Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7566

Datum uitspraak2009-09-03
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers629967
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Betekening dagvaarding, artikel 56 Rv en artikel 9 lid 2 Betekeningsverordening 2007. Betekenis "tijdig" in de zin van artikel 19 lid 1, slotzin Betekeninsverordening 2007? Relatieve bevoegdheid kantonrechter op grond van artikel 5 lid 1 sub b EEX-Verordening.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector Kanton, locatie Eindhoven Zaaknummer : 629967 Rolnummer : 09-5708 Uitspraak : 3 september 2009 In de zaak van: de besloten vennootschap E.On Benelux Levering BV, gevestigd te Eindhoven, eiseres, gemachtigde: Janssen & Janssen gerechtsdeurwaarders te Eindhoven, tegen: [gedaagde], wonende te Wurselen (Duitsland), gedaagde, niet verschenen, heeft de kantonrechter te Eindhoven het navolgende vonnis gewezen. 1. De procedure 1.1. Bij dagvaarding van 6 mei 2009 heeft eiseres verzocht gedaagde te veroordelen tot betaling van hoofdsom, rente en incassokosten, alsmede heeft eiseres een bewijs van waarmerking verzocht om de beslissing te voorzien van een Europese Executoriale Titel. Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met gedaagde een leveringsovereenkomst van gas en/of elektriciteit heeft gesloten ten behoeve van het verbruikersperceel te Vaals aan de [adres 1]. Gedaagde heeft de in rekening gebrachte facturen onbetaald gelaten. 1.2. Eiseres heeft bij akte van 30 juli 2009 de betekeningsstukken, inclusief het formulier als bedoeld in artikel 10 EG-Betekeningaverordening 1348/2000 (EG), overgelegd. 2. De beoordeling Verstekverlening? 2.1. Allereerst zal worden bezien of de betekening van de dagvaarding met inachtneming van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv), in het bijzonder artikel 56 Rv en de van toepassing zijnde Verordening 1393/2007 (EG), zijnde de zogenaamde Betekeningsverordening 2007 (hierna BetVo 2007), opgenomen regels heeft plaatsgevonden. 2.2. De dagvaardingstermijn bedraagt ingevolge artikel 115 lid 1 Rv vier weken. Krachtens artikel 56 lid 2 onder a jo lid 3 eerste zin Rv moet de datum van verzending door de als verzendende instantie optredende deurwaarder in aanmerking worden genomen als datum van betekening. Deze bijzondere regel ten aanzien van het moment waarop ten behoeve van de aanvrager de betekeningtermijn moet worden geacht te zijn gestart wordt toegestaan door artikel 9 lid 2 BetVo. Derhalve heeft als datum van betekening als bedoeld in artikel 115 Rv te gelden 6 mei 2009, zodat, conform artikel 119 lid 1 Rv rekenend vanaf de dag volgende op die der verzending, tot de datum van de zitting waartegen is gedagvaard – welke ingevolge artikel 119 lid 2 Rv niet meetelt – te weten 18 juni 2009, meer dan vier weken is verstreken. 2.3. Uit de aan de dagvaarding gehechte stukken blijkt voorts dat de dagvaarding op het woonadres van [gedaagde] aan de [adres 2] Würselen, Duitsland is achtergelaten op 2 juni 2009 door Gerechtspflegerin Beeretz te Aachen, optredend namens de ontvangende instantie Ambtsgericht Aachen, en wel in de bij het genoemde adres horende brievenbus (‘Briefkasten’). Een en ander blijkt uit het door eiseres overgelegde certificaat, weliswaar opgesteld met gebruikmaking van het oude, bij artikel 10 van de Betekeningsverordening 1348/2000, als per 13 november 2008 ingetrokken (artikel 25 lid 1 Bet-Vo 2007), dat echter op de voor deze zaak relevante punten gelijk is aan het huidig bij artikel 10 Bet-Vo 2007 horende model. 2.4. Nu de Gerechtspflegerin bij [gedaagde] een afschrift van de dagvaarding heeft achtergelaten als in onderdeel 3.1.3 omschreven op 2 juni 2009 en [gedaagde] is opgeroepen te verschijnen tegen de zitting van 18 juni 2009, rijst de vraag of de – formeel correcte – kennisgeving zodanig tijdig is geschied - als bedoeld in artikel 19 lid 1, slotzin Bet-Vo 2007 - dat [gedaagde] inderdaad gelegenheid heeft gehad verweer te voeren. De betreffende periode is in ieder geval minder dan de in artikel 119 Rv voorgeschreven vier weken en zelfs minder dan drie weken. Het stellen van een prejudiciële vraag over hetgeen ‘tijdig’ is in de zin van artikel 19 Bet-Vo 2007 behoort gezien artikel 68 EG-Verdrag niet tot de mogelijkheden. Voorts zal de kantonrechter een beslissing ten aanzien van verstekverlening thans achterwege laten, in de geest van artikel 19 Bet-Vo 2007 alsook om redenen van proceseconomie, vanwege hetgeen hieronder zal worden overwogen. Bevoegdheid? 