Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7533

Datum uitspraak2009-09-11
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/7055 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WIA-uitkering toe te kennen. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Evenals de rechtbank, acht de Raad het onderzoek van de deskundige voldoende zorgvuldig en diepgaand en diens conclusies voldoende onderbouwd. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat de belasting in de aan appellant voorgehouden functies met die FML in overeenstemming zijn.


Uitspraak

08/7055 WIA Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 13 november 2008, 06/1371 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 11 september 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. C.C.W.G.M. Janssens, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 31 juli 2009, waar partijen, zoals tevoren was bericht, niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant heeft zich met ingang van 30 augustus 2004 vanuit een werkloosheidssituatie ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. 1.2. Bij besluit van 3 juli 2006 heeft het Uwv aan appellant medegedeeld dat is vastgesteld dat hij na afloop van de wachttijd, met ingang van 28 augustus 2006 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). 1.3. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 12 december 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. 1.4. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellant op 28 augustus 2006, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat hij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. Vergelijking van de loonwaarde van de middelste van de drie functies met de hoogste lonen met het voor hem geldende maatmaninkomen resulteert volgens het Uwv in een verlies aan verdiencapaciteit dat minder is dan 35%. In dat geval bestaat geen recht op een Wet WIA-uitkering. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 3.1. Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak. 3.2. Wat betreft het medisch aspect van de in geding zijnde beoordeling kent de Raad, evenals de rechtbank, doorslaggevende betekenis toe aan het op verzoek van de rechtbank door de psychiater B.J. van Eyk op 14 april 2008 omtrent appellant uitgebrachte rapport waarin deze oordeelt dat op de datum in geding bij appellant geen sprake was van een psychiatrische stoornis of ziekte. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat deze onafhankelijke en onpartijdige deskundige zijn oordeel baseert op eigen onderzoek van appellant en op de in het dossier aanwezige op hem betrekking hebbende stukken. Evenals de rechtbank, acht de Raad het onderzoek van de deskundige voldoende zorgvuldig en diepgaand en diens conclusies voldoende onderbouwd. 3.3. In hoger beroep is aangevoerd dat uit een op 20 juni 2008 ingediende brief van de behandelend psychiater, dr. F.W. van der Poel van 6 juni 2008, blijkt dat er, anders dan Van Eyk concludeerde, wel degelijk sprake is van psychische beperkingen die voortvloeien uit een psychiatrische stoornis of ziekte. De rechtbank heeft overwogen dat Van Eyk kennis heeft genomen van de visie van de behandelend psychiater Verbeeck en dat uit de brief van de opvolgend psychiater Van der Poel geen nieuwe gezichtspunten blijken. De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank. De Raad voegt daaraan toe dat in de voor appellant geldende Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) overigens wel enige psychische beperkingen zijn opgenomen, zodat in het licht van de conclusies van de deskundige niet kan worden gezegd dat de belastbaarheid van appellant door het Uwv is overschat. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat de belasting in de aan appellant voorgehouden functies met die FML in overeenstemming zijn. 4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 september 2009. (get.) C.W.J. Schoor. (get.) A.L. de Gier. KR