Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7602

Datum uitspraak2009-09-14
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600549-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht verdachte schuldig aan het plegen van een straatroof, samen met zijn medeverdachte. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield bij het opleggen van de straf geen rekening met het feit dat een van de twee verdachten, omdat hij een semi-professionele voetballer is, de publicaties in de pers als extra leed heeft ervaren en dat zijn carrière waarschijnlijk ten einde is. Publieke figuren hebben (wellicht ongewild) een voorbeeldfunctie en juist zij dienen zich verre van dergelijke praktijken te houden.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16/600549-09 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 september 2009 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1986] te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Utrecht, locatie Wolvenplein raadsvrouwe mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: samen met een vriend een straatroof heeft gepleegd en € 3.950,= heeft buitgemaakt, waarbij het slachtoffer ten val is gekomen en is geslagen. 3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, zoals hij deze ter terechtzitting heeft afgelegd, de aangifte en de getuigenverklaring van mevrouw [getuige]. 3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen, maar wil de rechtbank wijzen op de verklaring van verdachte dat hij van tevoren niet de intentie had om geweld te gebruiken. Hij is door de reactie van aangever in paniek is geraakt en wilde zich daarop uit diens greep losrukken, waarbij hij inderdaad heeft geslagen. 3.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 31 augustus 2009 inhoudende dat hij samen met zijn vriend [medeverdachte] aangever van zijn geld heeft beroofd. Hij heeft verklaard dat hij in geldnood verkeerde en dat er een plan was om te kijken bij pinautomaten hoe ze aan geld konden komen. Zij zijn aangever vanaf de pinautomaat gevolgd om hem het geld afhandig te maken. Hij heeft aangever daarbij geslagen op het moment dat hij weerstand bood en verdachte vast probeerde te houden; - de aangifte van de heer [slachtoffer ] ; - de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] ; - de verklaring van getuige [getuige] . 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 mei 2009 te Bilthoven, aan de openbare weg, de Bosuillaan, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 3.950 euro, geheel toebehorende aan [slachtoffer ], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer ], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, - die [slachtoffer ] van achteren bij diens nek heeft vastgepakt waardoor die [slachtoffer ] van zijn fiets is gevallen en - terwijl die [slachtoffer ] op de grond lag met kracht meermalen tegen diens gezicht heeft gestompt en tegen diens hoofd heeft gestompt; De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 4 De strafbaarheid 4.1 De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 4.2 De strafbaarheid van verdachte Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 5 De strafoplegging 5.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, onder aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden: * dat hij zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens Centrum Maliebaan, onderdeel van de Reclassering Nederland; * dat hij te zijner tijd een risicotaxatie ondergaat bij De Waag en indien noodzakelijk een geïndiceerde behandeling ondergaat; * dat hij een nader te indiceren gokverslavingsbehandeling ondergaat. Ten aanzien van het beslag vordert zij de teruggave aan verdachte, met uitzondering van het geld, daarvan vordert de officier van justitie teruggave aan de rechthebbende, te weten de heer [slachtoffer ]. 5.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouwe is van mening dat de eis buitensporig hoog is gezien de persoon van verdachte. Hij heeft direct bekend en spijt betuigd. Omdat verdachte op hoog niveau voetbalt is door de pers aan het incident ook de nodige aandacht geschonken. Dit voegt extra leed toe. Ook is hij zijn baan kwijt. De raadsvrouwe verzoekt hiermee rekening te houden en stelt voor om te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis, met daarnaast een voorwaardelijk deel, zodat de Reclassering haar werk kan doen en een risicotaxatie kan laten uitvoeren bij De Waag. Verdachte leeft op grote voet en wil ook wel eens gokken, maar volgens eigen zeggen is dat geen verslaving, aldus de raadsvrouwe. 5.3 Het oordeel van de rechtbank Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. Mensen die worden overvallen geven veelal niet zonder slag of stoot hun eigendommen af. Het is te verwachten dat die mensen hun eigendommen trachten te beschermen en kostte wat kost trachten te voorkomen dat zij beroofd worden. Niet zelden wordt er dan geweld gebruikt door de daders die ook kostte wat kost die eigendommen willen hebben. In het onderhavige geval heeft de verdachte aangever bij zijn nek gepakt, waardoor hij van zijn fiets is gevallen en heeft verdachte hem vervolgens meermalen tegen zijn gezicht en hoofd gestompt om aldus met de buit weg te komen. Een dergelijke gewelddadige diefstal is voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring. Hierbij hebben verdachte en zijn kompaan kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hen er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. Dit wordt verdachte zwaar aangerekend. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank oprecht berouw toont. De rechtbank zal geen rekening houden met het feit dat verdachte, omdat hij een semi-professionele voetballer is, de publicaties in de pers als extra leed heeft ervaren en dat zijn carrière waarschijnlijk ten einde is. Publieke figuren hebben (wellicht ongewild) een voorbeeldfunctie en juist zij dienen zich verre van dergelijke praktijken te houden. Wel heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het wetboek van strafrecht, rekening gehouden bij de bepaling van de hierna te noemen straf, met de omstandigheid, dat verdachte op 30 juni 2009 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, subsidiair 50 dagen hechtenis, in verband met tweemaal overtreding van artikel 141 Sr., en dat hij nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan een misdrijf dat voor de hierboven genoemde datum is gepleegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten vier maanden voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk. 6 Het beslag 6.1 De teruggave aan verdachte De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen. 6.2 De teruggave aan de rechthebbende 7 De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geld aan de heer [slachtoffer ]. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: * omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; * omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarden * dat hij zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens Centrum Maliebaan, onderdeel van de Reclassering Nederland; * dat hij te zijner tijd een risicotaxatie ondergaat bij De Waag en indien noodzakelijk een geïndiceerde behandeling ondergaat; * dat hij een nader te indiceren gokverslavingsbehandeling ondergaat. - draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf; Beslag - gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten (als volgt genummerd op de lijst:) 1. spijkerbroek, merk Jack en Jones 2. trui, merk Scotch en Soda 3. één paar schoenen, merk K Swiss 4. één paar sokken, kleur blauw 6. mobiele telefoon, merk Sony Ericsson 7. mobiele telefoon, merk Nokia 8. mobiele telefoon, merk Apple Iphone (nb: er is geen nr. 5 op de lijst) - gelast de teruggave aan de heer [slachtoffer ] van het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten (as volgt genummerd op de lijst:) 9. € 3550,= (71x € 50,=) Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Kruijff-Bronsing, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. A.C.E. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van C. Lith-van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 september 2009.