2.5. De kantonrechter dient ook ambtshalve te beoordelen of, nu de gedaagde niet in Nederland woont, de Nederlandse rechter überhaupt rechtsmacht heeft en voorts, indien zulks het geval is, in beginsel ambtshalve te beoordelen – gezien artikel 110 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna Rv – of hij vervolgens relatief bevoegd is. 2.6. Eiseres heeft gesteld dat de meest kenmerkende prestatie, te weten de levering van gas en/of elektriciteit in Nederland is verricht en derhalve de Nederlandse rechter bevoegd is. Eiseres heeft hierbij gewezen op artikel 5 lid 1 sub a EEX-Verordening (Verordening 44/2001 (EG), ook wel ‘Brussel I- Vo’ geheten) en artikel 6 sub a Rv. Klaarblijkelijk heeft eiseres hierbij meegenomen dat naar door haar van toepassing geacht Nederlands recht het betalen van een geldschuld een brengschuld is (artikel 6:116 Burgerlijk Wetboek, hierna BW) zodat de rechter van de woonplaats van eiseres bevoegd zou zijn, aldus – klaarblijkelijk – eiseres. 2.7. Artikel 5 lid 1 onder b EEX-Vo wijst echter in het onderhavige geval (in beginsel, zie onderdeel 2.4) autonoom de plaats van uitvoering van de onderhavige overeenkomst aan. Immers, nu de vordering betrekking heeft op het leveren van gas en/of elektra aan een verbruikersperceel gelegen aan de [adres 1] te Vaals, heeft ingevolge dit artikel de Nederlandse rechter die bevoegd is te Vaals mede rechtsmacht in deze zaak. Vaals ligt immers in de ‘lidstaat’ Nederland. Dit geldt zowel voor de levering van gas, zijnde een roerende lichamelijk zaak (artikel 3: 2 jo 3:3 BW) als voor de levering van elektra, dat als verstrekking van een dienst kan worden beschouwd. In beide gevallen is immers mede bevoegd de rechter van de plaats in de lidstaat waar de zaken (gas) geleverd werden of de diensten (elektra) verstrekt werden. 2.8. Dat voorts de artikelen 15 e.v. EEX-Vo hier aan de orde kunnen zijn is gesteld noch gebleken. Overigens is mogelijk wel sprake van een consumentenovereenkomst als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder d EET-verordening (Verordening 805/2004 (EG), doch gezien de hieronder te nemen beslissing blijft onderzoek ter zake achterwege. 2.9. Nu artikel 5 lid 1 sub b EEX de rechter die bevoegd is te Vaals als Nederlandse relatief bevoegde rechter aanwijst, zal de kantonrechter – gezien artikel 3 EEX-Vo en gezien artikel 110 Rv – zich in deze relatief onbevoegd te verklaren en de zaak op grond van artikel 74 leden 1 en 3 Rv verwijzen naar de bevoegde kantonrechter, met bepaling van hetgeen in de beslissing is vermeld. 2.10. Wat de voortzetting van de procedure betreft wijst de kantonrechter partijen op het bepaalde in artikel 110, lid 2 Rv en artikel 74 lid 1 Rv, waaruit – kort samengevat – volgt dat ieder van partijen het recht heeft de overige partij(en) bij exploot op te roepen tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle van de bevoegde kantonrechter wil doen dienen. Ten aanzien van oproeping door eiseres van gedaagde, althans indien alsdan nog steeds woonachtig buiten Nederland, wijst de kantonrechter ten overvloede op hetgeen in onderdeel 2.4. is overwogen 2.11. De beslissing omtrent de proceskosten wordt gereserveerd. 3. De beslissing De kantonrechter: verklaart zich relatief onbevoegd tot kennisneming van de zaak; verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de Arrondissementsrechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht; reserveert de beslissing omtrent de proceskosten. Aldus gewezen door mr. R.R.M. de Moor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 3 september 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.