Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7549

Datum uitspraak2009-09-07
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-000088-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan ‘mensenhandel’. Zij hebben een kwetsbare jonge vrouw, die nog niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, ertoe gebracht tegen betaling seksuele handelingen te verrichten met derden. Vervolgens hebben zij het merendeel van het geld dat zij hiermee verdiende van haar afgenomen.


Uitspraak

Sector strafrecht Parketnummer: 21-000088-08 Uitspraak d.d.: 7 september 2009 TEGENSPRAAK PROMIS Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 24 december 2007 in de strafzaak tegen [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 augustus 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr L. Demmer, naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 02 maart 2007 te Utrecht en/of Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer], geboren op 19 juli 1989, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsoverweging1 Op 2 maart 2007 hebben de verbalisanten [namen verbalisanten] op de ventweg van de tippelzone aan de Europalaan te Utrecht [slachtoffer] aangetroffen.2 Controle van haar identiteitskaart wees uit dat zij geboren is op [geboortedatum]. Vervolgens is [slachtoffer] aangehouden. Zij heeft de dag erop aangifte gedaan van onder andere gedwongen prostitutie en uitbuiting.3 Zij heeft verklaard dat zij door [medeverdachte x] is gedwongen om voor hem als prostituee te gaan werken op de Europalaan in Utrecht. Zij was bang dat zij geslagen zou worden door hem als ze het niet zou doen. [Medeverdachte x] vertelde haar dat de mannen haar eerst moesten betalen en dat zij het verdiende geld na elke klant aan [medeverdachte x] moest geven. Ook noemde hij de bedragen die zij aan haar klanten moest vragen. De eerste keer dat zij op de Europalaan gewerkt heeft, op 26 februari 2007, is zij daar alleen met [medeverdachte x] naartoe gegaan. De tweede keer, op 27 februari 2007, is [slachtoffer] samen met [medeverdachte x], [medeverdachte y] en [verdachte] (het hof begrijpt dat met [naam] steeds verdachte bedoeld wordt), die [naam] genoemd wordt, met de trein naar Utrecht gegaan en zijn zij naar de Europalaan gelopen. Volgens [medeverdachte x] gingen [medeverdachte y] en [verdachte] mee voor bescherming. Net als de eerste dag kreeg zij in de trein een plastic zak met kleding van [medeverdachte x] met daarin de kleding die zij op de Europalaan moest dragen. Zij heeft die avond vijf klanten gehad en het daarmee verdiende geld aan [medeverdachte x] gegeven. De volgende dag, 28 februari 2007, werd zij door [medeverdachte y] en [verdachte] naar de Europalaan begeleid. Zij hebben samen de trein genomen naar station Utrecht en in de trein kreeg zij van [verdachte] vier condooms. Die avond heeft zij vier klanten gehad en het geld heeft zij vervolgens aan [medeverdachte y] gegeven. Op 1 maart 2007 is [slachtoffer] met [medeverdachte y] en [verdachte] met de bus naar de Europalaan gegaan. In de bus gaf [verdachte] haar vier condooms. Nadat zij drie klanten had gehad, zijn zij met de bus teruggegaan naar huis. In de bus heeft zij van [verdachte] een deel van het door haar verdiende geld gekregen. De dag erop, 2 maart 2007, had zij met [medeverdachte y] afgesproken dat zij om 18.00 uur in het winkelcentrum moest zijn. Zij is vervolgens met een auto opgehaald, waarvan [medeverdachte z] de bestuurder was en waar ook [verdachte] en [medeverdachte y] in zaten. Zij zijn naar de Europalaan gereden en in de auto heeft zij van [verdachte] condooms gekregen. [Slachtoffer] is op de Europalaan uitgestapt en [medeverdachte z], [verdachte] en [medeverdachte y] bleven aan de overkant van de weg staan. Vervolgens is [slachtoffer] door de politie aangehouden. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verklaard dat haar verklaring bij de politie naar waarheid is afgelegd.4 Verdachte is bij de politie gehoord en hij heeft verklaard dat [medeverdachte x] hem, voordat zij met [slachtoffer] naar de Europalaan zijn geweest, verteld heeft dat hij haar als hoertje wilde gaan gebruiken.5 Hij is met [medeverdachte x] meegegaan naar de Europalaan om de boel in de gaten te houden en hen te beschermen. Hij maakte zich zorgen om de veiligheid van [medeverdachte x] en [slachtoffer]. Verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was. Hij schat haar leeftijd op zestien of zeventien jaar, zeker geen achttien. Ze zijn met de trein naar Utrecht gereisd en vanaf daar lopend naar de Europalaan gegaan. Op de vraag of hij protectiegeld heeft ontvangen, heeft verdachte geantwoord dat hij rond de 20 à 30 euro van [medeverdachte x] heeft gekregen. Verdachte is daarna nog een keer meegegaan met [medeverdachte y] en [medeverdachte z]. Zij hebben [slachtoffer] bij een tankstation in Zeist opgehaald en haar naar de Europalaan gebracht. Hij is in totaal vier keer meegegaan naar de Europalaan toen [slachtoffer] daar ging werken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij op verschillende dagen mee is geweest naar de Europalaan ter bescherming, maar dat hij niet wist dat [slachtoffer] minderjarig was en dat de politie dat kennelijk verkeerd heeft opgevat. Voor wat betreft de leeftijd van [slachtoffer] houdt het hof verdachte aan zijn bij de politie afgelegde verklaring, mede gelet op de omstandigheid dat hij ook tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris, enkele dagen na zijn verhoor bij de politie, in aanwezigheid van zijn toenmalige raadsman heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer] minderjarig was. Tevens is [medeverdachte z] in juni 2007 bij de politie gehoord.6 Hij heeft verklaard dat hij een paar maanden daarvoor door [naam] (het hof begrijpt: verdachte) en een Poolse jongen is gevraagd hen met de auto naar Utrecht te brengen. Bij een