Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7524

Datum uitspraak2009-09-04
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers111705/KG ZA 09-248
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Weigering mentor om namens eiseressen bezwaar te maken tegen indicatiebesluiten. Wet voorziet niet in een vervangende toestemming. Mentor heeft op goede gronden de toestemming geweigerd nu niet gebleken is dat zij niet in het belang van eiseressen handelt.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK GRONINGEN Sector civielrecht zaaknummer / rolnummer: 111705 / KG ZA 09-248 Vonnis in kort geding van 4 september 2009 in de zaak van 1. [naam], wonende te [woonplaats], 2. [naam], wonende te [woonplaats], eiseressen, advocaat mr. B. van Dijk, tegen [naam], wonende te [woonplaats], gedaagde, verschenen in persoon. Partijen zullen hierna [eiseressen]. en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiseressen]. zijn tweelingzussen en geboren in 1970. Beide hebben een psychiatrische aandoening en een ontwikkelingsachterstand. [eiseressen]. wonen sinds hun geboorte bij hun ouders en broer in huis. 2.2. Bij beschikking van 18 november 2008 van de kantonrechter te Groningen zijn [eiseressen]. onder bewind gesteld en is tevens [gedaagde] benoemd tot mentor. [eiseressen]. zijn tegen deze beschikkingen in beroep gegaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. 2.3. Bij beschikking van 28 juli 2009 heeft het Hof de bewindvoering en het mentorschap bekrachtigd. 2.4. [eiseressen]. hebben op 7 november 2008 een indicatiestelling aangevraagd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor het verkrijgen van een Persoonsgebonden Budget(PGB) ten behoeve van de verzorging door hun ouders. 2.5. Op 4 februari 2009 heeft het CIZ twee indicatiebesluiten genomen. Ten behoeve van [eiseressen]. is besloten dat zij in aanmerking komen voor een indicatie ondersteunende begeleiding dagbesteding en ondersteunende begeleiding algemeen. Het CIZ heeft geadviseerd deze zorg in natura te leveren. Dit advies heeft consequenties voor de toekenning van een PGB. 2.6. Tegen deze indicatiebesluiten heeft de voormalig raadsman van [eiseressen]. voorlopig bezwaar gemaakt. Het CIZ verlangt een machtiging van [gedaagde], als mentor, alvorens zij verder de bezwaarschriften zal beoordelen. 2.7. Bij brief van 18 mei 2009 heeft [gedaagde] aan de voormalig raadsman van [eiseressen]. laten weten dat zij geen medewerking zal verlenen. [gedaagde] schrijft, onder meer, het volgende: “In mijn hoedanigheid als mentor kan ik niet beoordelen of deze cliënten goed verzorgd worden door hun ouders thuis. Ik weet onvoldoende over wat er achter de voordeur afspeelt bij de cliënten. De ouders hebben mij tot op heden geen medewerking verleend om meer inzicht te krijgen in de toestand van cliënten. Wel is mij duidelijk geworden dat de cliënten een slaapkamer met elkaar delen en dat zij dagelijks een hoge dosis stress mee krijgen. (…)” 2.8. [eiseressen]. hebben vervolgens getracht vervangende toestemming te verkrijgen van de rechter-commissaris en/of de kantonrechter. Dit is, onder verwijzing naar de mentor, afgewezen. 2.9. Bij brief van 14 juli 2009 heeft het CIZ laten weten dat zij geen verder uitstel meer zal verlenen voor het indienen van de door de mentor ondertekende machtiging, op straffe van niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaarschriften. 2.10. Op 27 juli 2009 is namens [eiseressen]. alsnog uitstel gevraagd ten einde het onderhavige kort geding aanhangig te kunnen maken. 3. Het geschil 3.1. [eiseressen]. vorderen samengevat - [gedaagde] te veroordelen om schriftelijke toestemming te verlenen aan eiseressen de bezwaarschriften tegen het CIZ zelf af te handelen in overleg met hun raadsman overeenkomstig artikel 1:453 lid 2 BW, op straffe van een dwangsom. 