Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7596

Datum uitspraak2009-09-11
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers000840-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoekster heeft 254 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en is vrijgesproken van het feit waarop voormelde detentie betrekking had. Er zijn gronden van billijkheid aanwezig om verzoekster ter zake van immateriële schade een schadevergoeding toe te kennen. Politie en justitie hebben juist gehandeld door haar op basis van haar bekennende verklaringen in hechtenis te nemen en door - na het intrekken van haar verklaring - nader onderzoek te laten verrichten naar deze verklaringen en de persoonlijkheid van verzoekster. Nu achteraf bezien blijkt dat bij verzoekster sprake was van een ernstige psychische stoornis, welke past bij het afleggen van een valse bekentenis, zijn achteraf bezien de in verzekering stelling en voorlopige hechtenis onjuist geweest.


Uitspraak

Raadkamernummer eerste aanleg: 07/397 Parketnummer eerste aanleg: 18/630423-025 GERECHTSHOF LEEUWARDEN Beschikking d.d. 11 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op het hoger beroep tegen een beschikking ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering d.d. 26 september 2007 van de rechtbank te Groningen op een verzoek van: [verzoekster] geboren op [1984] te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats], [adres], Verzoekster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Wel verschenen is haar advocaat mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen. 1. De beschikking waarvan beroep De rechtbank heeft bij voormelde beschikking verzoekster een vergoeding toegekend van € 18.420,-. 2. Het verzoek Verzoekster vraagt vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke zij ten gevolge van ondergane detentie in een strafzaak heeft geleden ten bedrage van € 35.760,-, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven. Voorts vraagt verzoekster een vergoeding voor de gemaakte kosten van de indiening van het verzoekschrift. 3. Aanwending van het rechtsmiddel Het openbaar ministerie is blijkens akte d.d. 4 oktober 2007 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde beschikking in hoger beroep gekomen. 4. De behandeling in raadkamer Het hof heeft in openbare raadkamer van 28 augustus 2009 kennis genomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de strafzaak betrekking hebbende stukken. Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, alsmede de advocaat van verzoekster. 5. De beoordeling van het hoger beroep Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het hof het navolgende gebleken: - tegen verzoekster is een strafzaak aanhangig geweest, behandeld in eerste aanleg onder parketnummer 18/630423-05 door de rechtbank Groningen; - verzoekster heeft 254 dagen (te weten van 19 september 2005 tot en met 31 mei 2006) in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht - verzoekster is bij vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 19 april 2007 vrijgesproken van het feit, waarop voormelde detentie betrekking had; - voormeld vonnis is onherroepelijk geworden; - verzoekster heeft tengevolge van voormelde detentie schade geleden; - verzoekster heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend. Het hof is van oordeel, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoekster ter zake van immateriële schade een schadevergoeding toe te kennen. Hierbij stelt het hof vast dat politie en justitie op basis van de bekennende verklaringen van verzoekster destijds juist hebben gehandeld door haar in hechtenis te nemen en door - na het intrekken van haar bekennende verklaring - nader onderzoek te laten verrichten naar deze verklaringen en naar de persoonlijkheid van verzoekster. Achteraf bezien is gebleken dat bij verzoekster sprake was van een ernstige psychische stoornis en dat die stoornis past bij het afleggen van een valse bekentenis. Gelet hierop is het hof van oordeel dat - achteraf bezien - deze in verzekeringstelling en voorlopige hechtenis onjuist zijn geweest. Daarom is het hof van oordeel dat gronden van billijkheid aanwezig zijn om een schadevergoeding toe te kennen. Het hof acht het door de rechtbank toegekende bedrag van € 18.420,- terzake schadevergoeding redelijk. 6. Beslissing op het hoger beroep Het hof: bevestigt de beschikking waarvan beroep. Aldus gewezen door mrs. Poelman, Wachter en De Ruijter, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier. Griffier Voorzitter De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging ten aanzien van dit bedrag door overmaking van dat bedrag op bankrekening nr. 94.85.01.901 ten name van De Haan Advocaten en Notarissen onder vermelding van GZ/[verzoekster]/89Sv. Voorzitter Raadkamernummer: 840-07