tankstation in Zeist hebben zij een meisje opgehaald. [Verdachte] en de Poolse jongen hebben de tank van de auto van [medeverdachte z] deels gevuld en vervolgens kreeg hij van [verdachte] te horen dat hij naar de Europalaan moest rijden. [Verdachte] of de Poolse jongen vroegen aan [slachtoffer] of zij nog condooms bij zich had. Op grond van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de handelingen die verdachte heeft verricht niet slechts kunnen worden gekwalificeerd als die van een medeplichtige, zoals door de verdediging ter terechtzitting is aangevoerd. [Slachtoffer] is vijf opeenvolgende dagen door de verdachten in wisselende samenstelling en met verschillende vervoermiddelen naar de Europalaan te Utrecht gebracht. Verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was en dat zij door één van zijn mededaders, [medeverdachte x], in de prostitutie werd gedwongen. Toch is hij op vier van de vijf dagen meegegaan ter bescherming en heeft hij protectiegeld ontvangen van [medeverdachte x]. Verdachte bleef met zijn mededaders wachten totdat [slachtoffer] klaar was met haar werkzaamheden en zij eisten het door haar verdiende geld op. Bovendien verstrekten zij haar de condooms. Door aldus te handelen is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet dusdanig betrouwbaar zijn dat zij voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Het hof heeft echter geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Zij heeft immers de inhoud van haar aangifte bij de rechter-commissaris bevestigd en daarnaast wordt haar aangifte niet alleen op verschillende onderdelen ondersteund door de verklaring van verdachte, maar ook door die van [medeverdachte z]. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 27 februari 2007 tot en met 02 maart 2007 te Utrecht en Zeist, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer], geboren op 19 juli 1989, heeft vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte en zijn mededaders zich - kort gezegd - hebben schuldig gemaakt aan 'mensenhandel'. Zij hebben een kwetsbare jonge vrouw, die nog niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, ertoe gebracht tegen betaling seksuele handelingen te verrichten met derden. Vervolgens hebben zij het merendeel van het geld dat zij hiermee verdiende van haar afgenomen. Door deze vorm van uitbuiting is het slachtoffer in ernstige mate geschaad in haar lichamelijke en geestelijke integriteit alsmede in haar persoonlijke vrijheid. Het hof rekent dit verdachte in ernstige mate aan. Bovendien is het hof uit het dossier en hetgeen het slachtoffer daarover ter terechtzitting heeft verklaard gebleken dat zij nog steeds dagelijks met de gevolgen van het bewezenverklaarde wordt geconfronteerd en dat zij nog een lange weg te gaan heeft voordat zij weer - als dat al enigszins mogelijk is - normaal kan functioneren. Daartegenover staat dat de rol van verdachte bij het tenlastegelegde beperkt is gebleven tot een tijdsperiode van vier dagen en dat van hem niet het initiatief is uitgegaan om het slachtoffer als prostituee te laten werken. Het hof komt, zoals hiervoor overwogen, tot oplegging van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. In beginsel acht het hof oplegging van de straf zoals deze in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd passend. Echter, in de omstandigheid dat de zaak, nadat het dossier reeds op 27 augustus 2008 bij het hof is binnengekomen, pas op 24 augustus 2009 op een terechtzitting van het hof is behandeld, ziet het hof aanleiding om vanwege dit onwenselijk lange tijdsverloop, het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf met een maand te verkorten. De vordering van de benadeelde [slachtoffer] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 12.213,18. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 5.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden. Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact, direct noch indirect, zal hebben met [slachtoffer]. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]: Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij,[slachtoffer], te betalen een bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro). Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat. Aldus gewezen door mr H. Abbink, voorzitter, mr C.G. Nunnikhoven en mr M. Kuijer, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr H.J. Jansen, griffier, en op 7 september 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr M. Kuijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. 1 De hierna onder 2, 3, 5 en 6 te noemen bewijsmiddelen zijn als bijlagen gevoegd bij het stamproces-verbaal, nummer [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt op 14 juni 2007 door [naam verbalisanten], beiden brigadier van politie (p. 007 t/m 044). 2 Het procesverbaal van bevindingen, nummer [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt op 3 maart 2007 door [naam verbalisanten], beiden brigadier van politie (p. 045 en 046). 3 Het proces-verbaal van aangifte, nummer [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt op 4 maart 2007 door [naam verbalisant], hoofdagent van politie, en [naam verbalisant], aspirant van politie (p. 047 t/m 065). 4 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], afgelegd op [datum] bij mr M.N. Noorman, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Utrecht en als aparte bijlage opgenomen in het dossier. 5 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt op 13 juni 2007 door [naam verbalisant], brigadier van politie, en [naam verbalisant], hoofdagent van politie (p. 189 t/m 195). 6 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte z], nummer [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt op 12 juni 2007 door [naam verbalisant], brigadier van politie, en [naam verbalisant], hoofdagent van politie (p. 210 t/m 213).