3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. [eiseressen]. willen in bezwaar tegen de indicatiebesluiten van het CIZ met betrekking tot de toekenning van zorg. [gedaagde] heeft, in haar hoedanigheid van mentor van [eiseressen]., geweigerd namens hen bezwaar in te dienen. [eiseressen]. komen in dit kort geding op tegen deze weigering. 4.2. Anders dan bij een ondercuratelestelling zijn [eiseressen]. niet handelingsonbekwaam, zodat zij in zoverre kunnen worden ontvangen. 4.3. De vordering is evenwel niet toewijsbaar. Hiertoe is het volgende redengevend. Op grond van artikel 1:450 BW kan een mentorschap worden ingesteld indien een meerderjarige niet in staat is zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Krachtens artikel 1:453 lid 1 BW is de onder mentorschap gestelde meerderjarige tijdens het mentorschap onbevoegd rechtshandelingen te verrichten in aangelegenheden betreffende hun verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Ingevolge het tweede lid van artikel 1:453 BW vertegenwoordigt de mentor betrokkene in en buiten rechte. De wet voorziet niet in een vervangende toestemming wanneer, zoals in casu, de mentor weigert een rechtshandeling met betrekking tot deze onderwerpen te verrichten, of indien er strijd is ontstaan tussen de belangen van de mentor en de handelingsonbevoegde. In dit licht moet de weigering van de sector Kanton van de rechtbank Groningen om vervangende toestemming te verlenen worden begrepen, en wordt terecht gesteld dat [eiseressen]. inzake het bezwaar tegen de indicatiestelling door het CIZ zich dienen te richten tot hun mentor. Om die reden kan ook in het onderhavige kort geding de verzochte vervangende toestemming niet worden verleend. 4.4. Ook overigens is de voorzieningenrechter van oordeel dat - nu partijen ter zitting wel de gelegenheid is geboden hun standpunt kenbaar te maken - het gevorderde niet toewijsbaar is, nu de mentor op goede gronden haar toestemming heeft geweigerd. [gedaagde] heeft ter zitting gemotiveerd gesteld dat niet is gebleken dat de gevraagde extra zorg aan [eiseressen]. ten goede zal komen. Immers, gelet op de overgelegde stukken worden [eiseressen]. door de ouders volledig afgeschermd van de voor hen noodzakelijke medische en psychosociale zorg en is om die reden - op initiatief van het Openbaar Ministerie - de betreffende maatregel in rechte uitgesproken. Daarbij is zowel door de kantonrechter als het Hof weloverwogen - en tegen de wens van de ouders in - een externe (bewindvoerder en) mentor benoemd om reden dat noch [eiseressen]. zelf noch hun ouders in staat zijn de belangen van [eiseressen]. te behartigen. Geoordeeld wordt dat uit de gegeven motivering niet gebleken is dat de beslissing van [gedaagde] niet in het belang van [eiseressen]. is. Daarbij heeft de voorzieningenrechter rekening gehouden met de mededeling van [gedaagde] ter zitting dat als de nu afgewezen zorg daadwerkelijk wél geboden wordt, zij de financiering van die zorg, in de vorm van een PGB, kan en zal bewerkstelligen. Nu [eiseressen]. niet ter zitting zijn verschenen en hun advocaat ter zitting heeft verklaard dat hij betrokkenen niet heeft gesproken, is de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken op grond van welke argumenten de beslissing van [gedaagde] niet in het belang van [eiseressen]. zou zijn en mitsdien thans in kort geding zou moeten worden ‘overruled’. De vordering wordt bijgevolg afgewezen. 4.5. [eiseressen]. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op: - vast recht EUR 262,00 - overige kosten 0,00 Totaal EUR 262,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt [eiseressen]. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 262,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2009.?