 6 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van uitlokking is vereist dat het wilsbesluit bij de uitgelokte tot stand is gekomen door gebruikmaking van een of meer van de in artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 2 Wetboek van Strafrecht limitatief opgesomde uitlokkingsmiddelen. De officier van justitie is blijkens de tenlastelegging van mening dat het wilsbesluit tot stelen bij [slachtoffer 1] tot stand is gekomen door bedreigingen, geuit door verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Gelet op de hiervoor met betrekking tot feit 6 primair genoemde verklaringen, is de rechtbank evenwel van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] door het in de tenlastelegging genoemde uitlokkingsmiddel is aangezet tot stelen. Verdachte en zijn mededader ontkennen immers dat zij [slachtoffer 1] hebben bedreigd, terwijl het tegendeel niet uit de verklaring van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] kan worden afgeleid. Hetgeen aangever [slachtoffer 1] hieromtrent heeft verklaard, wordt derhalve niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 7 en feit 8 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de rechtbank - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van deze feiten. De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder feit 9 ten laste gelegde als volgt. Zowel uit de aangifte als uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte], kan worden afgeleid dat niet verdachte de in dit feit genoemde bedreiging heeft geuit, doch dat de verdenking daarvan de medeverdachte [medeverdachte] betreft. Met de officier van justitie en de raadvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. 4. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 14 december 2008 in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers hebben verdachte en zijn mededader: - die [slachtoffer 1] zeer veelvuldig telefonisch benaderd en hem met dwingende toon meegedeeld dat hij moest komen en - die [slachtoffer 1] zeer veelvuldig bij een treffen geboden om mee te komen en/of hem verboden om weg te gaan wanneer hij dat wilde en - die [slachtoffer 1] bij een treffen zeer veelvuldig bedreigd met mishandeling. 2. hij op tijdstippen in de periode van 11 augustus 2008 tot 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), telkens opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) tegen het hoofd heeft gestompt en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] telkens pijn heeft ondervonden. 3. hij omstreeks 12 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar de volgende keer al kom ik je tegen, maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. 4. hij op 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) met kracht met gebalde vuist tegen zijn maag heeft geslagen en tegen zijn benen heeft geschopt en hem bij de keel heeft gegrepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden. 10. hij in de periode van 18 februari 2008 tot en met 13 juni 2008 in de gemeente Alkmaar, als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten het Horizon College was ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken. 5. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1: Medeplegen van belaging. Ten aanzien van de feiten 2 en 4: Mishandeling, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Ten aanzien van feit 10: Als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen. 7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 8. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN. De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Uit het dossier blijkt dat verdachte met zijn mededader gedurende een periode van in ieder geval twee maanden een 14-jarige jongen heeft belaagd. Verdachte en zijn mededader hebben deze jongen veelvuldig telefonisch benaderd, hem op dwingende toon geboden te komen of juist verboden om weg te gaan en hem veelvuldig bedreigd met mishandeling. Verdachte en zijn mededader hebben daardoor een ernstige inbreuk op de vrijheid en persoonlijke levenssfeer van genoemde jongen gemaakt. Verdachte heeft zich ook diverse malen schuldig gemaakt aan mishandeling van eerdergenoemde jongen en hem bedreigd met de dood. Voor een zo jeugdig slachtoffer kunnen de gevolgen van dergelijke feiten zeer ingrijpend zijn en mogelijk langdurige gezondheidsklachten met zich brengen. Verdachte lijkt in het geheel geen oog te hebben gehad voor de gevolgen van zijn gedrag voor meergenoemde jongen. Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer vier maanden regelmatig de lessen op school verzuimd, hoewel hij nog leerplichtig was. Hierdoor heeft verdachte de voortgang van zijn persoonlijke ontwikkeling belemmerd. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 31 juli 2009, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict tot straf is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. - het over de verdachte uitgebrachte rapport Basisonderzoek gedateerd 24 december 2008 van M. Tiessen als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 mei 2009 van C. Bookelman als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming. - de op verdachte betrekking hebbende bijlage bij het strafadvies gedateerd 9 april 2009 van drs. A.M. van der Burg, als gedragsdeskundige verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming. - een op verdachte betrekking hebbend strafadvies gedateerd 8 mei 2009 van S. Hamchi, als jeugdreclasseerder verbonden aan het Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Alkmaar. - het over de verdachte uitgebrachte rapport gedateerd 19 maart 2009 door de psycholoog drs. D. Breuker. Dit rapport houdt onder meer het volgende in als conclusie en advies: Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis niet anderszins omschreven. De stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. Van uit deze stoornis is betrokkene gemakkelijker geneigd tot grensoverschrijdend en oppositioneel-opstandig gedrag, zoals ook het plegen van de ten laste gelegde feiten. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn de aanwezigheid van lacunaire gewetensfuncties, een verminderd vermogen tot gedragsinhibitie en het sturen van gedrag op basis van empathie met de ander. Er is sprake van een nog onvoldoende uitgerijpt en gedifferentieerd gevoelsleven en van een beperkt zicht op eigen en andermans grenzen. Ten aanzien van het plegen van de feiten wordt geadviseerd om betrokkene als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op herhaling wordt aanwezig geacht indien behandeling en begeleiding uitblijft. Naast individuele risicofactoren inherent aan de aanwezige stoornis is er tevens sprake van beperkte opvoedingsmogelijkheden en ondersteuning door ouders. Moeder is geneigd haar rol als opvoeder en ouder op momenten dat ze haar gezag over betrokkene moet laten gelden en hij hiertegen in het verzet gaat, eerder los te laten dan aan te trekken. Al met al is er sprake van minder protectieve factoren en meer risicofactoren waardoor de kans bestaat op geweldsrecidive, en het opnieuw afglijden in de samenleving. Gezien de kans op herhaling en het verband tussen de feiten en de aanwezigheid van een gedragsstoornis niet anderszins omschreven in combinatie met de beperkte opvoedingsmogelijkheden bij moeder, wordt geadviseerd betrokkene een deels voorwaardelijke detentiestraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een ambulante gezinsbehandeling in de vorm van MultiSysteemTherapie bij een forensische behandelinstelling als De Waag in Haarlem of FunctionalFamilyTherapy bij Parlan, en een verplicht reclasseringtoezicht. Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank verenigen. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen: De afdeling Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Noord-Holland heeft geadviseerd de oplegging van een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van een jaar. De door de gedragsdeskundige genoemde therapieën alsmede de behandeling Agressie Regulatie op Maat bij de FPA en de training Slachtoffer in Beeld zouden in het kader van die maatregel kunnen plaatsvinden. De officier van justitie heeft zich in haar requisitoir bij dit standpunt aangesloten. De rechtbank onderschrijft de noodzaak van de door de psycholoog en de Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde behandeling en trainingen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat - voor wat betreft het kader waarin verdachte die behandeling en trainingen zal moeten ondergaan - aansluiting moet worden gezocht bij het standpunt van de gedragsdeskundige, drs. Breuker zoals verwoord in eerder genoemd psychologisch persoonlijkheidsonderzoek, te weten in het kader van een deels voorwaardelijke detentiestraf met een verplicht reclasseringscontact. Dit advies wijkt af van het advies zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering gegeven, namelijk tot oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel. De gedragsdeskundige van de Raad voor de Kinderbescherming mevr. Van der Burg acht de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige aangewezen als nodige stok achter de deur om voortijdig afhaken bij het behandelaanbod te voorkomen. Tussen beide gedragsdeskundigen is overleg geweest en beiden hebben in hun standpunt volhard met een verwijzing naar de vraag in hoeverre verdachte gemotiveerd zou zijn en blijven om de behandelingen ook daadwerkelijk te ondergaan en te voltooien. De rechtbank acht op dit punt van belang dat de - door alle deskundigen onderkende - noodzaak een Functional Family Therapy te volgen, reeds aangeeft dat het al of niet slagen van deze (gezins)behandeling niet – uitsluitend – afhankelijk is van de mate waarop verdachte zelf aan de behandeling(en) meewerkt. Daarbij is verdachte naar eigen zeggen gemotiveerd voor het thans geadviseerde behandelaanbod. De door Bureau Jeugdzorg voorgestelde trainingen kunnen voorts naar het oordeel van de rechtbank ook plaatsvinden in het kader van deels voorwaardelijke straf waarbij wordt bepaald dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen welke hem worden gegeven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige thans niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en dat jeugddetentie van na te noemen duur recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen van aanzienlijke duur om verdachte duidelijk te maken wat de gevolgen zullen zijn indien hij niet mee zal werken aan de voorgestelde behandelingen en therapieën. 9. BENADEELDE PARTIJ De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], [adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.580,70 wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht, waarbij het bedrag als volgt is samengesteld: Spijkerbroeken € 189,90 Onderbroek € 19,95 Reiskosten Riagg en Slachtofferhulp € 210,72 Reiskosten aanvulling d.d.1 juli 2009 € 160,13 Materiële kosten totaal € 580,70 Immateriële kosten € 2.000,00 Totaal € 2.580,70 De raadsvrouwe van verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de schade voor zover het betreft de kosten voor spijkerbroeken en een onderbroek voor in totaal een bedrag van 209,85 euro niet zijn aan te merken als het rechtstreekse gevolg van de onder 1, 2, 3 of 4 bewezenverklaarde feiten, zodat de benadeelde partij voor dat gedeelte niet kan worden ontvangen in de vordering. Tevens is de rechtbank gebleken dat bij de gevorderde reiskosten een dubbeltelling heeft plaatsgehad voor zover het betreft de reiskosten gemaakt op 24 april 2009, zodat op de vordering een bedrag van 83,4 kilometer x 0,24 eurocent (is totaal: 20,02 euro) in mindering moet worden gebracht en de vordering voor dat gedeelte wordt afgewezen. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die het aldus resterende bedrag van € 2350,83 betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte - ook al is gedeeltelijk een andere dader daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2350,83, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 10. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van jeugddetentie, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op. 11. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE STRAF De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 1 juli 2008 in de zaak met parketnummer 14/702287-08 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren te worden gelast. 13. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77a, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969. 14. BESLISSING De rechtbank: Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder feit 5 en 6 meer subsidiair tenlastegelegde nietig. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 6 primair, 6 subsidiair, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 240 dagen. Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 180 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. - de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde[n] niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde: - dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens het bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Alkmaar, Afdeling Jeugdreclassering, ook indien deze aanwijzingen inhouden het meewerken aan: - de MultiSysteemTherapie bij de Waag of de Functional Family Therapy bij Parlan; - de Leerstraf Agressie Regulatie op Maat bij de FPA; - de Training Slachtoffer in Beeld zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, met opdracht aan het Bureau Jeugdzorg voornoemd ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht. Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2350,83 (twee duizend driehonderdvijftig euro en 83 cent) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan. Wijst de vordering voor zover betrekking hebbend op de dubbel opgevoerde reiskosten gemaakt op 24 april 2009 (zijnde € 20,02) af. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 2350,83 (twee duizend driehonderdvijftig euro en 83 cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 16 dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf voor de duur van 20 uren, opgelegd bij voormeld vonnis van 1 juli 2008 in de zaak met parketnummer 14/702287-08. Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf. Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Egter van Wissekerke, voorzitter, mr. M.E. Francke en mr. E.M. Devis, rechters, in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 september 2009. Zijnde de oudste rechter buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen