Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7641

Datum uitspraak2009-09-15
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580306-08 en 06/850117-09, 06/580617-08, 06/580653-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tussenbeslissing van de rechtbank d.d. 15 september 2009 met betrekking tot gedane onderzoekswensen, twee verzoeken tot opheffing en/of schorsing van het bevel voorlopige hechtenis. Het preliminair verweer van verdachte B kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummers: 06/580306-08 en 06/850117-09 ([verdachte A]) (gev.ttz.) 06/580617-08 ([verdachte B]) 06/580653-08 ([verdachte C]) Uitspraak d.d.: 15 september 2009 Tegenspraak ([verdachte A], [verdachte B], [verdachte C]) / dip-dip-dip / oip-oip-oip TUSSENBESLISSING in de zaken tegen: [verdachte A], geboren te [plaats] op [1984], wonende te [adres, plaats], verblijvende in het Pieter Baan Centrum te Utrecht, raadsman: mr. J. Vlug, advocaat te Deventer; [verdachte B], geboren te [plaats] op [1982], wonende te [adres, plaats], verblijvende in het huis van bewaring te Almelo, raadsman: mr. G.F.M.G. Heutink, advocaat te Apeldoorn; [verdachte C], geboren te [plaats] op [1982], wonende te [adres, plaats], verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem, raadsman: mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam. Onderzoek van de zaken Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2009, in de drie (gelijktijdig behandelde doch niet gevoegde) zaken. VERZOEKEN INZAKE VERDACHTE [verdachte C] Verzoeken vermeld in de brief van de raadsman d.d. 21 juli 2009 De raadsman heeft in zijn brief d.d. 21 juli 2009 verzocht om de volgende getuigen te horen: 1. [administratief coördinator A Dille-team], administratief coördinator Dille-team. Door de rechter-commissaris is reeds positief beslist op dit verzoek van de raadsman. Het verzoek wordt hier dus afgewezen. 2. Divisieleiding en [divisiechef] (divisiechef ). De raadsman heeft met betrekking tot het horen van de divisieleiding en -chef aangevoerd dat het in het belang van de verdediging is dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om nadere vragen te stellen met betrekking tot de achtergrond en ins en outs van het formeren van het Dille-onderzoek. Voorts kan [divisiechef] -naar het oordeel van de raadsman- uitsluitsel geven over de vraag of de kwestie [voormalig tactisch coördinator] een rol heeft gespeeld bij het beëindigen van het Crick-team. De officier van justitie heeft zich verzet tegen het horen van de divisieleiding en [divisiechef]. Zij heeft zich beroepen op de brief van [rechercheofficier van justitie] (d.d. 24 augustus 2009) en is, gelet op de inhoud van de brief, van oordeel dat een verdedigingsbelang ontbreekt om de divisieleiding, waar [divisiechef] onderdeel van uitmaakt, te horen. De rechtbank is met betrekking tot het horen van de divisieleiding en [divisiechef] van oordeel dat op dit moment het (inhoudelijke) verband tussen Crick en Dille onvoldoende is komen vast te staan. Mede gelet op de brief van [rechercheofficier van justitie] van 24 augustus 2009 is de rechtbank van oordeel dat thans geen nieuwe feiten en omstandigheden ten opzichte van de beslissing van de rechtbank van 26 juni 2009 gebleken zijn. De rechtbank ziet derhalve aanleiding om de verzoeken tot het horen van de divisieleiding en [divisiechef] af te wijzen. 3. [analist Crick-onderzoek], (operationeel) analist Crick-onderzoek. Door de rechter-commissaris is bij brief van 27 augustus 2009 reeds positief beslist op dit verzoek van de raadsman. Het verzoek wordt hier dus afgewezen. Voorts heeft de raadsman in zijn brief d.d. 21 juli 2009 de volgende onderzoekswensen geuit: 4. Aanvullend proces-verbaal [administratief coördinator B Dille-team], administratief coördinator Dille-team. De raadsman heeft verzocht om een aanvullend proces-verbaal van [administratief coördinator B Dille-team], waarin hij vermeldt of en zo ja welke ontlastende verklaringen met betrekking tot de verdachten [verdachte C] en [verdachte B] uit het Crick-onderzoek aan het procesdossier Dille zijn toegevoegd en welke ontlastende verklaringen ten aanzien van [verdachte C] niet aan het dossier zijn toegevoegd. De officier van justitie heeft zich per brief d.d. 25 augustus 2009 op het standpunt gesteld dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd. Uit de verklaringen van [administratief coördinator B Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] (tactisch coördinator Dille) volgt dat het onderzoek Crick is gecontroleerd op relevante informatie in belastende en ontlastende zin en dat deze informatie aan het Dille-dossier is toegevoegd. Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat [analist Crick-onderzoek] hieromtrent kan verklaren en dat [analist Crick-onderzoek] door de rechter-commissaris zal worden gehoord. Zij verzet zich tegen het opmaken van een aanvullend proces-verbaal. De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 27 augustus 2009 de officier van justitie opgedragen verbalisant [administratief coördinator B Dille-team] het door de raadsman verlangde proces-verbaal te laten opstellen. Het verzoek wordt hier dus afgewezen. 5. Toevoegen evaluatierapport Crick-onderzoek. De raadsman heeft verzocht het evaluatierapport van het Crick-onderzoek aan het dossier toe te voegen, omdat daaruit kan worden afgeleid of en waarom door het Crick-team al dan niet BOB-middelen zijn ingezet en waarom gelijk vanaf het begin van het Dille-onderzoek wel BOB-middelen zijn ingezet. De officier van justitie heeft zich verzet tegen het toevoegen van het evaluatierapport, nu het een intern document betreft. Tevens heeft zij gewezen op de brief van [rechercheofficier van justitie] (d.d. 24 augustus 2009), die duidelijkheid geeft op de vragen van de verdediging. De rechtbank stelt vast dat het begrip processtukken in de wet niet is gedefinieerd. Voor zover het gaat om stukken die van invloed kunnen zijn op het bewijs, is het uitgangspunt dat de officier van justitie het dossier samenstelt en bepaalt welke stukken behelzende de resultaten van het opsporingsonderzoek tot de processtukken gaan behoren. In het dossier dienen te worden gevoegd stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin. Het voorgaande neemt niet weg dat de rechtbank ambtshalve, op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van het openbaar ministerie alsnog de toevoeging aan het dossier van bepaalde stukken kan gelasten (zie Hoge Raad 7 mei 1996, NJ 1996, 687, r.o. 5.9). Een dergelijk verzoek is in casu door de raadsman gedaan. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd dat het evaluatierapport redelijkerwijs van belang kan zijn voor verdachte. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot het toevoegen van het evaluatierapport Crick af. 6. Opstellen overzicht stukken die van het Tompoes-onderzoek zijn toegevoegd aan het Dille-dossier. De raadsman heeft verzocht [administratief coördinator B Dille-team] een proces-verbaal te laten opstellen met betrekking tot de stukken die uit het Tompoes-onderzoek zijn overgeheveld naar het Dille-dossier, teneinde te kunnen controleren of de inmiddels bijgevoegde stukken de enige overgehevelde stukken uit Tompoes zijn en indien er nog meer stukken zijn, welke dat zijn. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een tweetal verzoeken ex artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering is gedaan aangaande het gebruik van de gegevens uit het Tompoes-onderzoek. Het betreft een tweetal OVC-gesprekken die op pagina 7476 e.v. aan het Dille-dossier zijn toegevoegd. Er zijn geen andere stukken uit het Tompoes-onderzoek toegevoegd aan het Dille-dossier. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ter terechtzitting een uitputtend antwoord heeft gegeven op de vragen van de raadsman. De rechtbank wijst het verzoek tot het opstellen van een overzicht van de stukken die van het Tompoes-onderzoek zijn toegevoegd aan het Dille-dossier af. 7. Toevoegen processen-verbaal van de overige infiltranten dan ‘[naam 1]’. De raadsman heeft verzocht om toevoeging van de door de overige onder dekmantel werkende politiemensen (anders dan A3170 ([naam 1])) opgestelde processen-verbaal van hun inzet als politiële informatie-inwinner, om te kunnen controleren en bepalen of de daarin opgenomen informatie al dan niet relevant is voor het proces-dossier. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte [verdachte A] niet tegenover deze infiltranten over de moord op [slachtoffer] heeft verklaard. De officier van justitie acht het verzoek onvoldoende gemotiveerd. De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 27 augustus 2009 de officier van justitie opgedragen de verslagen van de andere onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren, welke verslagen anders zijn dan die van A3170 ([naam 1]) die reeds aan het procesdossier zijn toegevoegd, aan het procesdossier toe te voegen. Verzoeken gedaan ter terechtzitting 1 september 2009 De raadsman heeft ter terechtzitting de volgende onderzoekwensen naar voren gebracht. 8. Horen van de getuige [getuige A]. De raadsman heeft verzocht om getuige [getuige A] te horen, teneinde de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige B] te onderzoeken. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het horen van voornoemde getuige. De rechtbank oordeelt dat verdachte op grond van de door de raadsman genoemde reden een verdedigingsbelang heeft bij het horen van de getuige [getuige A]. De rechtbank wijst het verzoek toe. 9. [voormalig tactisch coördinator] (voorheen werkzaam bij de regiopolitie Noord-Oost Gelderland, voormalig tactisch coördinator Crick-team); 10. Voorts heeft de raadsman verzocht om de stukken uit het Flamingo-onderzoek toe te voegen aan het Dille-dossier. De raadsman heeft verzocht getuige [voormalig tactisch coördinator] te ondervragen over zijn rol bij de overgang van het Crick-onderzoek naar het Dille-onderzoek. Voorts heeft de raadsman verzocht het Flamingo-onderzoek toe te voegen aan het Dille-dossier om zelf onderzoek te doen naar de vraag welke gevolgen het lekken van [voormalig tactisch coördinator] heeft gehad voor het onderzoek tegen verdachte [verdachte C]. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de huidige situatie niet verschilt ten opzichte van de situatie op 12 juni 2009, ten tijde van de regiezitting. Voorts verwijst zij naar de brief van [rechercheofficier van justitie] d.d. 24 augustus 2009, waarin een uiteenzetting wordt gegeven over het Flamingo-onderzoek. De officier van justitie verzet zich tegen het horen van [voormalig tactisch coördinator] alsmede tegen het toevoegen van het Flamingo-onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot het horen van [voormalig tactisch coördinator], alsmede het verzoek tot het toevoegen van het Flamingo-onderzoek onvoldoende zijn onderbouwd in het kader van de aan de orde zijnde verdenking. Voorts is de rechtbank van oordeel dat geen nieuwe feiten en omstandigheden ten opzichte van de beslissing van de rechtbank van 26 juni 2009 naar voren gekomen zijn De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van [voormalig tactisch coördinator], alsmede het verzoek tot het toevoegen van het Flamingo-onderzoek aan het Dille-dossier af. 11. [teamleider Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] (respectievelijk teamleider en tactisch coördinator Dille-team). De raadsman heeft aangevoerd [teamleider Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] te willen ondervragen ten aanzien van het vernietigen van de geheimhoudersgesprekken. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tapgesprekken onmiddellijk na ontvangst van het bevel tot vernietiging zijn vernietigd. Anders dan de Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders voorschrijft, hebben verbalisanten daar niet onmiddellijk proces-verbaal van opgemaakt. De officier van justitie is van oordeel dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en dat er geen verdedigingsbelang is. Het verzoek dient naar haar oordeel te worden afgewezen. In dit stadium twijfelt de rechtbank niet aan (de inhoud van) het ambtsedig proces-verbaal van [teamleider Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] (dossierpagina 8421-8422) waarin -hoewel te laat opgemaakt- is gerelateerd dat zowel de papieren als digitale versies van de gesprekken zijn vernietigd. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman af. 12. Horen van de overige infiltranten dan A3170 ([naam 1]). De raadsman heeft verzocht dat hem de mogelijkheid wordt gegeven om na het geplande verhoor door de rechter-commissaris van ‘[naam 1]’ de overige infiltranten te laten horen door de rechter-commissaris. De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen verdedi¬gingsbelang is, omdat [verdachte A] niet over zijn betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] heeft verklaard tegenover de overige infiltranten. Voorts heeft zij -subsidiair- aangevoerd zich te kunnen vinden in een open verwijzing naar de rechter-commissaris om, indien het verhoor van ‘[naam 1]’ daartoe aanleiding geeft, de overige verbalisanten onder dezelfde condities als deze [naam 1] te laten horen door de rechter-commissaris. De rechtbank zal het verzoek afwijzen nu zij van oordeel is dat het verzoek vooralsnog onvoldoende onderbouwd is. Het zal later dienen te blijken of onder andere het verhoor van getuige A3170 ([naam 1]) leidt tot een nadere onderbouwing van het verzoek. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de overige politieambtenaren af. Overigens zal de rechtbank open naar de rechter-commissaris verwijzen. VERZOEKEN INZAKE VERDACHTE [verdachte A] Verzoeken vermeld in de brief van de raadsman d.d. 28 augustus 2009 De raadsman heeft in zijn brief d.d. 28 augustus 2009 verzocht om meerdere getuigen te horen. Ter terechtzitting van 1 september 2009 heeft de raadsman verzocht om in plaats van [naam 6] (officier van justitie te Arnhem), [naam 4] (voorheen officier van justitie te Zutphen) te horen. Voorts heeft hij zijn verzoek tot het horen van [getuige C] ingetrokken. De raadsman heeft verzocht om de volgende getuigen te horen: 1. [naam 2], rechercheofficier van justitie te Zutphen; 2. [naam 3], zaaksofficier van justitie, Landelijk Parket; 3. [naam 4], voorheen officier van justitie te Zutphen; 4. [naam 5], CIE-officier van justitie te Zutphen; 5. [divisiechef], divisiechef; 6. Alle rechercheurs uit het oorspronkelijke Crick-onderzoek. De raadsman acht het van belang de voornoemde getuigen te horen met betrekking tot de CIE-informatie. De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de hypothese in de brief (pagina 1, laatste alinea) van de raadsman d.d. 28 augustus 2009 aan de rechter-commissaris niet is onderbouwd en geen steun vindt in het dossier. [CIE-chef] heeft verklaard over de wijze van totstandkoming van het CIE-proces-verbaal. De hier verzochte getuigen zijn niet bekend met de herkomst van de CIE-melding van 14 maart 2008. De officier van justitie heeft zich verzet tegen het horen van de onder 1 tot en met 6 genoemde getuigen. Met betrekking tot het horen van [divisiechef] als getuige, verwijst de rechtbank naar haar (afwijzende) beslissing genomen op het door de raadsman van verdachte [verdachte C] gedane verzoek (onder 2.). Ook overigens geldt dat op dit moment het (inhoudelijke) verband tussen Crick en Dille onvoldoende is komen vast te staan. De rechtbank is van oordeel dat thans geen nieuwe feiten en omstandigheden ten opzichte van de tussenbeslissing van de rechtbank van 26 juni 2009 gebleken zijn, reden waarom het verzoek tot het horen van de getuigen 1 tot en met 6 wordt afgewezen. 7. [administratief coördinator A Dille-team], administratief coördinator Dille-team; 8. [analist Crick-onderzoek], (operationeel) analist Crick-onderzoek. Door de rechter-commissaris is reeds positief beslist op beide verzoeken van de raadsman. De verzoeken worden hier afgewezen. Voorts heeft de raadsman in zijn brief d.d. 28 augustus 2009 de volgende verzoeken om (nader) onderzoek gedaan. 9. Toevoegen evaluatierapport Crick-onderzoek. De raadsman heeft verzocht om toevoeging van het evaluatierapport van het Crick-onderzoek aan het Dille-dossier. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd. Voorts is zij van oordeel dat het een intern document betreft. De officier van justitie heeft tot afwijzing van het verzoek geconcludeerd. De rechtbank verwijst naar haar (afwijzende) beslissing genomen op het door de raadsman van verdachte [verdachte C] gedane verzoek (onder 5.) tot het toevoegen van het evaluatierapport aan het Dille-dossier. 10. Toevoegen integraal afsprakenjournaal. De raadsman heeft verzocht om toevoeging van het integraal afsprakenjournaal. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de raadsman dient te worden afgewezen, nu het integraal afsprakenjournaal een intern stuk is. Voorts heeft zij aangevoerd dat in het integraal afsprakenjournaal niet staat vermeld welke opsporingshandelingen zijn verricht. De rechtbank verwijst naar haar overweging ten aanzien van het toevoegen van alle politiejournaals aan het Dille-dossier in haar tussenbeslissing van 26 juni 2009 (pagina 7, onder punt 5). De rechtbank is van oordeel dat een integraal afsprakenjournaal een intern document is, dat niet aan het procesdossier dient te worden toegevoegd. De rechtbank wijst het verzoek af. 11. Horen van overige infiltranten dan ‘[naam 1]’. De raadsman heeft verzocht de overige infiltranten te horen om de toegepaste opsporingsmethoden in kaart te brengen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat deze infiltranten uitgebreid proces-verbaal opstellen over de toegepaste opsporingsmethoden en –handelingen. De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen verdedi¬gingsbelang is, omdat [verdachte A] niet over zijn betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] heeft verklaard tegenover de overige infiltranten. Voorts heeft zij -subsidiair- aangevoerd zich te kunnen vinden in een open verwijzing naar de rechter-commissaris om, indien het verhoor van ‘[naam 1]’ daartoe aanleiding geeft, de overige verbalisanten onder dezelfde condities als deze [naam 1] te laten horen door de rechter-commissaris. De rechtbank verwijst naar haar (afwijzende) beslissing genomen op de door de raadsman van verdachte [verdachte C] gedane verzoeken (onder 12.) tot het horen van de overige politie-ambtenaren. Ten aanzien van het door de raadsman subsidiair aangevoerde, heeft de rechter-commissaris op 27 augustus 2009 de officier van justitie opgedragen de verslagen van de andere onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren, welke verslagen anders zijn dan die van A3170 ([naam 1]), aan het procesdossier toe te voegen. Overigens zal de rechtbank open naar de rechter-commissaris verwijzen. 12. Geheimhoudersgesprekken. De raadsman heeft verzocht te laten uitzoeken óf er gesprekken met de raadsman zijn getapt via twee van zijn telefoonnummers en zo ja, hoe en wanneer die gesprekken zijn vernietigd. De officier van justitie heeft gesteld dat uit het proces-verbaal blijkt dat meerdere geheimhoudersgesprekken met de raadsman zijn vernietigd. Bij de laatste controle is gecontroleerd op de bekende nummers. Daarbij is een aantal gesprekken met de raadsman naar voren gekomen, waarbij geen contact tot stand is gekomen (dossierpagina 8348). Deze geheimhoudersgesprekken zijn alsnog vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ter terechtzitting van 1 september 2009 uitputtend antwoord heeft gegeven op de door de raadsman aan zijn verzoek ten grondslag gelegde vragen. De rechtbank wijst derhalve het verzoek met betrekking tot het verifiëren van de vernietiging van de geheimhoudersgesprekken af. Ter terechtzitting heeft de raadsman geen aanvullende verzoeken gedaan. VERZOEKEN INZAKE VERDACHTE [verdachte B] Verzoeken vermeld in de brieven van de raadsman d.d. 31 augustus 2009 De raadsman heeft d.d. 31 augustus 2009 verzocht om de volgende getuigen te horen: 1. [teamleider Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] (respectievelijk teamleider en tactisch coördinator Dille-team). De raadsman heeft aangevoerd dat mogelijk niet in alle opzichten is gehandeld conform de Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders en de raadsman wenst daaromtrent [teamleider Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] te horen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tapgesprekken onmiddellijk na ontvangst van het bevel tot vernietiging, zijn vernietigd. Anders dan de instructie voorschrijft, hebben verbalisanten daar niet onmiddellijk proces-verbaal van opgemaakt. De officier van justitie is van oordeel dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en dat er geen verdedigingsbelang is. Het verzoek dient naar haar oordeel te worden afgewezen. De rechtbank verwijst naar haar (afwijzende) beslissing genomen op het door de raadsman van verdachte [verdachte C] gedane verzoek (onder 11.) tot het horen van [teamleider Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] als getuige. 2. (Plaatsvervangend) hoofd van de tapkamer van de ULI (KLPD) te Driebergen respectievelijk een deskundige terzake van de gang van zaken bij de ULI. De raadsman heeft aangevoerd deze perso(o)n(en) te willen horen over de technische aspecten van de vernietiging van geheimhoudersgesprekken, nu de raadsman de juistheid van de vernietiging betwist. Afhankelijk van de verklaring van het hoofd van de tapkamer, acht de raadsman het wenselijk dat een (onafhankelijke) deskundige een verklaring aflegt omtrent het vernietigen van geheimhoudersgesprekken. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tapgesprekken onmiddellijk na ontvangst van het bevel tot vernietiging, zijn vernietigd. Anders dan de instructie voorschrijft, hebben verbalisanten daar niet onmiddellijk proces-verbaal van opgemaakt. De officier van justitie is van oordeel dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en dat er geen verdedigingsbelang is. Het verzoek dient naar haar oordeel te worden afgewezen. De rechtbank verwijst aangaande het ambtsedig proces-verbaal van [teamleider Dille-team] en [tactisch coördinator Dille-team] (dossierpagina 8421-8422) naar haar motivering van de beslissing op het door de raadsman van verdachte [verdachte C] gedane verzoek (onder 11.). Wat er ook zij van het uitvoerige betoog van de raadsman met betrekking tot de technische gang van zaken bij de vernietiging van de geheimhoudersgesprekken, het is de rechtbank niet gebleken dat is afgeweken van de gangbare wijze waarop deze gesprekken worden vernietigd, zoals sinds jaren door de rechtspraak is geaccepteerd. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de genoemde medewerker(s) van de ULI en tot het horen van een deskundige terzake af. 3. [getuige B] De officier van justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het horen van deze getuige. De rechter-commissaris heeft in de zaak van medeverdachte [verdachte C] reeds beslist dat [getuige B] gehoord zou worden. Gelet op het verdedigingsbelang, wijst de rechtbank het verzoek tot het horen van [getuige B] toe. Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte [verdachte B] overigens aangegeven bij het geplande verhoor op 3 september 2009 bij de rechter-commissaris aanwezig te kunnen zijn. 4. [getuige A] De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het horen van voornoemde getuige. De rechtbank wijst het verzoek toe, zoals hiervoor met betrekking tot het door de raadsman van verdachte [verdachte C] gedane verzoek (onder 8) eveneens is beslist. 5. [getuige D] De raadsman heeft verzocht om getuige [getuige D] (de moeder van verdachte [verdachte A]) te horen over het feit wanneer zij van het schietincident op de hoogte is geraakt. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het horen van voornoemde getuige. De rechtbank wijst, gelet op het verdedigingsbelang, het verzoek tot het horen van [getuige D] toe. Verzoeken gedaan ter terechtzitting 1 september 2009 6. De raadsman heeft verzocht om toevoeging van het Flamingo-dossier aan de Dille-processtukken. De raadsman heeft verzocht het Flamingo-onderzoek toe te voegen om zelf onderzoek te doen naar de processtukken uit het Flamingo-onderzoek die mogelijk van belang zijn voor het Dille-dossier. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de huidige situatie niet verschilt ten opzichte van de situatie op 12 juni 2009. Voorts verwijst zij naar de brief van [rechercheofficier van justitie] d.d. 24 augustus 2009, waarin een uiteenzetting is gegeven over het Flamingo-onderzoek. De officier van justitie verzet zich tegen het toevoegen van het Flamingo-onderzoek aan het Dille-dossier. De rechtbank verwijst naar haar (afwijzende) beslissing genomen op het door de raadsman van verdachte [verdachte C] gedane verzoek (onder 10.) tot het toevoegen van het Flamingo-onderzoek aan het Dille-dossier en wijst het verzoek af. PRELIMINAIR VERWEER door/namens verdachte [verdachte B] strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsman heeft niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. De raadsman is van oordeel dat de rechtbank bij haar beslissing van 26 juni 2009 de officier van justitie heeft bevolen een proces-verbaal op te stellen omtrent de gang van zaken ten aanzien van (de overgang van) het Crick-onderzoek en Dille-onderzoek. De recherche-officier van justitie heeft een brief opgesteld, hetgeen geen proces-verbaal is. De daartoe door haar aangevoerde redenen, te weten dat zij opsporingsambtenaar noch zaaksofficier van justitie was en dat zij niet de toegevoegde waarde van een proces-verbaal ziet, zijn naar het oordeel van de raadsman geen juiste argumenten. Daarmee is, aldus de raadsman sprake van een vormverzuim en derhalve van een schending van de goede procesorde. Op grond van het Zwolsman-criterium dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard te worden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de brief van officier van justitie [naam 2] van 24 augustus 2009 net zoveel waarde kan worden gehecht als een door haar opgemaakt proces-verbaal, nu de officier van justitie een ambtseed heeft afgelegd. Er is geen sprake van een vormverzuim en derhalve kan het verweer niet slagen. De rechtbank is van oordeel dat er van de zijde van het openbaar ministerie geen sprake is geweest van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust en/of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, dat tot het uitspreken van de zwaarste sanctie, die van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, moet worden overgegaan. De rechtbank overweegt dat de brief van officier van justitie [naam 2] aan de zaaksofficier de door de rechtbank in haar tussenbeslissing van 26 juni 2009 verzochte informatie bevat. Officier van justitie [naam 2] heeft -staande onder ambtseed- in haar brief gemotiveerd waarom zij de vorm van de brief heeft gekozen in plaats van die van een proces-verbaal. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van verdachte -en daaruit voortvloeiend de procesorde- niet zijn geschaad. De rechtbank verwerpt het verweer en wijst het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie af. OVERIGE ONDERZOEKSWENSEN INZAKE VERDACHTEN [verdachte C], [verdachte A] EN [verdachte B] De drie raadslieden hebben zich aangesloten bij de onderzoekswensen die zijn gedaan door de raadslieden van medeverdachten, zodat alle beslissingen dienaangaande geacht worden te zijn genomen in de zaken van zowel verdachten [verdachte C], [verdachte A] als [verdachte B]. Voorts hebben zij ieder verzocht de zaken open te verwijzen naar de rechter-commissaris. De officier van justitie heeft zich daartegen niet verzet. De rechtbank zal derhalve de zaken open naar de rechter-commissaris verwijzen. VERZOEKEN AANGAANDE DE VOORLOPIGE HECHTENIS - strekkende tot schorsing van het bevel inzake verdachte [verdachte C] De raadsman van [verdachte C] heeft schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de officier van justitie heeft geweigerd een proces-verbaal op te (laten) maken omtrent de gang van zaken ten aanzien van de overgang van het Crick-onderzoek naar het Dille-onderzoek. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis voor bepaalde tijd (tot aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte [verdachte C]). - strekkende tot opheffing c.q. schorsing van het bevel inzake verdachte [verdachte B] De raadsman van [verdachte B] heeft opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. Ook hij heeft daartoe aangevoerd dat de officier van justitie heeft geweigerd een proces-verbaal op te (laten) maken omtrent de overgang van het Crick-onderzoek naar het Dille-onderzoek. Ter onderbouwing van het verzoek tot opheffing heeft de raadsman bovendien aangevoerd dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn. - reactie op voormelde verzoeken De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met het feit dat geen verslag is gedaan in de vorm van een proces-verbaal maar in briefvorm, inhoudelijk is voldaan aan het bevel van de rechtbank. De belangen van de verdachten zijn niet in het geding gekomen. Voorts hebben de raadslieden geen overige bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de voorlopige hechtenis geschorst zou moeten worden. De belangen van strafvordering dienen zwaarder te wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachten. De officier van justitie heeft zich verzet tegen opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis ten aanzien van zowel verdachte [verdachte C] als verdachte [verdachte B]. - beoordeling door de rechtbank Gelet op het hiervoor overwogene met betrekking tot het namens verdachte [verdachte B] gevoerde preliminair verweer, alsmede gelet op voormelde beslissingen op de onderzoeksverzoeken, wijst de rechtbank het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte [verdachte B] af. De ernstige bezwaren en de gronden voor voorlopige hechtenis zijn nog onverkort aanwezig. De verzoeken tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachten [verdachte C] en [verdachte B] worden afgewezen, nu schorsing zich niet met de gronden verdraagt. Het strafrechtelijk maatschappelijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis van beide verdachten weegt zwaarder dan de persoonlijke belangen bij vrijlating. Dat geldt evenzeer voor schorsing voor bepaalde tijd, zoals namens verdachte [verdachte C] is bepleit. Beslissing De rechtbank: - verwerpt het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, in de zaak van verdachte [verdachte B]; - wijst af de verzoeken tot het horen van de getuigen: • divisieleiding; • [divisiechef] (divisiechef); • [voormalig tactisch coördinator] (voorheen werkzaam bij de regiopolitie Noord-Oost Gelderland; voormalig tactisch coördinator Crick-team); • [teamleider Dille-team] (teamleider Dille-team); • [tactisch coördinator Dille-team] (tactisch coördinator Dille-team); • overige onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren (buiten [naam 1]); • [naam 2] (rechercheofficier van justitie te Zutphen); • [naam 3] (zaaksofficier van justitie, Landelijk Parket); • [naam 4] (voorheen officier van justitie van justitie te Zutphen); • [naam 5] (CIE-officier van justitie te Zutphen); • alle rechercheurs uit het oorspronkelijke Crick-onderzoek; • (plaatsvervangend) hoofd van de tapkamer van de ULI (KLPD) te Driebergen; • deskundige terzake ULI; - wijst toe de verzoeken tot het horen van de volgende getuigen: • [getuige A]; • [getuige B]; • [getuige D]; - wijst af de verzoeken tot toevoeging aan de processtukken van: • het evaluatierapport Crick-onderzoek; • een overzicht van stukken die van het Tompoes-onderzoek zijn toegevoegd aan het Dille-dossier; • het Flamingo-onderzoek; • het integraal afsprakenjournaal; • nader onderzoek naar het vernietigen van de geheimhoudersgesprekken; - verwijst de zaken voor nader onderzoek naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en stelt daartoe de stukken in handen van de rechter-commissaris, met het verzoek als getuigen te horen: • [getuige A], geboren op [1965] te [plaats] (Maleisië), wonende te [plaats] ([gemeente], België), [adres]; • [getuige B], geboren op [1981] te [plaats], wonende te [plaats, adres]; • [getuige D], geboren op [1962] te [plaats], wonende te [plaats, adres]; en voor het overige te doen hetgeen de rechter-commissaris in deze verder dienstig voorkomt; - wijst af het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis inzake verdachte [verdachte C]; - wijst af het verzoek tot opheffing en het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis inzake verdachte [verdachte B]. Deze beslissing is gegeven door mrs. Hödl, voorzitter, Varenhorst en Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2009.