Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7621

Datum uitspraak2009-09-14
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02-800090-09 [P
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft in kader van echtscheidingsprocedure goederen vernield. Nu verdachte ten tijde van het plegen van de feiten nog niet van tafel en bed of goederen was gescheiden van zijn echtgenote tegen wie het misdrijf is gepleegd, is op grond van artikel 353 juncto 316 van het Wetboek van Strafrecht vervolging voor de vernieling uitgesloten. De officier van justitie wordt op dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector strafrecht parketnummer: 02-800090-09 [P] Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 september 2009 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren op [datum en plaats], wonende te [adres] raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Breman-Nagtegaal, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: feit 1: zijn echtgenote heeft bedreigd met een buigijzer; feit 2: goederen die mede toebehoorden aan zijn echtgenote heeft vernield. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Blijkens het strafdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting was verdachte ten tijde van het plegen van de feiten de niet van tafel en bed of goederen gescheiden echtgenoot van [slachtoffer] tegen wie de misdrijven zijn gepleegd. Dit heeft tot gevolg dat op grond van artikel 353 in verbinding met artikel 316 van het Wetboek van Strafrecht de vervolging van verdachte voor de vernieling of beschadiging wordt uitgesloten. Ten aanzien van het onder 2. in de dagvaarding ten laste gelegde feit dient daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging van het overigens ten laste gelegde. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote heeft bedreigd met een zogenaamd buigijzer en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte. Ten aanzien van de in de dagvaarding onder 2. ten laste gelegde vernieling vordert zij vrijspraak nu het goederen betrof die in mede-eigendom aan verdachte toebehoorden en om die reden de wederrechtelijkheid ontbreekt. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 2. ten laste gelegde feit. Voor het overige refereert de raadsman van verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank. 4.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank acht het in de dagvaarding onder 1. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 31 augustus 2009 en afgelegd bij de politie ; - de aangifte van [slachtoffer] . 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 28 januari 2009 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die (slachtoffer) een buigijzer getoond en met een buigijzer met kracht tegen de gevel van de woning geslagen De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren. 6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank de vordering van de officier van justitie te volgen. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich in een lopende echtscheidingsprocedure door zijn emoties laten leiden en heeft zich agressief gedragen richting zijn echtgenote. Gevolg is niet alleen een ernstige verstoring in de toch al gespannen relationele verhoudingen maar ook een geschokt vertrouwen in zijn vader van de 4-jarige zoon van partijen die toevallig getuige was van de geweldsuitbarsting. Gezien verdachtes houding ter terechtzitting, heeft de rechtbank de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. 7 De benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een vergoeding van € 400,-- ter zake immateriële schade in verband met feit 1 en een vergoeding van € 5.068,27 ter zake materiële schade in verband met feit 2. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit 1, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde bedrag zal de rechtbank matigen en bepalen op € 250,--. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Nu de vervolging van verdachte ter zake van feit 2. is uitgesloten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering betreffende de materiële schade tengevolge van dit feit. Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Ontvankelijkheid van de officier van justitie - verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk voor het in de dagvaarding onder 2. tenlastegelegde feit; Bewezenverklaring - verklaart het in de dagvaarding onder 1. ten laste gelegde feit bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: Bedreiging met zware mishandeling; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen; - bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: * omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; Benadeelde partij - veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] van € 250,-- ter zake van immateriële schade; - veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; - verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09) - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres], € 250,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; - bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04) Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 september 2009. Mr. Kneepkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging 1. hij op of omstreeks 28 januari 2009 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die Noorlander een buigijzer getoond en/of met een buigijzer met kracht tegen de gevel van de woning geslagen en (daarbij) deze Noorlander dreigend de woorden toegevoegd : "Doe open anders kom ik naar binnen en/of kom dan, dan vechten we het uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 28 januari 2009 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, opzettelijk en wederrechtelijk de gevel van de woning gelegen aan de [adres] en/of een houten tuinbank en/of een tuinstoel en/of een tuinbeeld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht